Over dood en leven gesproken
24/05/2021

Over dood en leven gesproken

Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:

Psalm 90

De eeuwige G’d en de vergankelijke mens

1Een gebed van Mozes, de man G’ds.
Heere, Ú bent ons een toevlucht geweest
van generatie op generatie.

2Al vóór de bergen geboren waren
en U de aarde en de wereld voortgebracht had,
ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid bent U G’d.

3U doet de sterveling terugkeren tot stof
en zegt: Keer terug, mensenkinderen.

4Want duizend jaren zijn in Uw ogen
als de dag van gisteren, wanneer die voorbijgegaan is,
of als een wake in de nacht.

5U spoelt hen weg, zij zijn als de slaap.
In de morgen zijn zij als het gras dat opkomt:

6in de morgen bloeit het en komt het op,
’s avonds wordt het afgesneden en het verdort.

7Want wij vergaan door Uw toorn,
door Uw grimmigheid worden wij door schrik overmand.

8U stelt onze ongerechtigheden voor Uw ogen,
onze verborgen zonden in het licht van Uw aangezicht.

9Want al onze dagen gaan voorbij door Uw verbolgenheid,
wij brengen onze jaren door als een gedachte.

10De dagen van onze jaren: daarin zijn zeventig jaren,
of, als wij zeer sterk (Letterlijk: bij krachten) zijn, tachtig jaren,
maar het beste daarvan is moeite en verdriet,
want het wordt snel afgesneden en wij vliegen heen.

11Wie kent de kracht van Uw toorn
en Uw verbolgenheid, wie weet hoezeer U te vrezen bent?

12Leer ons zó onze dagen tellen,
dat wij een wijs hart verkrijgen.

13Keer terug, HEERE, hoelang nog?
Laat het U berouwen over Uw dienaren.

14Verzadig ons in de morgen met Uw goedertierenheid,
dan zullen wij juichen en verblijd zijn, tijdens al onze dagen.

15Verblijd ons overeenkomstig de dagen waarin U ons verdrukt hebt,
overeenkomstig de jaren waarin wij het kwade gezien hebben.

16Laat Uw werk aan Uw dienaren gezien worden,
Uw glorie over hun kinderen.

17De lieflijkheid van de Heere, onze G’d, zij over ons;
bevestig het werk van onze handen over ons,
ja, het werk van onze handen, bevestig dat.

Over dood en leven gesproken-
Vandaag denken we na over de verzen 7 tot en met 10:

7Want wij vergaan door Uw toorn,
door Uw grimmigheid worden wij door schrik overmand.

8U stelt onze ongerechtigheden voor Uw ogen,
onze verborgen zonden in het licht van Uw aangezicht.

9Want al onze dagen gaan voorbij door Uw verbolgenheid,
wij brengen onze jaren door als een gedachte.

10De dagen van onze jaren: daarin zijn zeventig jaren,
of, als wij zeer sterk (Letterlijk: bij krachten) zijn, tachtig jaren,
maar het beste daarvan is moeite en verdriet,
want het wordt snel afgesneden en wij vliegen heen.

Laat ik vanmorgen maar direct, om het zo maar eens ge zeggen, met de deur in huis vallen. Het zijn nu niet bepaald opwekkende woorden die we zojuist met elkaar gelezen hebben. De verzen spreken over Gods toorn, grimmigheid, schrik, ongerechtigheden, verborgen zonden, verbolgenheid, moeite en verdriet.

Allemaal van die begrippen waar we eigenlijk met een grote boog omheen lopen. Onderwerpen die we liever maar mijden. Ook in de preken vandaag de dag in de kerken hoor je eer niet of nauwelijks meer over. We horen liever over G’ds trouw, liefde, lankmoedigheid en goedheid.

Maar we moeten met twee woorden spreken. Ja, God is liefde. Helemaal waar. Maar God is eveneens een verterend vuur.

In de Psalm is Mozes aan het woord. En hij getuigt; Want we worden verteerd door uw toorn. In de voorgaande verzen en in de voorgaande dagen hebben we beperktheid van de mens ten opzichte van de eeuwige God gezien.

Maar in dit vers vervolgt Mozes verder met een andere zwakheid van de mens en spreekt hij over de zwakheid en zonde van hemzelf en zijn eigen volk. En ik weet niet wat dat met u en jou doet, maar ik vind deze woorden uiterst pijnlijk en we zouden dit misschien wel het liefst bij wijze van spreken onder het vloekleed willen stoppen. Dan is het weg.

Maar vervolgt Mozes in zijn woorden: Gods toorn is heet over hen, en heeft hen “verteerd” – niet volledig, maar zo dat ze zeer “verontrust” zijn en terneergeslagen.

Door uw toorn zijn wij verontrust, zegt de Hebreeuwse tekst. En terecht. De gebruikte uitdrukkingen passen bij de tijd van de latere omzwervingen in de woestijn, toen de generatie die in het bijzonder had gezondigd, geleidelijk werd ‘verteerd’, zodat ze het Heilige land niet zou eten.

En wij anno 2021 zijn geen haar beter dan het volk in de woestijn. Ook wij kunnen niet zomaar bij wijze van spreken het Heilige land binnenlopen. Ook jij en ik zullen moeten sterven in deze woestijn. Precies zoals het volk Israel. Het hele volk stierf met uitzondering van Yeshua en Kaleb. En het nieuwe volk dat G’d geboren had doen worden. Zij mochten het land in bezit nemen.

Lieve mensen, zoals we geboren zijn, als nageslacht van Adam , waarin we de zonde van alle dag met ons lichaam en in onze geest meedragen, kan de Eeuwige geen gemeenschap met ons hebben. Dat is totaal uitgesloten. Die moet er aan.

Maar het Evangelie, de goede tijding is dat er een tweede Adam, een tweede Mens naar ons toegekomen is die het Leven met een hoofdletter heeft gebracht. Een Leven vanuit de dood. En dat wij, jij en ik Hem daarin mogen volgen. Als het ware opnieuw geboren mogen worden. Door de dood geboren worden. Je weet wel, het verhaal van de graankorrel. Je weet wel, de achterliggende betekenis van de dood. Geboren door het geboortewater en bloed heen tot het nieuwe leven. De vliezen zijn gebroken en we mogen door het geboortewater en het bloed van Christus, de Messias, het nieuwe leven ontvangen en het nieuwe, Heilige Land bij wijze van spreken innemen.

Weet je, laat ik vandaag maar weer eens eerlijk zijn. Als ik de woorden zo overdenk dan kan ik de Heere danken dat mijn leven eindig is en verlang ik er soms naar om bij Hem te zijn. Alle tranen en moeite weg. Want het beste van dit leven is moeite en verdriet zegt Mozes.  Maar er is meer, want als we hier zouden stoppen, dan zou het een hopeloze zaak zijn. Maar het volk van Israel moest nog een keer door het water heen, door de Jordaan om het land in bezit te nemen. Een land van melk en honing.

En de apostel Paulus spreekt daar ook over in 2 Korinthe 5:

1Wij weten immers dat, wanneer ons aardse huis, deze tent, afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.
2Want in deze tent zuchten wij ook, en verlangen wij er vurig naar met onze woning die uit de hemel is, overkleed te worden,
3als wij maar bekleed en niet naakt zullen bevonden worden.
4Want ook wij, die in deze tent zijn, zuchten terwijl we het zwaar te verduren hebben; wij willen immers niet ontkleed, maar overkleed worden, zodat het sterfelijke door het leven wordt verslonden.
5Hij nu Die ons hiervoor heeft gereedgemaakt, is God, Die ons ook het onderpand van de Geest gegeven heeft.
6Wij hebben dus altijd goede moed en weten dat wij, zolang wij in het lichaam inwonen, uitwonend zijn van de Heere,
7want wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen.
8Maar wij hebben goede moed en wij hebben er meer behagen in om uit het lichaam uit te wonen en bij de Heere in te wonen.
9Daarom stellen wij er ook een eer in, hetzij inwonend, hetzij uitwonend, om Hem welbehaaglijk te zijn.
10Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.
11Nu wij dus deze vrees voor de Heere kennen, bewegen wij de mensen tot het geloof; en voor God zijn wij openbaar geworden, maar ik hoop ook voor uw gewetens openbaar te zijn.
12Want wij bevelen onszelf niet opnieuw bij u aan, maar wij geven u een aanleiding tot roem over ons, opdat u iets te zeggen zou hebben tegen hen die in het uiterlijke roemen en niet in wat er in het hart leeft.
13Want wanneer wij buiten onszelf zijn, dan is dat voor God; en wanneer wij bij ons verstand zijn, dan is dat voor u.
14Want de liefde van Christus dringt ons, die tot dit oordeel gekomen zijn: als Eén voor allen gestorven is, dan zijn zij allen gestorven.
15En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem Die voor hen gestorven en opgewekt is.
16Zo kennen wij vanaf nu niemand naar het vlees; en al hebben wij Christus naar het vlees gekend, dan kennen wij Hem nu zo niet meer.
17Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden.
18En dit alles is uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening van de verzoening gegeven heeft.
19God was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende, en aan hen hun overtredingen niet toerekende; en Hij heeft het woord van de verzoening in ons gelegd.
20Wij zijn dan gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt. Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen.
21Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.

Als dat geen zegen is.

Ja wat mogen de Heere Jezus, Yeshua haMassiach, Jezus de Messias, dankbaar zijn voor de verlossing die Hij voor ons heeft aangebracht. Hij heeft de macht van de zonde overwonnen. Hij is Overwinnaar!

DELEN
[Sassy_Social_Share]

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב