Psalm 72 -11-  Over woestijnbewoners gesproken
15/03/2021

Psalm 72 -11- Over woestijnbewoners gesproken

Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:

Gebed voor Salomo

1Voor Salomo.
O God, geef de koning Uw recht
en Uw gerechtigheid aan de zoon van de koning.

2Dan zal hij over Uw volk rechtspreken met gerechtigheid
en over Uw ellendigen met recht.

3De bergen zullen voor het volk vrede dragen
en de heuvels, met gerechtigheid.

4Hij zal de ellendigen van het volk recht doen,
Hij zal de kinderen van de arme verlossen
en de onderdrukker verbrijzelen.

5Zij zullen U vrezen zolang de zon en de maan er zijn,
van generatie op generatie.

6Hij zal neerdalen als regen op het gemaaide veld,
als regendruppels die de aarde bevochtigen.

7In Zijn dagen zal de rechtvaardige tot bloei komen;
er zal grote vrede zijn, tot de maan er niet meer is.

8Hij zal heersen van zee tot zee,
van de rivier de Eufraat tot de einden der aarde.

9De woestijnbewoners zullen voor Hem neerbukken,
Zijn vijanden zullen het stof oplikken.

Psalm 72 -11-

Over woestijnbewoners gesproken
Vandaag wil ik met je stil staan bij het laatst gelezen vers:

De woestijnbewoners zullen voor Hem neerbukken,
Zijn vijanden zullen het stof oplikken.

Zij die in de woestijn wonen, zullen voor hem buigen zegt de tekst. Het woord dat is vertaald met “zij die in de woestijn wonen tzı- yim, betekent: degenen die in woestijnen, droge plaatsen, eenzaamheid verblijven; en het zou zowel op dieren als op mensen kunnen worden toegepast.

Het woord tzi yim vinden we voor het eerst in Jesaja 13:21. En het is niet voor niets dat in dit hoofdstuk over de ondergang van Babel wordt gesproken. De woestijnbewoners zullen voor Hem neerbukken en Zijn vijanden zullen het stof oplikken. Moeten we hier niet uit opmaken dat we hier in Psalm 72 te maken hebben met de ondergang of onderwerping van 1de woestijnbewoners aan de Messias? De woestijnbewoners blijken in het vervolg van het vers namelijk te worden aangeduid met Zijn vijanden!

Deze gedachte wordt bevestigd in Jesaja 23 vers 13 waar de Profeet Jesaja profeteert over de toekomst van Tyrus, een plaats die meerdere keren voorkomt in de Bijbel.

Even iets over Tyrus.

Al in het Oude Testament wordt Tyrus genoemd door Ezechiël. We lezen daar: Mensenkind, zeg tegen Tyrus, de stad die met haar havens de toegang tot de zee beheerst, de stad die handeldrijft met verre volken en landen overzee; Dit zegt God, de Heer:

Tyrus, ú hebt gezegd:

Ik ben volmaakt in schoonheid.
Uw grenzen liggen in het hart van de zeeën.
Zij die u bouwden, maakten uw schoonheid volkomen.
Van cipressen uit Senir bouwden zij al uw scheepsvloeren,
ceders uit Libanon namen zij om masten voor u te maken.
Van  eiken van Basan maakten zij uw roeiriemen,
uw planken maakten zij van ivoor,
ingelegd in cipressenhout,
uit de kustlanden van de Kittiërs.
Uw zeildoek was van kleurrijk geborduurd fijn linnen uit Egypte,
om als banier voor u te dienen.
Uw dektent was blauwpurper en roodpurper
uit de kustlanden van Elisa.
Als roeiers had u de inwoners van Sidon en Arvad.
Uw wijzen, Tyrus, die in u waren, díe waren uw matrozen.
De oudsten van Gebal en zijn wijzen waren bij u.
Zij dichtten de lekken in uw schepen.
Alle zeeschepen en hun zeelieden kwamen bij u
om handel met u te drijven.
Perzen, Lydiërs en Puteeërs dienden in uw leger als uw strijdbare mannen.
Schild en helm hingen zij bij u op. Díe vormden uw sieraad.
Arvadieten en Chelekieten waren rondom op uw muren,
en Gammadieten waren op uw torens.
Hun schilden hingen zij rondom aan uw muren.
Díe maakten uw schoonheid volkomen.
Tarsis deed zaken met u vanwege de overvloed aan allerlei bezittingen: voor zilver, ijzer, tin en lood verhandelden zij uw waren.
Javan, Tubal en Mesech, díe waren uw handelaars. Zij leverden u slaven27:13 slaven – Letterlijk: mensenzielen. en koperen voorwerpen als handelswaar.
Uit Beth-Togarma leverde men werkpaarden, rijpaarden en muildieren voor uw waren.

