Over een nieuw lied gesproken (9)
30/07/2021

Over een nieuw lied gesproken (9)

Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:


Naar aanleiding van de woorden uit Psalm 96 waar we leden over een nieuw lied in het eerste vers hebben w in de afgelopen dagen nagedacht over de eerste 6 nieuwe liederen zoals we die in het eerste testament vinden.

Vandaag wil ik met u afsluiten met het zevende nieuwe lied zoals we dat in het eerste testament, in Jesaja 42 vers 10 en volgend

We lezen daar met Israel:

10: Zing voor de HEERE een nieuw lied,
Zijn lof vanaf het einde der aarde,
u die de zee en al wat daarin is, bevaart,
u, eilanden en wie daarop wonen.

11 Laten de woestijn en zijn steden hun stem verheffen,
de dorpen waar Kedar woont.
Laten zij die in de rotsen wonen, juichen,
het vanaf de bergtoppen uitjubelen.

12Laten zij de HEERE eer geven,
en Zijn lof op de eilanden verkondigen.

13De HEERE zal uittrekken als een held.
Hij zal de strijdlust opwekken als een strijdbare man,
Hij zal juichen, ja, Hij zal het uitschreeuwen,
Hij zal Zijn vijanden overweldigen.

14Ik heb van oude tijden af gezwegen,
Ik heb Mij stilgehouden, Mij bedwongen.
Als een barende vrouw zal Ik het uitschreeuwen.
Ik zal verwoesten, ja, Ik zal tegelijk verslinden.

15Ik zal bergen en heuvels woest maken
en al hun gras zal Ik doen verdorren.
Ik zal van rivieren eilanden maken
en waterpoelen doen opdrogen.

16En Ik zal blinden leiden langs een weg die zij niet gekend hebben,
Ik zal hen doen gaan op paden die zij niet gekend hebben.
Ik zal vóór hen de duisternis veranderen in licht
en wat krom is in wat recht is.
Deze dingen zal Ik voor hen doen,
Ik zal hen niet verlaten.

17Maar wie op gesneden beelden vertrouwen,
wie tegen gegoten beelden zeggen:
U bent onze goden,
die zullen terugwijken en diep beschaamd worden.

18Doven, hoor!
Blinden, kijk en zie!

19Wie is er zo blind als Mijn dienaar,
doof zoals Mijn bode die Ik zend?
Wie is blind zoals de volmaakte,
blind zoals de knecht van de HEERE?

20U ziet wel veel dingen, maar u let er niet op.

Over een nieuw lied gesproken (9)
Vandaag staan we stil bij het laatste nieuwe lied in het eerste testament. Een bijzonder lied.

Eerst even in het kort de context van Jesaja 42.

Het volk Israel heeft zijn lessen inmiddels geleerd en hoofdstuk 40 begint dan ook met de opbeurende woorden: “Troost, troost mijn volk, zegt jullie God. Spreek Jeruzalem moed in, maak haar bekend dat haar slavendienst voorbij is, dat haar schuld is voldaan, omdat zij een dubbele straf voor haar zonden uit de hand van de Heer heeft ontvangen”.

Wat volgt is een oproep aan Gods knecht (in de NBV vertaald als ‘dienaar’): “Maar jou, Israël, mijn dienaar, Jakob, die ik uitgekozen heb, nakomeling van Abraham, mijn vriend, jou die ik heb weggehaald van de einden der aarde, die ik van haar verste uithoeken terugriep – jou zeg ik: Jij bent mijn dienaar, jou heb ik gekozen, ik heb je niet afgewezen. Wees niet bang, want ik ben bij je, vrees niet, want ik ben je God. Ik zal je sterken, ik zal je helpen, je steunen met mijn onoverwinnelijke rechterhand” (Jesaja 41:8-9).

Tussen haakjes, wat leven we nu toch in een bijzondere tijd en zien we bij wijze van spreken elke dag deze profetie in vervulling gaan wanneer we de berichten van Joden die Alijah maken op ons af zien komen.

Hier wordt met die knecht het volk Israël bedoeld; maar dat is tekortgeschoten in zijn roeping als God’s getuige en heeft nu zelf Gods hulp nodig om bevrijd te worden. Daarom zien we in de volgende hoofdstukken steeds duidelijker hoe God één in het bijzonder uit dat volk roept, de Knecht, die Hij heeft voorzien. Deze profetieën staan bekend als ‘de profetieën over de knecht des Heren’.

De eerste vinden we in hoofdstuk 42 van Jesaja: “Hier is mijn dienaar, hem zal ik steunen, hij is mijn uitverkorene, in hem vind ik vreugde” (Jesaja 42:1). Achteraf is het voor ons niet zo moeilijk te zien hoe de profeet hier van het verlossingswerk van de Heere Jezus.Jehua spreekt, Gods oplossing om zijn volk uit de gevangenschap en de slavernij van zonde en dood te redden.

In het eerste vers zien we hoe God verkondigt dat Hij zijn Knecht heeft aangesteld. Het is een Knecht naar Gods hart, die de verlossing volbrengt waartoe de mens niet in staat bleek. Een paar hoofdstukken eerder heeft Jesaja duidelijk getoond dat zelfs een diepgelovige koning als Hizkia uiteindelijk niet in staat was om het volk te redden.Na eerst veel geloof getoond te hebben, faalde hij uiteindelijk toch, en lette het meest op zijn eigen belang (Jesaja 39:8).

Voordat Gods reddingsplan ontvouwd wordt, schrijft Jesaja over de troost die God zal geven. Hoofdstuk 40 begon met troost voor het volk in ballingschap, maar vanaf het midden van hoofdstuk 41 breidt zich dat uit tot de hele wereld. Als Israël bij de uittocht uit Egypte tot een volk wordt, lezen we hoe God tot hen zei: “Als je mijn woorden ter harte neemt en je aan het verbond met mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor mij zijn, kostbaarder dan alle andere volken – want de hele aarde behoort mij toe. Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.” (Exodus 19:5-6).

Maar zij verzuimden dit daadwerkelijk te doen. Deze ‘Knecht’, Jeshua vervult die taak wel: “Ongebroken en vol vuur zal hij het recht op aarde vestigen; de kustlanden zien naar zijn onderricht uit." (Jesaja 42:4). In de NBG’51 is dit ‘onderricht’ vertaald als ‘wetsonderricht’, want in het Hebreeuws staat er het woord ‘torah’.

Met ‘kustlanden’ worden de uiteinden der aarde bedoeld. Vandaar dat, als deze woorden in het Nieuwe Testament worden aangehaald, we lezen “op zijn naam zullen alle volken hun hoop vestigen”. De Knecht, met Gods Geest, leert alle volken Gods wegen kennen. “Ik heb hem met mijn geest vervuld. Hij zal alle volken het recht doen kennen.” (Jesaja 42:1).

In het volgende hoofdstuk zien we een herhaling van dit thema van Israël dat Gods getuige is: "Mijn getuige zijn jullie – spreekt de heer –, mijn dienaar, die ik uitgekozen heb" (Jesaja 43:10). Evenals in de inleiding op hoofdstuk 42 is het hier gebruikte beeld dat van een denkbeeldige rechtszaak.

God daagt als het ware alle volken voor het gerecht, om te tonen dat zij hun vertrouwen alleen in Hem zouden moeten stellen. Israël is Gods eigen getuige, die Hij oproept om zijn zaak te steunen. En de volken mogen laten zien waar zij hun vertrouwen in stellen. Het is een thema dat een aantal malen voorkomt in de hoofdstukken 40 tot en met 55.

De volken stellen hun vertrouwen in hun afgoden, voorwerpen die ze zelf gemaakt hebben. En Jesaja maakt de mensen die daarop vertrouwen in toenemende mate belachelijk. In de eerste van deze passages, Jesaja 41 vanaf vers 21, voert God als bewijs aan hoe Hij de geschiedenis voorzegt, en daagt Hij de afgoden uit dat ook te doen: “Voer jullie rechtsgeding, zegt de Heer, lever overtuigende bewijzen, zegt Jakobs koning. Kom ermee voor den dag en vertel ons wat er gebeuren zal. Vertel ons over wat vroeger is gebeurd, zodat wij de afloop nu al kennen. Licht ons in over wat komen gaat, geef ons aanwijzingen over de toekomst, dan weten wij dat jullie goden zijn. Doe het, hetzij goed, hetzij slecht, zodat wij het met eigen ogen kunnen zien” (Jesaja 41:21-23).

Maar er volgt alleen stilte. Dan komt God met zijn bewijs. Hij laat een verlosser optreden. In de volgende hoofdstukken zullen we zien hoe twee dingen parallel lopen:

de verlossing door een menselijke koning, die het volk Israël zal bevrijden uit Babel, zodat het weer kan wonen in het land dat God hun wees

de verlossing die zij echt nodig hebben: die uit zonde en dood omdat zij niet in staat zijn aan Gods maatstaven te voldoen.

God roept een menselijke koning om Babel te vernietigen: "In het noorden liet ik iemand opstaan, en hij kwam, in het oosten, waar de zon rijst, riep hij mijn naam. Hij vertrapt stadhouders als leem, zoals een pottenbakker de klei treedt." (Jesaja 41:25).

En Hij roept een Verlosser om zonde en dood te vernietigen. De conclusie van de rechtszaak is dat de afgoden niets zijn. In de meer letterlijke vertaling van de NGB’51 komt de nadruk beter over: "Zie, zij allen zijn nietigheid; niets zijn hun werken, wind en ijdelheid hun gegoten beelden”. O

Om dan meteen Gods oplossing te presenteren, met een herhaling van dat ‘Zie’: “Zie, mijn knecht, die Ik ondersteun; mijn uitverkorene, in wie Ik een welbehagen heb." (Jesaja 41:29-42:1).

Zoals de Perzische koning Kores door God geroepen werd om zijn volk uit Babel te bevrijden zo zal Hij zijn uiteindelijke Knecht roepen om de werkelijke bevrijding tot stand te brengen, een verlossing voor alle volken, door hen terug te brengen tot hun Schepper.

Als dat geen zegen is.

 

Delen
[Sassy_Social_Share]

Reactie verzenden

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב