Psalm 27 -1-: Over de Terugkeer gesproken
Een psalm van David.
De HEERE is mijn licht en mijn heil,
voor wie zou ik vrezen?
De HEERE is mijn levenskracht,
voor wie zou ik angst hebben?
Toen kwaaddoeners op mij afkwamen,
om mij levend te verslinden
– mijn tegenstanders en mijn vijanden –
struikelden zij zelf en vielen.
Al belegerde mij een leger,
mijn hart zou niet vrezen;
al brak er een oorlog tegen mij uit,
toch vertrouw ik hierop.
Eén ding heb ik van de HEERE verlangd,
dát zal ik zoeken:
dat ik wonen mag in het huis van de HEERE,
al de dagen van mijn leven,
om de lieflijkheid van de HEERE te aanschouwen
en te onderzoeken in Zijn tempel.
Want Hij doet mij schuilen in Zijn hut
op de dag van het onheil.
Hij verbergt mij in het verborgene van Zijn tent,
Hij plaatst mij hoog op een rots.
Nu heft mijn hoofd zich omhoog
boven mijn vijanden, die mij omringen.
Ik zal in Zijn tent offers brengen onder geschal van trompetten;
ik zal zingen, ja, ik zal psalmen zingen voor de HEERE.
Hoor, HEERE, mijn stem als ik roep;
wees mij genadig en antwoord mij.
Mijn hart zegt tegen U wat U Zelf zegt:
Zoek Mijn aangezicht.
Ik zóek Uw aangezicht, HEERE,
verberg Uw aangezicht niet voor mij.
Wijs Uw dienaar niet af in toorn,
U bent mijn hulp geweest;
laat mij niet in de steek en verlaat mij niet,
o God van mijn heil.
Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten,
maar de HEERE zal mij aannemen.
HEERE, leer mij Uw weg,
leid mij op een geëffend pad
omwille van mijn belagers.
Geef mij niet over aan de begeerte van mijn tegenstanders,
want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan
en mensen die briesen van geweld.
Als ik toch niet had geloofd dat ik de goedheid van de HEERE
zou zien in het land van de levenden,
ik was vergaan.
Wacht op de HEERE,
wees sterk
en Hij zal uw hart sterk maken;
ja, wacht op de HEERE.
Psalm 27 -1-
Over de Terugkeer gesproken
In de afgelopen periode hebben we met elkaar stilgestaan bij een aantal Messiaanse psalmen zoals we dat noemen.
Op de Joodse- en Bijbelse kalender bevinden we ons echter nu in de aanloop naar de Joodse- of beter gezegd Bijbelse feest- en gedenkdagen. Om die reden wil ik de komende tijd met je nadenken over deze feest- en gedenkdagen die we op onze tussen haakjes ‘christelijke’ kalender niet terug vinden.
Ik zet even de dagen even op een rij:
Rosh HaShanah vind plaats op 19 en 20 september (1-2 Tisjre)
Dit is het Joodse of Bijbelse nieuwjaar. Hiermee begint de periode van tien dagen van berouw tot en met Yom Kippoer.
Yom Kippoer vindt plaats op 28 september 2020 (10 Tisjre)
De Grote Verzoendag. Op deze dag wordt gevast, niet gewassen, geen lederen schoenen gedragen etc.
Soekkot vindt plaats op 3 en 4 oktober 2020 (15 Tisjre)
Herdenking van de 40-jarige zwerftocht van het joodse volk door de woestijn na de Uittocht uit Egypte. Het Joodse volk kreeg de plicht om tijdelijke woningen te bouwen en deze 7 dagen te bewonen (Leviticus 23:33).
Slotfeest vind plaats op 10 oktober 2020 (21 Tisjre) en Simchat Tora vind plaats op 11 oktober 2020 (22 Tisjre).
Voorafgaan aan Yom Kippoer, of Grote Verzoendag is er in het jodendom sprake van de tien ontzagwekkende dagen. vanaf de avond van 18 September tot de avond 28 September 2020. Deze periode start met het Bijbelse Bazuinenfeest en eindigt met Grote Verzoendag.
Gedurende deze dagen wordt in het Jodendom psalm 27 zowel in de ochtend als in de avond gelezen. Ook wij willen in deze periode nadenken over deze psalm, maar eerst wat achtergrond informatie.
De tien dagen tussen het Joodse Nieuwjaar (Rosj Hasjana) en de Grote Verzoendag (Yom Kippoer,) worden wel de ‘Tien ontzagwekkende dagen’ genoemd. In deze periode bevinden we ons nu. Het zijn dagen van inkeer, verootmoediging en schuldbelijdenis. Niet alleen voor Israël, maar ook voor ons is dit noodzakelijk. Verootmoediging voor de Aanwezige, in het diepe verlangen dat Hij ons genadig zal zijn, verzoening en herstel zal schenken, voor ons persoonlijk, ons land en ons volk.
Lijden we geestelijk aan onze onderlinge verdeeldheid? Beseffen we hoe groot onze onheiligheid is in het oog van Gods heilige ogen? Voelen we onszelf misschien beter dan andere christenen? Zijn we vergeten Israël lief te hebben?
Ik denk aan het gebed van Daniël, in Daniël 9. Daniël bevond zich in een belabberde situatie. Het volk was in ballingschap. En wat deed hij? Hij verootmoedigde zich voor de Aanwezige, zijn God. Hij wees niet met de vinger naar de zondaren, naar de mensen die Gods wetten hadden overtreden en zo Gods oordeel over het volk hadden opgeroepen. En je kunt je afvragen in welke tijd wij leven. Hoe is het met ons land en ons volk gesteld? In de dagen dat tientallen abortussen per dag worden uitgevoerd en sommigen de kwaliteit van leven onvoldoende achten en euthanasie plegen? In de dagen dat driehonderd mensen per dag de kerk gedag zeggen?
Daniël had in de Schriften ontdekt dat de zeventig jaren van ballingschap bijna voorbij waren. Hij ging toen geen feest of dankdienst organiseren, maar deed schuldbelijdenis.
Wij hebben gezondigd (…) door af te wijken van Uw geboden en bepalingen. Wij hebben niet geluisterd naar Uw dienaren, de profeten’ (vers 5 en 6).
Verootmoediging en schuldbelijdenis zijn niet alleen voor Israël, maar ook voor ons noodzakelijk
We lezen in Daniel 9:
Ik richtte mijn gezicht tot de Heere God, om Hem te zoeken in gebed en met smeekbeden, met vasten, en in zak en as.
Ik bad tot de HEERE, mijn God, en deed belijdenis en zei: Och Heere, grote en ontzagwekkende God, Die Zich houdt aan het verbond en de goedertierenheid ten aanzien van hen die Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen,
wij hebben gezondigd, wij hebben onrecht gedaan, wij hebben goddeloos gehandeld, wij zijn in opstand gekomen door af te wijken van Uw geboden en bepalingen.
Wij hebben niet geluisterd naar Uw dienaren, de profeten, die in Uw Naam spraken tot onze koningen, onze vorsten en onze vaderen, en tot heel de bevolking van het land.
Bij U, Heere, is de gerechtigheid, maar bij ons de schaamte op het gezicht – zo is het heden ten dage bij de mannen van Juda, bij de inwoners van Jeruzalem en bij heel Israël, bij hen die dichtbij zijn en die ver weg zijn, in alle landen waarheen U hen verdreven hebt om hun trouwbreuk, die zij tegenover U gepleegd hebben.
Heere, bij ons staat de schaamte op het gezicht, bij onze koningen, bij onze vorsten, bij onze vaderen, omdat wij tegen U gezondigd hebben.
Als er iemand was die zou mogen wijzen naar zijn zondige volksgenoten, dan was het Daniël wel. Hij, die zo met God leefde en door Hem werd gebruikt in Zijn dienst en in dit hoofdstuk en in het volgende hoofdstuk zelfs ‘zeer gewenste man’ (Daniël 10:11) wordt genoemd.
Maar niets daarvan. Daniël bidt en smeekt tot God, in vasten en in zak en as. Hij doet een beroep op Gods barmhartigheid en op Zijn vergeving,
hoewel wij tegen U in opstand zijn gekomen. Wij hebben niet geluisterd naar de stem van de HEERE onze God om volgens Zijn wetten te wandelen die Hij ons heeft gegeven door de hand van Zijn dienaren, de profeten. (…) Wij hebben tegen Hem gezondigd’ (vers 9-11).
Daniël doet een dringend beroep op zijn God om te horen. Hij beseft ten volle dat alleen Hij nog herstel kan geven.
‘Nu dan, onze God, luister naar het gebed van Uw dienaar en naar zijn smeekbeden. Doe, omwille van de Heere, Uw aangezicht lichten over Uw heiligdom, dat verwoest is. (…) Heere, luister. Heere, vergeef. Heere, sla er acht op en doe het, wacht niet langer – omwille van Uzelf, mijn God’ (vers 15-19).
En dan, terwijl Daniël nog spreekt, bidt en zijn zonde en de zonde van het volk belijdt, komt de engel Gabriël tot hem. Toen Daniël begon met zijn verootmoediging voor God, was er al een woord van God uitgegaan en nu was het moment dat Gabriël het kwam meedelen aan Daniël.
Zullen we als christenen de weg van Daniël gaan? De weg van verootmoediging en schuldbelijdenis, juist nu, in deze dagen, samen met het volk Israel, in deze dagen waarin een pandemie ons in zijn greep houdt?
Dat we het uitroepen naar de Heere Jezus toe en belijdenis doen van onze zonden, en ook van de zonden van land, kerk en volk. Dat we ons niet langer als heiligen verheffen boven de zondaren om ons heen, maar dat we tot Hem gaan roepen om vergeving en genade. En in Gods kracht breken met de zonde en de ongerechtigheid in ons leven.
Als er iemand was die zou mogen wijzen naar zijn zondige volksgenoten, dan was het Daniël wel
Of voelt u zich hier te goed voor? Ik zie en hoor dat veel christenen zich te goed voelen om deze weg te gaan. Zelfs kerken en organisaties.
‘Wij zijn zo slecht toch niet… Onze zonden zijn toch al verzoend door het bloed van Christus… Moeten wij belijdenis doen van die grote zondaren… Laat ze dat zelf doen… De Aanwezige zal ons zegenen…’
Toch zie je in de Bijbel telkens weer dat de weg van verootmoediging en schuldbelijdenis de weg is die de Aanwezige wil zegenen. En altijd zijn het Gods kinderen die voorop gaan. Denk aan Ninevé, dat zich bekeerde in zak en as toen het oordeel door Jona werd aangekondigd. En de Heere was de stad en het inwoners van Ninevé genadig. Tal van opwekkingen in het verleden ontstonden op aanhoudend gebed en verootmoediging.
Ook Nehemia gingen deze weg Eenzelfde verootmoediging komen we tegen bij Nehemia. Hoe diep zijn zijn woorden, die we lezen in het eerste hoofdstuk, nadat hij van Hanani, een van zijn broers, hem vertelde over de erbarmelijke situatie van Jeruzalem.
Het gebeurde, toen ik deze woorden hoorde, dat ik ging zitten en begon te huilen. Ik bedreef enkele dagen rouw, terwijl ik voor het aangezicht van de God van de hemel vastte en bad. Ik zei: Och, HEERE, God van de hemel, de grote en ontzagwekkende God, Die het verbond en de goedertierenheid in acht neemt voor hen die Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen. Laat Uw oor toch opmerkzaam zijn, en Uw ogen open, om te luisteren naar het gebed van Uw dienaar, dat ik heden dag en nacht voor Uw aangezicht bid voor de Israëlieten, Uw dienaren. Ik belijd de zonden van de Israëlieten, die wij tegen U begaan hebben. Ook ik en mijn familie, wij hebben gezondigd. Wij hebben het grondig bij U verdorven. Wij hebben de geboden, de verordeningen en de bepalingen, die U aan Uw dienaar Mozes geboden hebt, niet in acht genomen. (…) Och, Heere, laat Uw oor toch opmerkzaam zijn op het gebed van Uw dienaar, en op het gebed van Uw dienaren, die er vreugde in vinden Uw Naam te vrezen. (Nehemia 1:4-11).
Mij raakt het wanneer ik lees dat ook Nehemia belijdt dat hij en zijn familie gezondigd hebben. Net als Daniël. De Heere hoort, verhoort, vergeeft en geeft herstel en genezing. Laten wij ook deze weg gaan. Dan zal de Heere ook horen, verhoren, vergeven, herstellen en genezen.
We gaan luisteren naar een Hebreeuwse versie van Psalm 27,Adonai Uri.
KLIK HIERONDER OM TE LUISTEREN