De Dedanieten dreven handel voor u. Veel kustlanden verkochten uw handelswaar
Ivoren slagtanden en ebbenhout gaven zij u als schatting terug.
Syrië deed zaken met u vanwege het vele werk dat u leverde. Smaragden, roodpurper, en kleurrijk geborduurd werk, fijn linnen, koraal en robijnen leverden zij voor uw waren.
Juda en het land Israël, díe waren uw handelaars in tarwe van Minnit, fijn meel, honing, olie en balsem, die zij als handelswaar aan u leverden.
Damascus deed zaken met u vanwege het vele werk dat u leverde, vanwege de veelheid van allerlei bezittingen: wijn uit Chelbon en witte wol.
Vedan en Javan leverden u handelswaar uit Uzal. Smeedijzer, kassia en kalmoes behoorden tot uw handelswaar.
Dedan was uw handelaar in zadelkleden voor het paardrijden.
rabië en alle vorsten van Kedar, die deden zaken met u27:21 met u – Letterlijk: met uw hand. in lammeren, rammen en bokken. Daarin deden zij zaken met u.
De handelaars van Sjeba en Raëma, díe waren uw handelaars in de allerbeste specerijen. Allerlei edelstenen en goud leverden zij u als uw waren.
Haran, Kanne en Eden, de handelaars van Sjeba, Assur en Kilmad dreven handel met u.
Zij waren op uw markten uw handelaars in pronkgewaden, in blauwpurperen mantels, voorzien van kleurrijk borduurwerk, in kleden van tweekleurige stof en in stevig gevlochten touwen.
De schepen van Tarsis vervoerden uw handelswaar voor u.
Zo lag u vol en zeer zwaar bevracht
in het hart van de zeeën.
Uw roeiers hebben u gebracht
op grote wateren,
de  oostenwind heeft u gebroken
in het hart van de zeeën.

En dan komt de omslag…

Uw bezittingen, uw waren, uw handelswaar, uw zeelieden, uw matrozen, zij die de lekken in uw schepen dichtten, zij die handel met u dreven, al uw strijdbare mannen die bij u waren, samen met heel uw menigte, die in uw midden is, zullen vallen in het hart van de zeeën op de dag van uw val.
Voor het geluid van het geschreeuw van uw matrozen
beven de opgezweepte golven Of: weidegronden.
Allen die roeiriemen vastgrijpen,
dalen af uit hun schepen.
Zeelieden, alle matrozen van de zee:
zij staan aan land.
Zij laten hun stem over u horen,
bitter schreeuwen zij,
stof werpen zij op hun hoofd,
zij wentelen zich in de as.
Vanwege u scheren zij zich helemaal kaal
en omgorden zij zich met rouwgewaden.

Zij bewenen u, bitter van ziel,
met een bittere rouwklacht.
Jammerend zullen zij een klaaglied over u aanheffen
en een weeklacht over u zingen:
Wie was als Tyrus, als de verwoeste,
in het midden van de zee?
Toen uw waren van overzee kwamen,
verzadigde u veel volken.
Met uw vele bezittingen en uw handelswaar
maakte u de koningen van de aarde rijk.
Nu ligt u in de waterdiepten,
gebroken door de zeeën;
uw handelswaar en heel uw menigte
zijn uit uw midden weggevallen.
Alle bewoners van de kustlanden zijn ontzet over u,
en hun koningen rijzen de haren te berge,
hun gezichten staan verwrongen.
Zij die zaken doen onder de volken,
sissen van afschuw over u.
U bent een  voorwerp van verschrikking geworden,
en u zult niet meer bestaan tot in eeuwigheid.

We lezen in de bijbel hoe de Heer het oordeel zal voltrekken over de hoogmoed van Tyrus.

Door al het handeldrijven raakte je verstrikt in onrecht en geweld. . . je schoonheid had je hoogmoedig gemaakt, je had wijsheid en luister verkwanseld.

Daarom heb ik je op de aarde neergeworpen, als een schouwspel voor andere koningen. Door je grote schuld, door je oneerlijke handel, waren je heiligdommen ontwijd…

Het aangekondigde oordeel is gekomen door Alexander de Grote, de Macedonische wereldveroveraar. Dat was in het jaar 332 vóór Christus.

Tsja en bij het lezen van dit alles moest ik onwillekeurig denken aan de huidige westerse wereld met al zijn pracht en praal dat in de tijd waarin wij leven stukje bij beetje lijkt af te brokkelen. Zou deze profetie mogelijk ook betrekking hebben op de westerse wereld. Hebben wij ons ook niet onvoorstelbaar hoogmoedig gedragen en doen we dat nog niet. Dat we denken dat het leven en de maatschappij maakbaar is. Zijn ook wij niet rijk en verrijkt en hebben ook wij niet aan geen ding gebrek?

Laten we leren van de geschiedenis van Tyrus en ons bekeren en verootmoedigen voor de God van Israel opdat ook ons niet het lot van Tyrus overkomt.

In al deze, behalve Jesaja 23:13 , wordt het woord tzı- yim weergegeven met “wilde beesten van de woestijn”, waarmee jakhalzen, struisvogels, en andere wilde dieren aangeduid; maar hier, en in Psalm 74:14, wordt het, zo lijkt het althans, toegepast op mensen, als aanduiding voor nomadische stammen. Mensen die geen permanent huis hebben, maar die van plaats tot plaats dwalen.

Het idee is dat deze wilde, zwervende, onrustige hordes aan hem onderworpen worden, en zullen buigen en zijn gezag erkennen. Dit kan alleen worden vervuld onder de Messias.

En zijn vijanden zullen het stof likken vervolgt de tekst.

Dit is een uitdrukking van de meest grondige onderwerping en verachtelijke vernedering. Het is een taal die is afgeleid van wat lijkt te gebeuren in oosterse landen, waar mensen zich op hun gezicht ter aarde werpen en hun mond op de grond plaatsen, als teken van eerbied of onderwerping.

Tenslotte moet ik denken aan Jesaja 49 waar de profeet spreekt over het Licht met een hoofdletter voor de heidenen, en dan lezen we in dit verband in vers 22 en 23:

Zo zegt de Heere HEERE:
Zie, Ik zal Mijn hand opheffen naar de heidenvolken,
naar de volken zal Ik Mijn banier omhoogsteken.
Dan zullen zij uw zonen brengen in de armen,
en uw dochters zullen gedragen worden op de schouder.

En koningen zullen uw verzorgers zijn
en hun vorstinnen uw voedsters.
Zij zullen zich voor u neerbuigen met het gezicht ter aarde
en zij zullen het stof van uw voeten likken.
U zult weten dat Ik de HEERE ben:
zij zullen niet beschaamd worden die Mij verwachten.

En zo is het.

Vandaag heb ik gekozen voor een lied van Thais Schucman Worthy, Waardig.

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב