Psalm 68 -15- Over Alijah gesproken -2-
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
De Heere heeft gezegd: Ik breng u terug uit Basan;
Ik breng u terug uit de diepten van de zee,
opdat u uw voet kunt baden in bloed,
en de tong van uw honden zijn deel krijgt van de vijanden.
O God, zij hebben Uw intocht gezien,
de intocht van mijn God, mijn Koning, in het heiligdom.
De zangers gingen voorop, de snarenspelers daarachter,
in het midden de trommelende meisjes.
Psalm 68 -15-
Over Alijah gesproken -2-
De voorgaande keer hebben we stilgestaan bij het eerste gedeelte van dit vers waarin we een prachtige belofte voor het volk Israel hebben gezien. Maar dan vervolgt de tekst met de woorden
opdat u uw voet kunt baden in bloed,
en de tong van uw honden zijn deel krijgt van de vijanden.
Weer zo’n lastige tekst die we eigenlijk maar liever over zouden slaan.
Rashi zegt. Hier beschrijft het scheiden van een vloeistof door het te waden: wanneer de hoofden van onze bittere vijanden worden gespleten, zullen we in hun bloed waden.
De opmerkingen van Midrasj Scocher Tov verwijzen naar de verdronken lichamen van de Egyptenaren die aanspoelden op de oever van de Rietzee. De joodse honden verslonden de handen en ledematen van de slavendrijvers die de Israëlieten in Egypte martelden.
Kortom, de gezezen verzen verwijzen naar het verleden, naar dat wat plaatsvond tijdens de gang van Israel door de Rietzee. Luister maar eens goed:
De Heere heeft gezegd: Ik breng u terug uit Basan;
Ik breng u terug uit de diepten van de zee,
Basan wordt hier als type genoemd voor het godloze Egypte met haar Farao waarvan JHWH tegen Israel zegt: Ik breng u terug uit de diepten van de zee. En hoe heeft JHWH dit bewaarheid toen Israel door de droogte en de diepte van de Rietzee heen veilig en wel aan de overkant kwam.
En wat een onvoorstelbare tragedie vond er daarna niet plaats toen de Farao met heel zijn leger in de Rietzee verdronk. De woorden uit Psalm 68 zijn helemaal bewaarheid geworden:
De Heere heeft gezegd: Ik breng u terug uit Basan;
Ik breng u terug uit de diepten van de zee,
opdat u uw voet kunt baden in bloed,
en de tong van uw honden zijn deel krijgt van de vijanden.
Wat zal het verschrikkelijk geweest zijn om daar aan de oevers van de Rietzee dit te zien plaatsvinden voor het volk Israel.
En de Egyptenaren die in het midden van de zee waren kwamen er achter dat JHWH bij Zijn volk aanwezig was.
Luister maar eens naar de geschiedenis, waar we lezen in Exodus 14:
Toen zei de HEERE tegen Mozes: Wat roept u tot Mij? Spreek tot de Israëlieten en zeg dat zij opbreken.
En u, hef uw staf op, strek uw hand uit over de zee en splijt hem doormidden, zodat de Israëlieten door het midden van de zee op het droge kunnen gaan.
En Ik, zie, Ik zal het hart van de Egyptenaren verharden, zodat zij achter hen aan gaan. Ik zal geëerd worden ten koste van de farao en ten koste van heel zijn leger, ten koste van zijn strijdwagens en ten koste van zijn ruiters.
Dan zullen de Egyptenaren weten dat Ik de HEERE ben, als Ik geëerd zal worden ten koste van de farao, ten koste van zijn strijdwagens en ten koste van zijn ruiters.
Toen verliet de Engel van God, Die vóór het leger van Israël uit ging, Zijn plaats en ging achter hen aan. Ook de wolkkolom verliet de plaats vóór hen en ging achter hen staan.
Hij kwam tussen het leger van Egypte en het leger van Israël. De wolk was duisternis en tegelijk verlichtte hij de nacht. De een kon niet in de nabijheid van de ander komen, heel de nacht.
Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee, en de HEERE liet de zee die hele nacht wegvloeien door een krachtige oostenwind. Hij maakte de zee droog, en het water werd doormidden gespleten.
Zo gingen de Israëlieten midden in de zee op het droge. Het water was voor hen aan hun rechter- en linkerhand een muur.
De Egyptenaren achtervolgden hen en kwamen hen achterna, met al de paarden van de farao, zijn strijdwagens en zijn ruiters, tot in het midden van de zee.
Maar het gebeurde bij het aanbreken van de dag, dat de HEERE in de vuur- en wolkkolom neerzag op het leger van de Egyptenaren, en Hij bracht het leger van de Egyptenaren in verwarring.
Hij liet de wielen van hun wagens wegzakken en liet ze met moeite vooruitkomen. Toen zeiden de Egyptenaren: Laten wij voor Israël vluchten, want de HEERE strijdt voor hen tegen de Egyptenaren.
En dan lezen we in Psalm 68:
O God, zij hebben Uw intocht gezien, de intocht van mijn God, mijn Koning, in het heiligdom.
Wat moet het voor Mozes en heel het volk Israel geweest zijn daar aan de oevers van de Rietzee. Eindelijk, eindelijk, eindelijk verlost van de vijand die heb zo zeer verdrukt heeft en hen zo letterlijk op de hielen zat.
Inderdaad, het is helemaal waar wat we lazen in Psalm 68:
De zangers gingen voorop, de snarenspelers daarachter,
in het midden de trommelende meisjes.
Want we lezen in Exodus 15 over het lied van Mozes:
Toen zongen Mozes en de Israëlieten dit lied voor de HEERE. Zij zeiden:
Ik zal zingen voor de HEERE,
want Hij is hoogverheven!
Het paard en zijn ruiter
heeft Hij in de zee geworpen.
2 De HEERE is mijn kracht en lied,
Hij is mij tot heil geweest.
Dit is mijn God, Hem verheerlijk ik;
de God van mijn vader, Hem roem ik.
3De HEERE is een Strijder,
HEERE is Zijn Naam.
4De wagens van de farao en zijn leger
heeft Hij in de zee geworpen.
De besten van zijn officieren
zijn verdronken in de Schelfzee.
5De watervloeden hebben hen bedolven,
zij zijn als een steen in de diepten gezonken.
6 Uw rechterhand, HEERE,
was heerlijk in macht;
Uw rechterhand, HEERE,
verpletterde de vijand.
7In Uw grote majesteit wierp U terneer wie tegen U opstonden.
U zond Uw brandende toorn,
die hen als stoppels verteerde.
8 Door de adem van Uw neus
is het water opgehoopt,
de stromen stonden als een dam,
de watervloeden zijn gestold in het hart van de zee.
9De vijand zei:
Ik achtervolg hen, haal hen in,
deel de buit.
Mijn verlangen wordt aan hen vervuld,
ik trek mijn zwaard,
mijn hand roeit hen uit.
10 Maar U hebt met Uw adem geblazen,
de zee heeft hen bedolven.
Zij zonken als lood
in machtige watermassa’s.
11Wie is als U
onder de goden, HEERE?
Wie is als U,
verheerlijkt in heiligheid,
ontzagwekkend in lofzangen,
U Die wonderen doet?
12U strekte Uw rechterhand uit,
en de aarde verzwolg hen.
13U leidde in Uw goedertierenheid
dit volk, dat U verlost hebt.
U leidde hen zachtjes door Uw kracht
naar Uw heilige woning.
14De volken hebben het gehoord, zij sidderden,
angst heeft de inwoners van Filistea aangegrepen.
15 Toen werden door schrik overmand
de stamhoofden van Edom.
De machthebbers van Moab
greep huivering aan.
Al de inwoners van Kanaän smolten weg van angst.
16 Op hen viel
verschrikking en angst.
Door de grootheid van Uw arm
verstomden zij als een steen,
terwijl Uw volk, HEERE, erdoorheen trok,
terwijl dit volk, dat U verworven hebt, erdoorheen trok.
17U zult hen brengen en hen planten
op de berg die Uw eigendom is,
Uw vaste woonplaats,
die U gemaakt hebt, HEERE,
het heiligdom, Heere,
dat Uw handen gesticht hebben.
18De HEERE zal regeren
voor eeuwig en altijd!
19Want het paard van de farao, met zijn strijdwagen en zijn ruiters, waren in de zee gekomen, en de HEERE had het water van de zee over hen terug doen vloeien. Maar de Israëlieten gingen op het droge, midden in de zee.
20Mirjam, de profetes, de zuster van Aäron, nam een tamboerijn in haar hand, en al de vrouwen gingen achter haar aan, met tamboerijnen en in reidans.
21Toen zong Mirjam hun ten antwoord:
Zing voor de HEERE,
want Hij is hoogverheven!
Het paard en zijn ruiter
heeft Hij in de zee geworpen.
Ziet u wel het klopt helemaal wat we lezen in Psalm 68:
De zangers gingen voorop, de snarenspelers daarachter, in het midden de trommelende meisjes.
En zo zien we niet alleen deze geschiedenis, die tegelijkertijd een profetie is over de vijanden van het volk van Israel, maar ook een profetisch vergezicht van Mozes is over wat komen gaat. Inderdaad, we zijn er bijna, maar nog niet helemaal.