Psalm 91 -3-: Over de Allerhoogste gesproken -1-
Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten,
zal overnachten in de schaduw van de Almachtige.
Ik zeg tegen de HEERE: Mijn toevlucht en mijn burcht,
mijn God, op Wie ik vertrouw!
Want Híj zal u redden van de strik van de vogelvanger,
van de zeer verderfelijke pest.
Hij zal u beschutten met Zijn vlerken,
onder Zijn vleugels zult u de toevlucht nemen,
Zijn trouw is een schild en een pantser.
U zult niet vrezen voor het beangstigende van de nacht,
voor de pijl die overdag aan komt vliegen,
voor de pest, die in het donker rondgaat,
voor het verderf dat midden op de dag verwoest.
Al zullen er duizend vallen aan uw zijde
en tienduizend aan uw rechterhand –
bij u zal het onheil niet komen.
Slechts met uw ogen zult u het aanschouwen,
u zult de vergelding aan de goddelozen zien.
Want U, HEERE, bent mijn toevlucht.
De Allerhoogste hebt u tot uw woning gemaakt.
Geen onheil zal u overkomen,
geen plaag zal uw tent naderen.
Want Hij zal voor u Zijn engelen bevel geven
dat zij u bewaren op al uw wegen.
Zij zullen u op de handen dragen,
zodat u uw voet aan geen steen stoot.
Op de felle leeuw en de adder zult u trappen,
u zult de jonge leeuw en de slang vertrappen.
Omdat hij liefde voor Mij opgevat heeft, zegt God, zal Ik hem bevrijden;
Ik zal hem in een veilige vesting zetten, want hij kent Mijn Naam.
Hij zal Mij aanroepen en Ik zal hem verhoren,
in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn,
Ik zal hem eruit helpen en hem verheerlijken.
Ik zal hem met lengte van dagen verzadigen,
Ik zal hem Mijn heil doen zien.
Psalm 91
Over de Allerhoogste gesproken -1-
We lazen zojuist in het eerste vers:
Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten,
Vandaag wil ik met je nadenken over het feit dat God in dit vers de Allerhoogste wordt genoemd. Soms lees je daar zomaar overheen, zonder te beseffen wat je leest. God de Allerhoogste. In het Hebreeuws wordt Hij hier ‘Eljoon’ genoemd.
De eerste keer dat we hier de naam ‘Eljoon’ tegenkomen is wanneer Abraham terugkeert na zijn overwinning op de vier koningen (Gen. 14:1-17). Hij komt dan hij langs de plaats Salem, dat is Jeruzalem. En daar, midden in dat zondige land, niet ver van Sodom en Gomorra (Gen. 18:16- 19:29), komt Melchizedek hem tegemoet die niet alleen koning is maar ook priester, priester van El Eljoon, de Allerhoogste God (vs. 18-20). Wat die naam voor hem inhield, lezen we er direct achteraan: Eljoon was de ‘Bezitter van hemel en aarde’
En Melchizedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij was een priester van God, de Allerhoogste. En hij zegende hem en zei: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit!
Eljoon is niet alleen de God die alle dingen heeft geschapen, maar ook de God aan Wie die scheppingswerken nog steeds toebehoren!
Het woord ‘eljoon’ wordt in de Bijbel ook als een gewoon bijvoeglijk naamwoord gebruikt met de betekenis ‘hoger dan anderen’. Zo lezen wij bijvoorbeeld over ‘de bovenste (eljoon) vijver’ (2Kon. 18:17) en van ‘het huis dat hoog verheven (eljoon) was’ (2Kron. 7:21).
Wanneer deze naam op God wordt toegepast, betekent dit dus dat Hij de hoogste is, terwijl er anderen onder Hem zijn die op de een of andere manier met Hem zijn verbonden. Maar omdat Hij de hoogste is, heeft Hij ook de bevoegdheid om hen te regeren zoals Hij wil!
Dit is dan ook precies wat we in de al genoemde tekst uit Daniël 4 lezen, waar we de grootste aardse koning van die tijd, Nebukadnezar, de absolute alleenheerser van het grote babylonische rijk, God horen prijzen. Deze hoogste koning op aarde had geleerd dat er Iemand was die nog hoger was, de Allerhoogste:
Na verloop van die dagen sloeg ík, Nebukadnezar, mijn ogen op naar de hemel, want mijn verstand kwam in mij terug, en ik loofde de Allerhoogste en prees en verheerlijkte Hem Die eeuwig leeft. Zijn heerschappij is immers een eeuwige heerschappij, en Zijn Koninkrijk is van generatie op generatie.
Al de bewoners van de aarde worden als niets geacht. Hij doet naar Zijn wil met de legermacht in de hemel en de bewoners van de aarde. Er is niemand die Zijn hand kan wegslaan of tegen Hem kan zeggen: Wat doet U?
Op datzelfde tijdstip kwam mijn verstand weer in mij terug. Ook kwamen, tot eer van mijn koninkrijk, mijn majesteit en mijn waardigheid weer op mij terug. Mijn raadslieden en machthebbers maakten hun opwachting bij mij. Ik ben in mijn koningschap hersteld. Mij werd zelfs uitzonderlijke grootheid verleend.
Ik, Nebukadnezar, prijs, roem en verheerlijk nu de Hemelkoning, omdat al Zijn daden waarheid zijn en Zijn paden gerechtigheid: Hij is in staat te vernederen wie in hoogmoed hun weg gaan.
Is het niet opvallend dat tot twee keer toe in dit stukje geschreven wordt dat toen Nebukadnezar zijn verstand weer terug krijgt Hij God, de Allerhoogste gaat erkennen als de Allerhoogste en Hem gaat prijzen, roemen en verheerlijken? Mag ik het vandaag eens doortrekken? Als we ons verstand gebruiken zullen we gaan erkennen dat Hij de Allerhoogste is. Daar word je echt niet slechter van. Lees maar:
Ook kwamen, tot eer van mijn koninkrijk, mijn majesteit en mijn waardigheid weer op mij terug. Mijn raadslieden en machthebbers maakten hun opwachting bij mij. Ik ben in mijn koningschap hersteld. Mij werd zelfs uitzonderlijke grootheid verleend.
Inderdaad. Dan zijn de woorden waarmee we begonnen voluit waar:
Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten
Als we een schuilplaats bij de Allerhoogste, gevonden hebben wat kan je dan overkomen?
Ik wil eindigen met het volgende waargebeurde verhaal:
Op een bepaald moment diende een familie in Engeland te vluchten naar een verder afgelegen plaats vanwege hevige bombardementen. Iedereen was angstig en zocht schuilplaatsen.
Deze familie was meer dan 100 km verder gevlucht en hadden een plaats gevonden bij andere mensen. ’s Avonds zat men bij de kachel, en de vader was bezig een boek te lezen, doch buiten was het hevig aan het stormen, en de regen kletterde hard tegen de vensters.
Zijn kind een meisje, zat heel stil niet ver van hem. De vader nam een oogopslag naar het meisje en zag dat ze opnieuw bang was, nu van het hevig stormen.
Hij zei: Kom bij mij, en ze nestelde zich op zijn schoot, en ze legde haar hoofdje tegen zijn borst.
Ze kwam helemaal tot rust. Toen zei ze plots: Papa, ik hoor het kloppen van je hart!
En de vader zei: Waar je vaders hart hoort kloppen, daar is het de veiligste schuilplaats!
Inderdaad bij het hart van de Allerhoogste is de beste schuilplaats die je je maar kan wensen.
De uitleg door de rabbijnen over wat betreft de schuilplaats, staat hier eigenlijk een voorwaarde. Zij bekijken dit vers als: Indien je altijd op de Here vertrouwt, dan pas is Hij een perfecte schuilplaats.
Het lijkt wel in hun ogen een gewoonte te zijn steeds in alles op Hem te vertrouwen.
Psalm 118:8
Het is beter bij de HEERE te schuilen dan op mensen te vertrouwen;
Op mensen vertrouwen betekent ten rade gaan bij mensen, hulp zoeken en bescherming zoeken, zoals vandaag de dokters en advocaten, of politiekers, de biechtvaders zijn voor alle ongelovigen. Zulke mensen zegt God zullen zwaar teleurgesteld worden.
De joden bidden deze psalm op Sabbat (de dag van rust), voor het slapen gaan en bij een begrafenis. Deze psalm sluit ook aan op hun verwachting dat wanneer de Messias komt, Hij zal verschijnen op het dak van de tempel.
KLIK HIERONDER OM TE LUISTEREN
DELEN
[Sassy_Social_Share]