We lezen Deuteronomium 26:1 -29:9; uit de Haftara lezen we Jesaja 1:21 en we lezen Lukas 24:44-53.

De Parasha begint met de opdracht tot het offeren van de  eerstelingen en tienden. God heeft niet veel gevraagd, wat is nu eigenlijk een tiende? 90% van de opbrengst is voor de zaaier en  maar 10% gaat naar God en daarvan nog, als we de tekst in vers 12 en verder begrijpen, gaat een deel direct naar de armen. En het is voor de vreemdelingen, de weduwen, de wezen en voor de Levieten, die geen werk mogen verrichten, maar ook moeten eten.

Heel belangrijk is de wetgeving voor de tweede en latere generaties die Egypte niet meer hebben meegemaakt. Moshe geeft aan Jehoshua de opdracht om gladde stenen uit de rivier de Jordaan mee te voeren bij de intocht en deze wit te kalken, waarna er in de kalk Gods wetten worden gekrast. Dit gaat het beste op stenen die door jarenlange erosie glad zijn geslepen.   

De berg Gerizim en de berg Ebal liggen tegenover elkaar. De berg Gerizim representeert de zegen en de berg Ebal de vloek. Waarom juist de bergen Ebal en Gerizim: het hadden ook twee andere bergen kunnen zijn misschien? Daar zijn verschillende uitleggingen  voor. De flora en faunadeskundige Henry Baker Tristram was in dece mber 1863 op de berg Gerizim en merkte dat hij een in de verte afdalende man met zijn ezeltje niet alleen kon zien, maar ook  kon hóren. De akoestiek op de berg is enorm goed door de steile rotswanden van de berg Ebal er tegenover. Dat zou een goede  reden kunnen zijn waarom juist deze twee bergen zijn gekozen door God, de wanden van de berg Gerizim zijn net zo steil, dus waar het volk stond, tussen deze twee steile hellingen, kon men  alles wat gezegd werd heel goed horen.

Een andere goede reden is genoemd door professor Yoel Elitzur: De twee bergen Gerizim en Ebal zijn precies in het midden van de drie vrijsteden Kedesh, Sichem en Hebron. Professor Elitzur  vergelijkt de gebeurtenissen tussen deze twee bergen met de in tweeën gesneden dieren, wiens helften tegenover elkaar werden gelegd en waartussen twee verbondsmakers doorliepen (Gen.15:9-17; Jer. 34:18).

De betekenis hiervan zou heel goed kunnen zijn dat de verbondsmakers symbolisch één zijn, in één verbond net zoals een levend dier uit één stuk bestaat. Mocht nu één van hen het gemaakte verbond verbreken, laat hij dan zijn als deze twee karkassen waar ze tussendoor lopen. Het zou goed kunnen dat God de twee bergen met de steile, afgesneden lijkende wanden, gebruikt om zo’n doorgesneden dier mee te representeren: het land Israel zelf is hier het symbool van het verbond tussen God en Zijn volk! De heilige Ark die in het midden tussen de twee bergen staat, representeert de shekhinah, de aanwezigheid van God. Tot zover het citaat van professor Elitzur. Wat overigens ook frappant is, is het werkwoord garaz גרז, wat afsnijden betekent. Gerizim  גרזים herbergt dit werkwoord in zich en betekent volgens overleveringen dan ook: in tweeën gesneden berg.

Er is een uitleg van rabbi Uri Sherki dat de zespuntige Davidsster de beide bergen plus de berg Sinai representeert. De driehoek die met de punt naar boven wijst, stelt de berg Sinai voor, op welks top God Zijn wetgeving gaf aan Moshe. De driehoek die met de punt naar beneden wijst, stelt de toppen van de bergen Ebal en Gerizim voor met daartussen het diepe dal waar de ark stond en waar zegen en vloek werden uitgesproken. Bij beide gebeurtenissen stond het volk aan de voet van de twee bergen. Gods woorden zijn eerst gesproken vanaf de hoogte op de berg Sinai en daarna juist vanuit de diepte van het Heilige Land zelf.

Tijdens het hele gebeuren van zegen en vloek staan zes stammen aan de voet van de berg Gerizim, zij zijn de stammen van wie de moeder Rachel en Leah zelf waren: Shimon, Levi, Judah, Issaschar, Joseeph en Benjamin. Op de berg Ebal staan de stammen van de moeders Bilha en Zilpa: Gad, Asher, Dan en Naftali plus Reu’bhen, die zijn geboorterecht verloor (Gen. 49:4) en de jongste zoon van Leah, Zebulon, zo komt het aantal ook weer op zes stammen.

Dan wordt een altaar gebouwd op de berg Ebal. Wat mij intrigeert is waarom het altaar op de berg Ebal moet worden gebouwd en niet op de berg Gerizim? De berg Ebal heeft met de vloek te maken, men zou dus verwachten dat het altaar op de berg van de zegen zou worden gebouwd.

Misschien ligt een antwoord in dat het altaar met hele, ongehouwen stenen moet worden gebouwd. Veel later in de geschiedenis is daar de Messias, Die als een héél mens, zonder smet of blaam, wordt geofferd om de vloek van de zonde te verbreken. Het woord heel blijft bij mij haken: shalém שלם. Een woordstudie is hier op zijn plaats: Shalém komt van het werkwoord shálám שלם, wat heel maken betekent, hier komt het zelfstandig naamwoord shalom שלום vandaan, wat men doorgaans vertaalt met vrede. Wanneer hebben we vrede: wanneer de zondeschuld is voldaan, betaald. Het wordt voor betalen is dan ook shilém שלם, dat is exact wat Jehoshua deed aan het kruis: de schuld van onze zonden tegen God afbetalen en wat riep Hij toen het volbracht was: nishlam נשלם, het is volbracht, volmaakt, heel gemaakt! Deze Hebreeuwse woorden komen allemaal van het werkwoord shálám, heel maken. Ik denk dat de hele stenen op de berg Ebal symbolisch zijn voor de hele schuldaflossing van de Messias die heel uit één stuk Zichzelf overgaf als offer. Het maakt stil… Dit verklaart waarschijnlijk ook waarom op het altaar ‘slechts’ een brandoffer en vredeoffer worden gebracht en niet ook een zondoffer. Het zondoffer ligt nog in het verschiet voor het volk.

De naam van de berg Ebal עיבל betekent iets als: aloude puinhoop (Engels: heap of ancient ruins). Het is onduidelijk welk werkwoord er precies aan ten grondslag ligt.

Opmerkelijk is dat net voordat Jozua daadwerkelijk naar Ebal en Gerizim trekt met het volk om de opdracht van Moshe uit te voeren, hij eerst de slag bij Ai עי verliest. Deze nederlaag komt door ongehoorzaamheid van één man uit de stam Juda. Deze zonde moet eerst worden uitgedelgd en dan pas kan de overwinning worden behaald. De eerste twee letters van Ebal עיבל zijn Ai עי. In de Hebreeuwse taal zijn dit soort overeenkomsten doorgaans niet toevallig.  Ai lag niet echt in de buurt van Ebal, overigens, maar een stuk zuidelijker, bij Beth El.

In Jesaja 1:21 spreekt God grote schande van Jeruzalem: ‘Hoe is de getrouwe stad tot een hoer geworden! Zij was ooit vol recht, gerechtigheid herbergde daarin, maar nu doodslagers.’ Dit klinkt heel, heel ernstig.

Maar God zou God niet zijn als Hij niet toch nog een heilsplan had! In Jesaja 60 lezen we hierover: de ontroerende belofte van de trouwe God aan een ontrouw volk. Wie in de vertaling boven deze perikoop de woorden: ‘de heerlijkheid van de Kerk,’ ziet staan, die mag van ons die woorden heel snel wegstrepen want dat wordt hier helemaal niet bedoeld! De trouwe kerkvadertjes die zo graag de vervangingsleer aanhingen dachten hier mooi de lezer in hun straatje te zetten, maar wie de perikoop leest die kan meteen zien dat God het hier over de stad Jeruzalem heeft! Niks geen Kerk met hoofdletter, maar Gods belofte aan de Heilige Stad, die de woonplaats van Hemzelf mag worden, van waaruit Hij zal komen regeren!

In Lukas geeft Jehoshua de discipelen de opdracht om in Jeruzalem te blijven en te wachten op de uitstorting van de Heilige Geest. En met Hem mogen ze beginnen te prediken, eerst vanuit Jeruzalem en zo verder over uiteindelijk de hele wereld, mogen ze vertellen dat het Koninkrijk van God gestalte heeft gekregen in de Gekruisigde en Opgestane Zoon van God, opdat de mens zich mag toekeren naar deze onnavolgbare God en hun zonden mogen worden vergeven. Daarna vaart Hij op naar de hemel en de discipelen weten niet anders te doen dan het allerbeste: Hem aanbidden alvorens ze terugkeren naar Jeruzalem om God te loven met grote blijdschap!

Gelijk hebben ze!

Bron: Nieuwsbrief Studiehuis Reshiet       

EN / NL/ עב