#0651 Over Jeruzalem gesproken
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
Vrede voor Jeruzalem
1Een pelgrimslied, van David.
Ik ben verblijd, wanneer zij tegen mij zeggen:
Wij zullen naar het huis van de HEERE gaan!
2Onze voeten staan
binnen uw poorten, Jeruzalem!
3Jeruzalem is gebouwd als een stad
die hecht samengevoegd is Letterlijk: die samen met haar één geheel vormt.
4Daarheen trekken de stammen op,
de stammen van de HEERE,
naar de ark van de getuigenis van Israël,
om de Naam van de HEERE te loven.
5Want daar staan de zetels van het recht,
de zetels van het huis van David.
6Bid om vrede voor Jeruzalem,
laat het goed gaan met hen die u liefhebben.
7Laat vrede binnen uw vestingwal zijn,
rust in uw burchten.
8Omwille van mijn broeders en mijn vrienden
spreek ik nu: Vrede zij in u!
9Omwille van het huis van de HEERE, onze God,
zal ik het goede voor u zoeken.
En in de Joodse bijbel, vanuit het Hebreeuws gelezen, lezen we het zo:
1 Een lied van beklimmingen van David. Ik verheugde me toen ze tegen me zeiden: “Laten we naar het huis van de Heer gaan.”
2 Onze voeten stonden binnen uw poorten, o Jeruzalem.
3 Het gebouwde Jeruzalem is als een stad die in zichzelf samengevoegd is.
4 Daar stegen de stammen op, de stammen van God, getuigenis voor Israël, om de naam des Heren te danken.
5 Want er waren tronen voor het gericht, tronen voor het huis van David.
6 Vraag om het welzijn van Jeruzalem; mogen degenen die van je houden genieten van rust.
7 Moge er vrede zijn in uw muur, rust in uw paleizen.
8 Ter wille van mijn broeders en mijn metgezellen zal ik nu over vrede in u spreken.
9 Ter wille van het huis van de Heer, onze God, zal ik om goedheid voor u smeken.
#0651 Over Jeruzalem gesproken
“Lang voordat in Jeruzalem het Heiligdom gebouwd werd, was er op die plaats een akker, het bezit van een vader met twee zonen. Gedrieën bewerkten ze de akker.
Toen de vader overleed, besloten de broers het veld niet te verdelen, maar het samen te blijven bewerken. De ene broer had een vrouw en kinderen, de ander was alleen. Na de eerste oogst verdeelden ze de opbrengst. Ieder bracht zijn aandeel naar zijn eigen graanschuur.
Die nacht konden ze geen van beiden slapen.
De ongetrouwde broer verweet zichzelf dat het toch niet rechtvaardig was, dat hij alleen evenveel zou krijgen als zijn broer met zijn hele gezin. En hij besloot een deel van zijn helft diezelfde nacht nog te brengen naar de schuur van zijn broer.
Diezelfde nacht verweet de getrouwde broer zich dat het toch niet rechtvaardig was de helft van de oogst op te eisen voor zichzelf en zijn gezin. Zijn broer was immers alleen en wanneer hij oud was, zou hij niemand hebben om voor hem te zorgen. En hij besloot een deel van zijn helft diezelfde nacht nog te brengen naar de schuur van zijn broer.
Midden tussen beide schuren ontmoetten ze elkaar. Ontroerd omhelsden ze elkaar. En de Heere Hij zag hun verbondenheid, en zei: Op de plaats waar broers zó met elkaar omgaan wil ik wonen.”
Een mooi verhaal over hoe de Heilige het wil. Dít hoort bij Jeruzalem. Koos Hij Jeruzalem omdat dit eens gebeurde? of opdat het er altijd zo aan toe zou gaan? Het verhaal past bij Psalm 133. Maar ook in Psalm 122 gaat het over hoe sjalom en harmonie horen bij Jeruzalem.
Psalm 122 drukt de opwinding uit van de Joodse pelgrim bij zijn aankomst in Jeruzalem en onthult iets van het unieke karakter en de plaats die Jeruzalem heeft ingenomen in het leven en het bewustzijn van het Joodse Volk.
Wat Jeruzalem biedt, werd door de wijzen van de Talmoed uiteengezet in een commentaar op een van de zinnen in deze Psalm – “Herbouwd Jeruzalem is als een samengevoegde stad.” Het Hebreeuwse woord “verbonden” komt van de wortel van het woord voor vriend. De rabbijnen zetten deze zin dan ook uiteen door te verklaren dat het betekent dat Jeruzalem “een stad is die heel Israël tot vriend maakt”.
Jeruzalem, bekend als Zion en als de Stad van David, werd niet alleen gezien als de plaats die door God was uitverkoren voor de monarchie; maar door zich uit te breiden met de Tempelberg, ook bekend als de berg Moria, werd het gezien als de plaats van de unieke Goddelijke verblijfplaats in deze wereld, “de stad van God”, de plaats waarnaar in Deuteronomium 12 wordt verwezen: als “de plaats die Hij uit al uw stammen heeft uitgekozen om Zijn Naam daar te plaatsen, gij zult (Hem) zoeken in Zijn heiligdom en daar komen” om uw offers te brengen.
De joodse traditie beschouwde deze plaats dan ook als de plaats waar hemel en aarde met elkaar worden verbonden.
Met dit idee wordt in een andere rabbijnse uitleg van de zin in Psalm 122, “Jeruzalem is als een samengevoegde stad”, verwezen naar de verbinding tussen het aardse Jeruzalem en het hemelse Jeruzalem.
Ook wordt Jeruzalem door de rabbijnen voorgesteld als de geestelijke navel van de wereld.
De Midrasj verklaart: “Zoals de navel in het midden van een mens ligt, zo ligt het Land Israël in het midden van de wereld, Jeruzalem ligt in het midden van het Land Israël, de Tempel in het midden van Jeruzalem, het Heiligdom in het midden van de Tempel, de ark in het midden van het Heiligdom en voor het Heiligdom ligt de Grondsteen van waaruit de wereld begon.
Het maakt niet uit waar we zijn in Israël, we zeggen altijd dat we “naar boven” gaan naar Jeruzalem. Zoals zoveel dingen in Gods woord, is er een letterlijke betekenis (in termen van hoogte – het is op de berg Sion) en ook een geestelijke betekenis: we stijgen op om God te ontmoeten. Psalm 122 begint met de zin die betekent dat ze fysiek de heuvel van de Heer hebben beklommen, maar het heeft ook een geestelijke betekenis.
Maar tegelijkertijd moet ik denken aan de woorden uit Romeinen 10:
4 Want het einddoel van de wet is Christus, tot gerechtigheid voor ieder die gelooft.
5 Want Mozes schrijft over de gerechtigheid die uit de wet is: De mens die deze dingen gedaan heeft, zal daardoor leven.
6 De gerechtigheid echter die uit het geloof is, spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal naar de hemel opklimmen? Dat is Christus naar beneden brengen. Of: Wie zal in de afgrond neerdalen? Dat is Christus uit de doden naar boven brengen.
8 Maar wat zegt zij? Dicht bij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord van het geloof, dat wij prediken:
9 Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden.
10 Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot zaligheid.
11 Want de Schrift zegt: Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.
Als dat geen zegen is.
DELEN
[Sassy_Social_Share]