Psalm 22 -6-:  Over de baarmoeder gesproken
04/09/2020

Psalm 22 -6-: Over de baarmoeder gesproken

Passage: Psalm 22

Gebed in aanvechting

Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De hinde van de dageraad’.

Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten,
bent U ver van mijn verlossing, van de woorden van mijn jammerklacht?

Mijn God, ik roep overdag, maar U antwoordt niet,
en ’s nachts, maar ik vind geen stilte.

Maar U bent heilig,
U troont op de lofzangen van Israël.

Op U hebben onze vaderen vertrouwd,
zij hebben vertrouwd en U hebt hen bevrijd.

Tot U hebben zij geroepen en zij zijn gered,
op U hebben zij vertrouwd en zij zijn niet beschaamd.

Maar ik ben een worm en geen man,
een smaad van mensen en veracht door het volk.

Allen die mij zien, bespotten mij;
zij trekken de lippen op, zij schudden het hoofd en zeggen:

Hij heeft zijn zaak op de HEERE gewenteld – laat Die hem bevrijden!
Laat Die hem redden, als Hij hem genegen is.

10 U bent het toch Die mij uit de buik hebt getrokken,
Die mij vertrouwen gaf, toen ik aan mijn moeders borst lag.

11 Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af,
vanaf de moederschoot bent U mijn God.

12 Blijf dan niet ver van mij, want de nood is nabij;
er is immers geen helper.

Vele stieren hebben mij omringd,
sterke stieren van Basan hebben mij omsingeld.

Zij hebben hun muil tegen mij opengesperd
als een verscheurende en brullende leeuw.

Als water ben ik uitgestort,
ontwricht zijn al mijn beenderen;
mijn hart is als was,
het is gesmolten diep in mijn binnenste.

Mijn kracht is verdroogd als een potscherf,
mijn tong kleeft aan mijn gehemelte;
U legt mij in het stof van de dood,

Want honden hebben mij omsingeld,
een horde kwaaddoeners heeft mij omgeven;
zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord.

Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen;
en zij, zij zien het aan, zij kijken naar mij.

Zij verdelen mijn kleding onder elkaar
en werpen het lot om mijn gewaad.

Maar U, HEERE, blijf niet ver weg;
mijn sterkte, kom mij spoedig te hulp.

Red mijn ziel van het zwaard,
mijn eenzame ziel van het geweld van de hond.

Verlos mij uit de muil van de leeuw
en van de hoorns van de wilde ossen.
Ja, U hebt mij verhoord.

Ik Uw Naam mijn broeders vertellen,
in het midden van de gemeente zal ik U loven.

U die de HEERE vreest, loof Hem;
alle nakomelingen van Jakob, vereer Hem;
wees bevreesd voor Hem, alle nakomelingen van Israël.

Want Hij heeft de ellendige in zijn ellende
niet veracht en niet verafschuwd;
Hij heeft Zijn aangezicht niet voor hem verborgen,
maar Hij heeft gehoord, toen hij tot Hem riep.

Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente,
mijn geloften zal ik nakomen in bijzijn van wie Hem vrezen.

De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden;
wie de HEERE zoeken, zullen Hem loven.
Uw hart zal voor eeuwig leven.

Alle einden der aarde
zullen eraan denken en zich tot de HEERE bekeren:
alle geslachten van de heidenvolken
zullen zich voor Uw aangezicht neerbuigen.

Want het koningschap is van de HEERE,
Hij heerst over de heidenvolken.

Alle groten groten der aarde
zullen eten en zich neerbuigen.

Allen die in het stof neerdalen
en hun ziel niet in het leven kunnen behouden,
zullen voor Zijn aangezicht neerbukken.

Het nageslacht zal Hem dienen,
en aan de Heere toegeschreven worden tot in generaties.

Zij zullen komen en Zijn gerechtigheid verkondigen
aan het volk dat geboren zal worden,
want Hij heeft het gedaan.

Psalm 22 -6-

Over de baarmoeder gesproken
De voorgaande keer hebben we met elkaar stilgestaan bij de vertwijfelde uitspraak van David waar hij het uitroept: Ik ben een worm en geen mens! een smaad van mensen en veracht door het volk.

Wat een vertwijfeling, wat een nood moet er wel achter deze woorden schuilgaan. En in deze gemoedstoestand doet David een beroep op Gods aanwezigheid in het leven van David, nota bene al van voor zijn geboorte. Hij zegt:

U bent het toch Die mij uit de buik hebt getrokken,
Die mij vertrouwen gaf, toen ik aan mijn moeders borst lag.
Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af,
vanaf de moederschoot bent U mijn God.

Het heeft er alle schijn van dat Hij God er bij wijze van spreken aan herinnerd dat Hij al voor Davids geboorte en daarna aanwezig was. Als of David wil zeggen: Kom Heere, U was er toen, blijf nu niet weg.

Blijf dan niet ver van mij, want de nood is nabij;
er is immers geen helper.

Mag ik het vanmorgen eens zo zeggen: David doet een beroep op Gods geweten: Waar bent U nu? U was al bij mij in de baarmoeder, bij mijn geboorte, blijf dan niet op een afstandje staan, want in ben in grote nood en buiten U is er geen helper.

Wat is het een geweldig voorrecht als je al als kind weet dat JHWH je God is: Vanaf de moederschoot zegt David, bent u mijn God. En dan nu ineens, als David in grote nood verkeerd: Waar bent U Heere! Misschien ken jij die tijden ook wel. Tijden waarin je zo dicht in Zijn aanwezigheid leefde, als het ware aan Zijn borst lag en dat je nu in de woestijn van je leven terecht gekomen bent. Wanhopig op zoek naar God. Nou, herinner Hem er dan maar gerust aan dat Hij je in het verleden geholpen heeft, zoals David bij wijze van spreken zijn vaderen in de voorgaande verzen er bij sleepte en herinner Hem er maar aan dat jij bij wijze van spreken hand in hand met Jezus liep. David deed dat ook.

Maar weet je, in de Hebreeuwse tekst, ligt ook een verborgen troost. En dat te midden van de totale vertwijfeling. David spreekt namelijk over de baarmoeder. ‘Op U ben ik geworpen, van de baarmoeder af’.

Het Hebreeuwse woord voor ‘baarmoeder’ dat hier in psalm 22 gebruikt wordt is ‘merahem’ ofr ‘rechem’. Dit woord is afkomstig van ’racham’ wat mededogen, barmhartigheid, moederliefde, genade te hebben, mededogen te hebben, tedere genegenheid te hebben betekend. Het wordt ook wel de zetel van de liefde genoemd.

Graag wil ik het vanmorgen even met je hebben over de baarmoeder van God.
Op dit moment leven we in de 40 dagentijd voorafgaand aan de grote verzoendag, Jom Kippoer, die op 28 september plaatsvindt.

Zoals alle Joodse feestdagen begint Jom Kippoer op de vooravond, met zonsondergang. Jom Kippoer is bestemd om het nieuwe Joodse jaar, dat tien dagen eerder met Rosj Hasjana is begonnen, met een schone lei te beginnen. Er wordt verzoening gezocht met andere mensen en met God, vergeving voor wat verkeerd is gegaan in het vorige jaar. In de synagoge is het een lange dag van zelfonderzoek, gebed en samenzijn, waarbij een aantal gebeden meer keren herhaald wordt.
De gelovige Jood bidt dan de tekst uit Exodus 34 vers 6 en 7a:

HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw, goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden, Die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft

Deze unieke, ontzag inboezemende tekst, wordt meerdere malen herhaald tijdens de Grote Verzoendag, waar hij op een indrukwekkende en ontroerende melodie wordt gereciteerd.

In deze verzen openbaart God zichzelf tegenover Moses.

In het Hebreeuws is ‘barmhartige God’: el rachoem. Dat laatste is het bijvoeglijk naamwoord dat is afgeleid van rechem, dat baarmoeder betekent. Een ‘baarmoederlijke’ God dus. Vaak komt ‘de baarmoeder ’van God samen met ‘genadig’ (chanoen) tegen, zoals ook hier.

Op Jom Kippoer realiseert de biddende Joodse gelovige zich dat hij volkomen afhankelijk is van Gods rachamiem. Het meervoud van rechem. Rachamiem, betekent dus ook ‘barmhartigheid’.

Zo gezien is de baarmoeder dus de zetel van erbarmen.
Het orgaan dat in het Nederlands dus in verband wordt gebracht met zorgende gevoelens voor de anderen is het ‘hart’. Er mag dan in het Nederlands geen taalkundig verband zijn tussen ‘baarmoeder’ en ‘barmhartigheid’, maar het feit dat in het Hebreeuws het woord voor ‘baarmoeder’ in het meervoud, rachamiem, ‘barmhartigheid’ betekent kan ons wel iets leren over wat ‘barmhartigheid’ betekent in de Bijbelse en Joodse traditie.

Zoals in het Nederlandse ‘barmhartigheid’ het hart wordt gezien als de zetel van warme gevoelens voor mensen die hulp nodig hebben, zo is dat in het Hebreeuws dus de baarmoeder.

In de Hebreeuwse bijbel (het Oude Testament) wordt barmhartigheid bijna alleen gebruikt met betrekking tot God. Dit is ook het geval in de rabbijnse literatuur. Dee Hebreeuwse associatie met een baarmoeder leert ons Gods onvoorwaardelijke liefde en barmhartigheid.

Het feit dat God hier gekoppeld wordt aan het meest vrouwelijke orgaan dat een mens kan bezitten, een orgaan dat mannen niet hebben, is natuurlijk heel bijzonder. In de combinatie av harachamiem, een andere in de Joodse liturgie veel gehoorde combinatie die letterlijk ‘vader van de baarmoeders’ betekent, is wel heel bijzonder

God is voor ons als een menselijke vader en moeder tegelijk. Rachamiem verwijst naar de houding van de moeder, en vaak ook van de vader, tegenover het ongeboren kind.

Deze liefde is onvoorwaardelijk: de moeder en de vader weten nog niets van het kind, ze hebben nog niets om liefdevol op te reageren, het is een onvoorwaardelijk eenrichtingsverkeer.

Wanneer wij in ons in gebed vragen om Gods barmhartigheid dan vragen ze om deze volkomen onvoorwaardelijke liefde. Behalve in het eerdere gebed dat de Joden uitpreken aan de hand van Exodus 34 wordt de term rachamiem ook in andere gebeden vaak herhaald tijdens Jom Kippoer, Als een voorbeeld citeer ik hier het allerlaatste stukje van het laatste gebed op deze dag:

Onze Vader, onze Koning, doe het om Uwentwil, niet om de onze.
Onze Vader, onze Koning, doe het om uw rachamiem die zo groot is.
Onze Vader, onze Koning, wees ons genadig, verhoor ons, wij hebben geen daden, waarop wij ons beroepen kunnen, maar toch, laat uw recht, dat Gij spreekt over ons, de mildheid kennen van uw trouw, ja wil ons helpen.

Vanuit een diep bewustzijn van afhankelijkheid vraagt men om Gods barmhartigheid, om ingeschreven te blijven in het ‘boek van het leven’. Net als de foetus in de baarmoeder die voor zijn levensbehoud volkomen afhankelijk is van de baarmoeder.

Zoals de foetus die nog geen daden heeft waarop hij of zij zich kan beroepen of die tegen hem spreken, willen we het nieuwe jaar met een schone lei beginnen.

In andere Joodse gebeden wordt God ‘de barmhartige’ (ha-rachaman) genoemd. Deze laatste naam vinden we bijvoorbeeld in de zegening na de maaltijd. Een gedeelte daarvan bestaat uit een lang gebed dat, ‘Harachaman’, ‘de barmhartige’ wordt genoemd. In dit gebed wordt God niet minder dan twaalf keer met ‘de barmhartige’ aangesproken. Om een indruk te geven citeer ik een paar regels:

De Barmhartige – Hij zal altijd over ons regeren. […]
De Barmhartige – Hij zal ons op eervolle wijze in ons levensonderhoud laten      voorzien.
De Barmhartige – Hij zal vrede stichten tussen ons […]
De Barmhartige – Hij zal ons volledige gezondheid schenken, gezondheid van     lichaam en gezondheid van geest […]
De Barmhartige – Hij zal dit huis en deze tafel waaraan wij hebben gegeten         overvloedig zegenen […]

Een heel andere toon dan de plechtige, zware gebeden van Jom Kippoer. De barmhartigheid die hier van God verwacht wordt gaat over alledaagse dingen als eten, levensonderhoud, en gezondheid. Maar ook hier laat het gebruik van deze naam voor God een besef van afhankelijkheid zien: alleen als God het wil komt er eten op tafel; aan God heeft de mens zijn gezondheid te danken.

En daarom: zoals de foetus via de baarmoeder afhankelijk is van de voeding door het bloed van de moeder, op eenzelfde manier zijn wij afhankelijk van het bloed van de Messias.

Als dat geen zegen is…

We gaan luisteren naar het lied: Rachem van Jacob Swekey.

De woorden zeggen:
Genade over UW volk YISRA’EL, genade …
En over Jeruzalem UW stad
Barmhartigheid, barmhartigheid, barmhartigheid
En over ZION, en de pracht van UW Tempel.
En over de regering van het Huis van David, UW gezalfde
En over het Grote en Heilige Huis
Rachem, Rachem, Rachem
Barmhartigheid, barmhartigheid, barmhartigheid …

KLIK HIERONDER OM TE LUISTEREN

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב