#0760 Over priesterschap gesproken -1-
05/01/2023

#0760 Over priesterschap gesproken -1-

Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:


Psalm 133 -4-

Broederlijke liefde

1 Een pelgrimslied, van David.
Zie, hoe goed en hoe lieflijk is het
dat broeders ook eensgezind samenwonen.

2 Het is als de kostelijke olie op het hoofd,
die neerdaalt op de baard, de baard van Aäron,
die neerdaalt op de zoom van zijn priesterkleed.

3 Het is als de dauw van de Hermon
die neerdaalt op de bergen van Sion.
Want daar gebiedt de HEERE de zegen
en het leven tot in eeuwigheid.

#0760 Over priesterschap gesproken -1-
De voorgaande keer sloten we af met de woorden: Sommige Joodse commentatoren zien deze psalm als profetisch over de tijden van de Messias in de toekomst, en beschouwen het als een voorspelling van de vrede die zal bestaan tussen de Koning Messias en de Hogepriester van Israël.

Dit komt overeen met de typering van Jozua  zoals we lezen in Zacharia 6:11-13:

Neem zilver en goud en maak kronen, en zet die op het hoofd van de hogepriester Jozua, de zoon van Jozadak,
en zeg tegen hem: Zo zegt de HEERE van de legermachten:
Zie, een Man – Zijn Naam is SPRUIT –
zal uit Zijn plaats opkomen,
en Hij zal de tempel van de HEERE bouwen.

13Ja, Híj zal de tempel van de HEERE bouwen,
Híj zal met majesteit bekleed zijn,
Hij zal zitten en heersen op Zijn troon.
Hij zal Priester zijn op Zijn troon;
tussen die Beiden zal vredesberaad plaatsvinden.

In feite verenigde Yeshua het koningschap en het priesterschap van Israël door zijn doop, zijn dood en opstanding. Hij heiligde hij het Koningschap en Priesterschap met het al bestaande priesterschap vergelijkbaar met de orde van Malkiy-Tzedek (Mijn Koning der Gerechtigheid): een volmaakt priesterschap (Hebreeën 7) dat functioneert om allen die geloven met de Vader te verzoenen, waardoor zowel Jood als heiden echt samen blijven in een eeuwigdurende verbintenis, verkregen door het bloed van de volmaakte plaatsvervanger van de Messias offer.

We haalden zojuist Hebreeën 7 aan waarin we lezen over Christus, de Messias en Melchizedek.  En omdat Psalm 133 eveneens spreekt over het Priesterschap dat uiteindelijk duid op de Messias is het zo mooi om in dit verband Hebreen 7 met elkaar te lezen zodat onze gedachten gericht worden op het Priesterschap van de Messias.

1 Deze Melchizedek was namelijk koning van Salem, een priester van de allerhoogste God. Hij ging Abraham tegemoet, toen die terugkeerde na het verslaan van de koningen, en zegende hem.

2Aan hem gaf Abraham ook van alles het tiende deel. In de eerste plaats was hij – aldus de vertaling van zijn naam – koning van de gerechtigheid en verder was hij ook koning van Salem, dat is koning van de vrede.

3Zonder vader, zonder moeder, zonder stamboom kent hij geen begin van dagen en ook geen levenseinde, maar aan de Zoon van God gelijkgemaakt, blijft hij in eeuwigheid priester.

4Merk nu op hoe groot hij geweest is, iemand aan wie de aartsvader Abraham zelfs een tiende deel van de buit gegeven heeft.

5Diegenen uit de zonen van Levi die het priesterschap ontvangen, hebben wel volgens de wet de opdracht om tienden te nemen van het volk, dat is van hun broeders, hoewel die ook uit het lichaam  Letterlijk: lendenen; van Abraham voortgekomen zijn.

6Hij echter, die niet van hen afstamt, heeft van Abraham tienden genomen, en hij heeft hem gezegend die de beloften gekregen had.

7Nu is het ontegenzeglijk zo dat wat minder is, gezegend wordt door wat meer is.

8En hier nemen sterfelijke mensen tienden, maar daar nam iemand ze van wie getuigd wordt dat hij leeft.

9En – om zo te zeggen – ook Levi, die tienden neemt, heeft door Abraham tienden gegeven.

10Want hij was nog in het lichaam van zijn vader, toen Melchizedek hem tegemoet ging.

11Als dan door het Levitische priesterschap de volmaaktheid bereikt had kunnen worden – want onder dit priesterschap had het volk de wet ontvangen – waarom was het dan nog nodig dat er een andere Priester naar de ordening van Melchizedek zou opstaan, Eén van Wie niet gezegd kan worden dat Hij naar de ordening van Aäron was?

12Als het priesterschap verandert, vindt er immers ook noodzakelijkerwijs een verandering van de wet plaats.

13Want Hij van Wie deze dingen gezegd worden, behoort tot een andere stam, waarvan niemand zich ooit tot de altaardienst begeven heeft.

14Het is immers overduidelijk dat onze Heere van Juda afstamt, over welke stam Mozes niets gezegd heeft in verband met het priesterschap.
15En dit wordt nog veel duidelijker, als er naar het evenbeeld van Melchizedek een andere Priester opstaat,

16Die dat niet geworden is op grond van een wettelijk voorgeschreven afstamming wettelijk Letterlijk: wet van het vleselijk gebod. maar uit kracht van onvergankelijk leven.

17Hij getuigt immers: Ps. 110:4; bent Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.

18Want de terzijdestelling van het voorgaande gebod vindt plaats vanwege zijn zwakheid en nutteloosheid.

19De wet heeft namelijk niets tot volmaaktheid gebracht, maar de totstandbrenging van een betere hoop, waardoor wij tot God naderen, doet dat wel.

20En in zoverre Hij geen Priester is geworden zonder het zweren van een eed – want zij zijn wel zonder het zweren van een eed priester geworden,

21maar Hij is het geworden met het zweren van een eed door God, Die tegen Hem gezegd heeft: Ps. 110:4 De Heere heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: U bent Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek –

22in zoverre is Jezus Borg geworden van een zoveel beter verbond.

23En zij zijn wel in groten getale priester geworden, omdat zij door de dood verhinderd werden altijd te blijven,

24maar Hij, omdat Hij blijft tot in eeuwigheid, heeft een Priesterschap dat niet op anderen overgaat.

25Daarom kan Hij ook volkomen zalig maken wie door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.

26Want zo'n Hogepriester hadden wij nodig: heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en boven de hemelen verheven.

27Hij heeft het niet nodig, zoals de hogepriesters, elke dag eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers te brengen en pas daarna voor die van het volk. Want dat heeft Hij eens en voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf offerde.

28Want de wet stelt mensen, die met zwakheid behept zijn, aan als hogepriester. Maar het woord van de eed die na de wet gezworen is, stelt de Zoon aan, Die tot in eeuwigheid volmaakt is.

Als dat geen zegen is

DELEN
[Sassy_Social_Share]

Reactie verzenden

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב