Psalm 24 -4-: Over de zoon gesproken
22/05/2020

Psalm 24 -4-: Over de zoon gesproken

Passage: Psalm 24

Intocht van de HEERE

Een psalm van David.
De aarde is van de HEERE en al wat zij bevat,
de wereld en wie er wonen.

Want Híj heeft haar gegrondvest op de zeeën
en haar vastgezet op de rivieren.

Wie zal de berg van de HEERE beklimmen?
Wie zal staan in Zijn heilige plaats?

Wie rein is van handen en zuiver van hart,
wie zijn ziel niet opheft tot wat vals is, en niet bedrieglijk zweert.

Hij zal zegen ontvangen van de HEERE
en gerechtigheid van de God van zijn heil.

Dat is het geslacht van hen die naar Hem vragen,
die Uw aangezicht zoeken; dat is Jakob. Sela

Hef uw hoofden op, o poorten,
en verhef u, eeuwige deuren,
opdat de Koning der ere binnengaat.

Wie is deze Koning der ere?
De HEERE, sterk en geweldig,
de HEERE, geweldig in de strijd.

Hef uw hoofden op, o poorten,
ja, verhef ze, eeuwige deuren,
opdat de Koning der ere binnengaat.

Wie is Hij, deze Koning der ere?
De HEERE van de legermachten,
Hij is de Koning der ere. Sela

Psalm 24

Over de zoon gesproken
We denken vandaag verder na over Psalm 24 en dan de laatste verzen waar we lezen:

In Psalm 24 lezen we over de Herder Die terugkomt naar Zijn schapen, in eerste instantie naar volk Israel. Tot nu toe is dat nog niet duidelijk naar voren gekomen. Tot nu toe hebben we vooral de Herder gezien die de weg heeft vrijgemaakt voor Zijn schapen om te komen. In de verzen die we zojuist gelezen hebben zijn we als het ware toeschouwer van Zijn komst naar deze aarde, en in eerste instantie naar Zijn verloren schapen van het huis van Israel. Zijn wederkomst.
De laatste verzen die we vandaag gelezen hebben spreken als het ware luid en duidelijk over Zijn komst en ontvangst door het geslacht van hen die naar Hem vragen, die Zijn aangezicht zoeken; dat is Jakob.

Het gelezen gedeelte zou als het ware een scene van een script in een film kunnen zijn die zich aan je ogen ontrolt. Er is iemand voor de poort staat, die van buiten de poort roept: Doe open, 'opdat de Koning der ere binnengaat'. De reactie vanuit de stad is: Wie is deze Koning der ere? Waarop er geantwoord wordt: De HEERE, sterk en geweldig, de HEERE, geweldig in de strijd.

Dat is wat er heen en weer geroepen werd, dat is de boodschap die over moest komen om de poort open te doen voor de koning.

Tsja, ik moet onwillekeurig denken aan Zijn eerdere intocht in Jeruzalem, waarvan we lezen in Markus 11:

En zij brachten het veulen bij Jezus en wierpen hun kleren erop; en Hij ging erop zitten. Ook spreidden velen hun kleren op de weg uit en anderen hakten twijgen van de bomen en spreidden ze op de weg uit. En zij die vooropliepen en zij die volgden, riepen: Hosanna! Gezegend Hij Die komt in de Naam van de Heere! Gezegend het Koninkrijk van onze vader David, dat komt in de Naam van de Heere! Hosanna in de hoogste hemelen!

Hoe moet het voor Jezus geweest zijn om dat te horen, terwijl het volk niet wist wat ze zongen? Een paar dagen later riepen zij: Kruisig Hem, Kruisig Hem.

En Pilatus antwoordde opnieuw en zei tegen hen: Wat wilt u dan dat ik met Hem doen zal Die u de Koning van de Joden noemt? En zij riepen opnieuw: Kruisig Hem! Maar Pilatus zei tegen hen: Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan? En zij riepen nog harder: Kruisig Hem! Pilatus nu wilde de menigte tevredenstellen en liet Barabbas voor hen los; en hij leverde Jezus, nadat hij Hem gegeseld had, over om gekruisigd te worden.

Voel je als het ware het verschrikkelijk contrast van deze woorden. Hij, die kwam in de Naam van de Heere, wordt als het ware afgevoerd om gekruisigd te worden. Voor jou, die naar dit programma luistert. En voor mij. Om stil van te worden…

En de geschiedenis herhaalt zich of misschien beter gezegd heeft zich herhaald en zal zich herhalen. Met de andere zoon van God, in overdrachtelijke zin: Israel, het volk van God, die ook de zoon van God wordt genoemd in Hosea 11 vers 1:

Toen Israël een kind was, had Ik hem lief, en uit Egypte heb Ik Mijn zoon geroepen.

Van Jacob, die later Israel werd genoemd, staat in Genezis 27 al geschreven:

Volken zullen je dienen, naties zullen zich voor je buigen. Wees heerser over je broers, de zonen van je moeder zullen zich voor je buigen. Vervloekt moet zijn wie jou vervloekt, en gezegend wie jou zegent!

Zij die de gezegenden en bij uitstek het uitverkoren volk van  Vader zijn, hebben wij, de overige volken en niet te vergeten het christendom en de kerk, de gaskamers in gejaagd. En alsof dat niet genoeg was hebben we als kerk collectief beleden: Israel heeft bij God afgedaan. Kruisigt hen! Zes miljoen joden, Zijn Zoon, ging de gaskamer in. Verschrikkelijk, verschrikkelijk, verschrikkelijk. En eeuwenlang heeft de kerk gezegd dat alle vloek over Israel bestemd was voor de Joden en alle zegen voor de kerk in de vervangingstheologie. Er rust een vreselijke en onzegbare schuld op de volken en op de kerk. Het speelde blijkbaar al in de tijd van Paulus als we hem horen vertellen in Romeinen 11:

Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Volstrekt niet! Ik ben immers ook een Israëliet, uit het nageslacht van Abraham, van de stam Benjamin.

God heeft Zijn volk, dat Hij van tevoren kende, niet verstoten. Of weet u niet wat de Schrift zegt in de geschiedenis van Elia, hoe hij God aanspreekt over Israël en zegt:

Uw profeten hebben zij gedood en Uw altaren afgebroken, en ik ben alleen overgebleven. Ook staan zij mij naar het leven. Letterlijk: zoeken zij mijn ziel.

Maar wat zegt het Goddelijk antwoord tegen hem? Ik heb voor Mijzelf nog zevenduizend mannen overgelaten, die de knie voor het beeld van Baäl niet gebogen hebben.

Zo is er dan ook in deze tegenwoordige tijd een overblijfsel ontstaan, overeenkomstig de verkiezing van de genade.

Maar als het door genade is, is het niet meer uit de werken, anders is genade geen genade meer. En als het uit de werken is, is het geen genade meer, anders is het werk geen werk meer.

Wat Israël zoekt, dat heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen en de anderen zijn verhard,

zoals geschreven staat: God heeft hun een geest van diepe slaap gegeven, ogen om niet te zien en oren om niet te horen, tot op de dag van heden. En David zegt: Laat hun tafel voor hen worden tot een strik, tot een valkuil, tot een struikelblok en tot vergelding.

Laat hun ogen verduisterd worden, zodat zij niet zien en maak hun rug voor altijd krom.

Ik zeg dan: Zijn zij soms gestruikeld met de bedoeling dat zij vallen zouden? Volstrekt niet! Door hun val echter is de zaligheid tot de heidenen gekomen om hen tot jaloersheid te verwekken.

Als dan hun val voor de wereld rijkdom betekent en hun verlies rijkdom voor de heidenen, hoeveel te meer hun volheid!

Hun val, hun verlies, hun nu al bijna meer dan 2000 jaar achtervolging, vervloeking, antisemitisme, alsof het het afschrapsel is van de wereldbevolking, hun gang naar de gaskamers, hun vernedering die zijn nu al 2000 jaar moeten doorstaan betekend de rijkdom van het geloof voor de volken van deze wereld. Hoe ondoorgrondelijk zijn de wegen van de HEERE.

Wat zijn wij als christenheid onvoorstelbaar ver van het pad afgeraakt en behoren we ons te bekeren van deze verschrikkelijke zonde en misstap die we als christenheid hebben begaan. We behoren Israel lief te hebben en te zegenen met ons hele hart! Niet omdat het in deze tijd allemaal zulke brave borsten zijn, maar omdat zij het volk zijn dat God uitverkoren heeft. Punt uit zou ik zeggen. Een volgende keer hopen we hier verder over na te denken.

KLIK HIERONDER OM TE LUISTEREN


DELEN
[Sassy_Social_Share]

 

Onderwerpen:

Reactie verzenden

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב