Psalm 110 -3-  Over het koning- en priesterschap gesproken
14/04/2021

Psalm 110 -3- Over het koning- en priesterschap gesproken

Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:

Belofte voor de Priesterkoning

Een psalm van David.
De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken:
Zit aan Mijn rechterhand,
totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal hebben
tot een voetbank voor Uw voeten.

2De HEERE strekt Uw machtige scepter uit vanuit Sion
en zegt: Heers te midden van Uw vijanden.

3Uw volk is zeer gewillig
op de dag van Uw kracht,
getooid met heilig sieraad;
uit de baarmoeder van de dageraad
is voor U de dauw van Uw jeugd.

4De HEERE heeft gezworen
en Hij zal er geen berouw van hebben:
U bent Priester Hebr. 5:6; 6:20; 7:17voor eeuwig,
naar de ordening van Melchizedek.

5De Heere is aan Uw rechterhand,
Hij verplettert koningen op de dag van Zijn toorn.

6Hij spreekt recht onder de heidenvolken
vult het slagveld met dode lichamen
en verplettert hem die het hoofd is over een groot land.

7Hij drinkt onderweg uit de beek,
daarom heft Hij Zijn hoofd omhoog.

Psalm 110 -3-

Over het koning- en priesterschap gesproken
Vanmorgen wil ik voor de laatst keer wat meer algemeen ingaan op Psalm 110 waarna we de komende dagen wat meer zullen inzoomen op de tekst van de Psalm.

Profetieën over de Messias in de Psalmen, blijken vooral twee aspecten te beschrijven. Er zijn Psalmen die over het lijden van Jezus of Yeshua gaan, de gebeurtenissen zelf of een beschrijving van zijn gevoelens.

En daarnaast zijn er Psalmen die Yeshua beschrijven als Koning, als de Zoon van God die namens God regeert. Een voorbeeld van dit laatste zien we in Psalm 110.

De Psalm (vooral de verzen 1 en 4) wordt het meest aangehaald in het Tweede Testament.

Het voordeel van zoveel aanhalingen in het Tweede Testament is dat we een aantal zaken als vaststaand kunnen aannemen, omdat de uitleg van Yeshua of de apostelen daarop is gebaseerd.

Allereerst het feit dat de schrijver van de Psalm 110 David is, zoals vers 1 inderdaad vermeldt. Alle theologische discussies over de vraag door wie hij geschreven is, kunnen we dus meteen vergeten.

Yeshua vermeldt het zelfs met nadruk: “David zelf”. Verder is het ook duidelijk dat de schriftgeleerden in Yeshua’ dagen het erover eens waren dat het onderwerp van deze Psalm de Messias (de Christus) is.

En zowel het een als het ander is van belang, want Yeshua stelt hen daar een vraag over. “Hoe kan men beweren dat de Messias een zoon van David is? Want David zelf zegt in het boek van de Psalmen: De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal hebben tot een voetbank voor Uw voeten.

David noemt hem dus Heer, hoe kan hij dan zijn zoon zijn?” (Lucas 20:41-44). Op zich was er niets vreemds aan de bewering dat de Messias een zoon (afstammeling) van David zou zijn. Er zijn genoeg andere teksten die dat zonneklaar duidelijk maken, waaronder de beloften van God aan David zelf.

In deze Psalm 110 maakt David, geïnspireerd door de Heilige Geest, duidelijk dat de Messias niet zomaar een volgende koning uit de lijn van David zou zijn, die het alleen maar wat beter zou doen dan zijn voorgangers, maar dat hij een veel verhevener plaats zou innemen.

David toont eerbied voor de toekomstige Messias. Hij spreekt over Hem als “mijn Heer”. In onze vertalingen staat tweemaal het woord Heer, maar in het Hebreeuws van de Psalm is het eerste Gods verbondsnaam (YHWH), die hier als ‘heer’ wordt weergegeven, terwijl het tweede ‘Heer’ een woord is dat gebruikt wordt voor iemand die over je regeert of waarmee een slaaf zijn meester aanspreekt.

Het probleem voor de schriftgeleerden zat in het feit dat in hun denkwijze degene die later komt altijd minder is dan degene die hem heeft voortgebracht. In een soortgelijk beeld zegt de schrijver aan de Hebreeën dat het priesterschap van Levi minder is dan dat van Melchizedek, want Levi stamt af van Abraham, en is dus minder dan Abraham, terwijl Abraham zelf in Melchizedek zijn meerdere erkende (Hebreeën 7).

En “het staat buiten kijf dat de mindere altijd gezegend wordt door de meerdere” (Hebreeën 7:7). Over deze Melchizedek spreekt Psalm 110 in vers 4 waar we later naar zullen kijken. De vraag van Yeshua is hier: Hoe kan David een van zijn afstammelingen zijn heer noemen? Het antwoord is voor ons wellicht eenvoudiger dan voor hen, vooral omdat het de schriftgeleerden niet uitkwam om een antwoord te geven. Als zoon van Maria is Jezus duidelijk een afstammeling van David, maar tegelijkertijd is God zijn Vader, en is Hij dus Zoon van God, door God zelf verwekt. Daarom bewijst David hem eer.

Psalm 110 lijkt soms wat verwarrend omdat je eerst moet vaststellen wie de spreker is en wie aangesprokene. De NBV is hier aardig in geslaagd. In vers 1 is God aan het woord. In de rest van de Psalm is het de Psalmist die spreekt, hoewel vers 4 een citaat van JHWH  is. In de verzen 2 en 3 spreekt de Psalmist tot de Messias, en in vers 5 t/m 7 spreekt de Psalmist tot Adonai, over de Messias (“de Heer aan uw rechterhand”).

Wat JHWH, want we weten niet hoe we Zijn Naam moeten uitspreken, in vers 1 tot de Messias zegt valt echter op: “Neem plaats aan mijn rechterhand”. Mischien lezen we hier overheen, maar beschrijvingen van de troon van JHWH vermelden altijd dienaren die om Hem heen staan. Hier wordt echter tot iemand gezegd dat hij in Zijn aanwezigheid mag zitten, zelfs aan zijn rechterhand, een duidelijk beeld van de eer die aan de Messias wordt geschonken. In het Tweede Testament wordt hier veelvuldig aan gerefereerd om een boodschap kracht bij te zetten:

Yeshua is verhevener dan de engelen: In Hebreeen 1 vers 13 lezen we: “Tegen wie van de engelen heeft hij ooit gezegd: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik van je vijanden een bank voor je voeten heb gemaakt’? Zijn zij niet allen dienende geesten?”, Weer zo’n aanhaling vanuit Psalm 110.

JHWH heeft hem verhoogd terwijl mensen hem verwierpen lezen we in Handelingen 5:30: De God van onze vaderen heeft Yeshua opgewekt, Die u omgebracht hebt door Hem aan een kruishout te hangen. Deze Yeshua heeft God door Zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker.

Voordat we verder gaan, eerst nog iets over het verband dat de schrijvers van het Tweede Testament leggen met het priesterschap. Psalm 110 spreekt over een koning. Maar daarna lezen we in vers 4:

De HEERE heeft gezworen
en Hij zal er geen berouw van hebben:
U bent Priester voor eeuwig,
naar de ordening van Melchizedek.

In het eerste testament was de koning een ander dan de priester. Deze functies waren zelfs aan verschillende zonen van Jakob toegedeeld: de priester stamde af van Levi terwijl de koning van Juda afstamde.

In het geval van Melchizedek zien we echter iets anders. “Melchizedek, de koning van Salem, liet brood en wijn brengen. Hij was een priester van God, de Allerhoogste” (Genesis 14:18).

Melchizedek was tegelijkertijd zowel koning als priester. Wat zowel de koni9ng als de priester gezamenlijk hadden, was dat beiden gezalfde waren. Daarom draagt Yeshua de titel “gezalfde”: in het Hebreeuws ‘Messias’ en in het Grieks ‘Christus’.

Van Melchizedek wordt ons met opzet weinig verteld, want hij is een beeld van de Messias, in de gecombineerde functie van koning en (hoge-)priester. Bij Melchizedek was er geen sprake van een priesterklasse daarom wordt hij enkel aangeduid als priester en niet als hogepriester.

Psalm 110 laat dan zien hoe de Messias namens God zal regeren: De HEERE strekt Uw machtige scepter uit vanuit Sion en zegt: Heers te midden van Uw vijanden. (Psalm 110:2).

Dit beschrijft het Koninkrijk, wanneer de Here niet meer naast God zal zitten, maar uitgezonden is om het Koninkrijk op aarde op te richten. De scepter is een symbool van macht. De plaats van het woord ‘Sion’ in de zin wijkt in verschillende vertalingen echter nogal af. AZo zou ook gelezen kunnen worden
JHWH zal U een machtige scepter verlenen: Treed uit Sion als Heerser te midden van uw vijanden! Waar mee het beter aansluit bij andere verzen die beschrijven hoe Yeshua vanuit Jeruzalem (Sion) zal regeren.

Blijkbaar zijn er dus twee soorten onderdanen: het volk dat klaar staat, en de vijanden die verpletterd worden. Deze Koning wordt niet door iedereen geaccepteerd, wat we ook uit de rest van de Schrift kunnen opmaken. De laatste verzen maken duidelijk hoe Yeshua korte metten maakt met degenen die zijn rechtvaardig koningschap niet accepteren.

Het vers dat de meeste problemen geeft is vers 3, mede doordat de handschriften hier van elkaar afwijken. Waar in de NBV gesproken wordt over het volk dat “klaar staat” wordt een woord gebruikt dat bijna altijd vertaald wordt met ‘vrijwillige offergave’.

Blijkbaar gaat het om een volk dat als offer zichzelf heeft gegeven aan JHWH, zoals Paulus later zal schrijven: “om uzelf als een levend … offer in zijn dienst te stellen” (Romeinen 12:1). Het volk staat dus gereed om te dienen.

“Op de dag dat u ten strijde trekt” betekent letterlijk: op de dag van uw macht. De NBG’51 vertaling geeft dit vers weer als:
Uw volk is een en al gewilligheid ten dage van uw heerban; in heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw uwer jonge mannen voor u op”. Er zijn voldoende redenen om ‘de schoot van de dageraad’ hier te zien als de opstanding bij zijn komst.

De dageraad beschrijft de nieuwe dag, en de schoot duidt op het nieuwe leven dat deze nieuwe dag zal baren. Het volk van Yeshua zal daar dan staan in ‘heilige feestdos’ (in de gelijkenissen van Yeshua duidt dat op het bruiloftskleed).

Tot slot ‘de dauw uwer jonge mannen’. Dauw is verwant aan de dageraad, de nieuwe dag, en kan het nieuwe leven aanduiden. Zoals Jesaja schrijft:

Uw doden zullen leven – ook mijn dood lichaam – zij zullen opstaan.
Ontwaak en juich, u die woont in het stof,
want Uw dauw zal zijn als dauw op jong, fris groen
en de aarde zal de gestorvenen baren. (Jesaja 26:19).

In deze Psalm 110 vinden we dus een profetie over deze machtige Messias, de koning en priester, de zoon van David die echter ook de Zoon van God zal zijn. En die namens God zal regeren vanuit Sion, met een hard oordeel over zijn vijanden, maar met nieuw leven voor degenen die zichzelf nu al tot een vrijwillig offer stellen.

Vanmorgen heb ik gekozen voor het lied van Paul Wilbur en  Beckah Shae, beiden messiaans belijdende joden: The King is coming soon., de Koning komt snel met de volgende tekst:

2000 jaar zijn voorbij en we wachten nog steeds
De belofte van de Messias leeft in ons hart
Ons geloof is sterk, we roepen, laat uw koninkrijk komen!
We horen het overal om ons heen, Hosanna in de hoogste
Zal U in deze woestijn … geen regen sturen?
De koning komt eraan
Hef je ogen op, voor het geschenk van de hemel
De koning komt eraan!
Hij komt binnenkort
Open je hart, ontvang Hem
De koning komt binnenkort.
En dus zingen we het overwinnaarslied

Wanneer U terugkeert, met vuur in Uw ogen,
zullen we Uw oostelijke hemel zien breken
We zullen een nieuw lied zingen
Bij het aanbreken van een nieuwe dageraad

Verhef je stem en zing je lof voor de koning
Elke natie, elke stam
Het hoogste offer
Er is niets dat de heerschappij van Uw koninkrijk kan stoppen
En de hele wereld zal zeggen: zie, uw koning komt eraan!

DELEN
[Sassy_Social_Share]

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב