Psalm 121 (7): Over de Wolk gesproken
Een pelgrimslied.
Ik sla mijn ogen op naar de bergen,
vanwaar mijn hulp komen zal.
Mijn hulp is van de HEERE,
Die hemel en aarde gemaakt heeft.
Hij zal uw voet niet laten wankelen,
uw Bewaarder zal niet sluimeren.
Zie, de Bewaarder van Israël
zal niet sluimeren of slapen.
De HEERE is uw Bewaarder,
de HEERE is uw schaduw aan uw rechterhand.
De zon zal u overdag niet steken,
de maan niet in de nacht.
De HEERE zal u bewaren voor alle kwaad,
uw ziel zal Hij bewaren.
De HEERE zal uw uitgaan en uw ingaan bewaren,
van nu aan tot in eeuwigheid.
Psalm 121
Over de Wolk gesproken
We lazen zojuist
De zon zal u overdag niet steken,
de maan niet in de nacht.
In het Hebreeuws staat hier letterlijk
Overdag / de zon / hij slaat jou niet /
en de maan / ’s nachts.
De lichte en de donkere helft van het etmaal worden (sinds Genesis 1 als het ware) door deze twee hemellichamen geregeerd, die in het boerenbestaan van toen het belangrijkst waren. De zon zal je geen schade doen omdat je in de schaduw van je beschermheer vertoeft.
De maan (aan wie men allerlei krachten toeschreef in de oudheid) ook niet, omdat er ’s nachts ook iemand is die over je waakt.
Ik moet bij het lezen van deze woorden onwillekeurig denken aan de wolk- en vuurkolom gedurende de periode dat het volk van Israël.
De HEERE ging vóór hen uit, overdag in een wolkkolom om hun de weg te wijzen, en ’s nachts in een vuurkolom om hun licht te geven, zodat zij dag en nacht verder konden trekken.
Hij nam de wolkkolom overdag en de vuurkolom in de nacht niet weg voor de aanblik van het volk.
Nu heb ik altijd gedacht dat zoals we zojuist gelezen hebben dat de wolk- en vuurkolom er waren om de weg te wijzen. En dat was natuurlijk ook zo. Maar er is nog een aspect waarom God de wolk- en voorkolom het volk Israël schonk toen zij door de woestijn moesten trekken.
Ik realiseerde mij dat toen ik een jaar of 13 geleden voor het eerst door de woestijn in Israël trok. Ik kan je vertellen, dat als de zon daar overdag brand dat het daar bloed, maar dan ook bloed heet kan zijn. En je bent blij met elk streepje schaduw dat er is. Om beschutting te zoeken voor elk streepje zon. En toen wij ’s nachts een keer in de buitenlucht in de woestijn bleven slapen was het stik en stik donker.
Pas toen begreep ik dat God niet alleen de wolk- en vuurkolom had geschonken aan het volk in de woestijn, maar dat hij deze ook gegeven had als beschutting voor de stekende zon die overdag in de woestijn was. Hij gaf hun een beschutting. En omdat het volk ook in de nacht reisde gaf hij hun ook een vuurkolom. Hij zorgde voor licht zodat zij niet alleen de weg konden volgen, maar zij ook hun voet aan geen steen zouden stoten en er over struikelen. En er liggen wat stenen in de woestijn. Als je er een keer geweest bent, dan weet je dat. Het ligt er als het ware bezaaid met stenen.
Op deze manier zorgde de HEERE voor Zijn volk gedurende de hele reis. De reis die veertig jaar duurde. Veertig jaar stond voor een heel geslacht, een heel leven.
De metafoor is duidelijk: Ook wij, jij en ik zijn op weg door de woestijn van het leven. Je hele leven lang. We zijn nog niet op onze bestemming. Maar ook in ons leven laat God ons weten dat we onder Zijn bescherming, onder zijn wolkkolom mogen en kunnen leven. Hij geeft die. Hij wijst jou en mij de weg in het leven. Van dag tot dag. Wijst hij je de weg. En mag je onder Zijn bescherming leven. En in de nacht van ons leven, op de momenten dat het stikdonker is zorgt Hij voor de vuurkolom, die zorgt dat je niet verdwaald en je voet aan geen steen stoot en struikelt. De wolk- en de vuurkolom zijn de beelden van zijn bescherming en Zijn Woord. We vinden beschutting in Zijn Woord, onder Zijn vleugelen en Zijn Woord geeft Licht.
Maar er zijn wel twee voorwaarden: Om gebruik te maken van de wolkkolom moest je er wel onder de wolk- en vuurkolom blijven. Anders liep het niet goed af met je: Of je liep een dodelijke zonnesteek op stierf van de dorst en als je ‘s nachts niet op de vuurkolom lette raakte je of de weg helemaal kwijt of je liep onherstelbare kwetsuren op.
Om op de wolk te letten moesten ze hun hoofd oprichten, niet naar beneden kijken, niet om je heen kijken, maar omhoog kijken.
Ik moet denken aan de woorden die Paulus schreef aan de mensen in Korinthe, in het tiende hoofdstuk:
En ik wil niet, broeders, dat u er geen weet van hebt dat onze vaderen allen onder de wolk waren en allen door de zee zijn gegaan, en dat allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee en allen hetzelfde geestelijke voedsel gegeten hebben, en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben. Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was Christus. Maar in de meesten van hen heeft God geen welgevallen gehad, want zij zijn neergeveld in de woestijn.
En deze dingen zijn gebeurd als voorbeelden voor ons, opdat wij niet zouden verlangen naar kwade dingen, zoals ook zij verlangd hebben. En word geen afgodendienaars zoals sommigen van hen, zoals geschreven staat: Het volk ging zitten om te eten en te drinken en zij stonden op om te feesten.
En laten wij geen hoererij bedrijven, zoals sommigen van hen hoererij bedreven hebben, en op één dag vielen er drieëntwintigduizend. En laten wij Christus niet verzoeken, zoals ook sommigen van hen Hem verzocht hebben en door de slangen omgekomen zijn.
En mor niet, zoals ook sommigen van hen gemord hebben en omgekomen zijn door de verderver. Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden voor ons, en ze zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, over wie het einde van de eeuwen gekomen is.
Daarom, wie denkt te staan, laat hij oppassen dat hij niet valt.
Maar let op. Niet stoppen met lezen hoor. Want het Woord van God geeft altijd weer beschutting, geeft altijd weer hoop. Zo ook nu, want Paulus, de boodschapper van de genade, en daarmee de boodschapper van God Zelf, laat de mens, laat jou en mij niet in de kou staan. Zoekt ons altijd weer op. Weet je nog, in de hof, in Genesis 3 toen we totaal verdwaald waren? Hoor je hem roepen? Adam, mens waar ben je? Er is altijd weer hoop. Er is altijd weer God die jou en mij zoekt. Luister maar naar de woorden waar Paulus dit gedeelte mee afsluit:
Meer dan een menselijke verzoeking is u niet overkomen. En God is getrouw: Hij zal niet toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven om die te kunnen doorstaan.
KLIK HIERONDER OM TE LUISTEREN
DELEN
[Sassy_Social_Share]