Psalm 119 vers 169 – 176:  Over witte lakens gesproken
31/03/2020

Psalm 119 vers 169 – 176: Over witte lakens gesproken

Passage: Psalm 119: 169 – 176

Laat mijn roepen naderen voor Uw aangezicht, HEERE;
geef mij inzicht overeenkomstig Uw woord.

Laat mijn smeken voor Uw aangezicht komen;
red mij overeenkomstig Uw belofte.

Mijn lippen vloeien over van lofzang,
want U leert mij Uw verordeningen.

Mijn tong zal Uw woorden bezingen,
want al Uw geboden zijn rechtvaardig.

Laat Uw hand mij te hulp komen,
want ik heb Uw bevelen uitgekozen.

HEERE, ik verlang naar Uw heil;
Uw wet is mijn bron van blijdschap.

Laat mijn ziel leven, dan zal hij U loven;
laat Uw bepalingen mij helpen.

Ik heb gedwaald als een verloren schaap;
zoek Uw dienaar, want Uw geboden heb ik niet vergeten.

Psalm 119 vers 169 – 176

Over witte lakens gesproken
Inmiddels zijn wij bij het laatste vers van Psalm 119 gekomen waarin de schrijver van de psalm zegt:

Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw dienaar

Met andere woorden erkent de schrijver van de psalm dat hij op de verkeerde weg zat en hij vraagt God om hem op te zoeken.

Schapen hebben leiding nodig. Ze horen naar de stem van de herder. Voor vreemden kunnen ze op de vlucht slaan. Wanneer ze in paniek raken, stuiven ze alle kanten op. Wanneer een schaap op zijn rug komt te liggen, heeft hij soms hulp nodig om overeind te komen. In een schaapskooi worden soms meerdere kudden bijeen gebracht. Ze herkennen hun eigen herder.

Gods volk, Israël, wordt vergeleken met een kudde schapen. Luister maar eens. En als je goed luistert hoor je of ontdek je het plan of de geschiedenis van God met Israël, ook, of misschien juist wel in de tijd waarin wij leven:

Ps 78:52
En Hij voerde Zijn volk als schapen, en leidde hen, als een kudde, in de woestijn.

Ps 78:71
Van achter de zogende [schapen] deed Hij hem (= David, dat is de Geliefde) komen, om te weiden Jakob, Zijn volk, en Israel, Zijn erfenis.

Ps 79:13
Zo zullen wij, Uw volk en de schapen Uwer weide, U loven in eeuwigheid, van geslacht tot geslacht; wij zullen Uw roem vertellen.

Ps 95:7
Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen Zijner hand. Heden, zo gij Zijn stem hoort,

Ps 100:3
Weet, dat de HEERE is God; Hij heeft ons gemaakt (en niet wij), Zijn volk en de schapen Zijner weide.

Jer 50:6
Mijn volk waren verloren schapen, hun herders hadden hen verleid, zij hadden hen gevoerd [naar] de bergen, zij gingen van berg tot heuvel, zij vergaten hun legering.

Jer 23:1
Wee de herders, die de schapen van Mijn weide ombrengen en verstrooien! spreekt de HEERE.

Jer 23:2
Daarom zegt de HEERE, de God van Israel, alzo van de herders, die Mijn volk weiden: Gijlieden hebt Mijn schapen verstrooid, en hebt ze verdreven, en hebt ze niet bezocht; ziet, Ik zal over u bezoeken de boosheid uwer handelingen, spreekt de HEERE.

Jer 23:3
En Ik zal het overblijfsel Mijner schapen Zelf vergaderen uit al de landen, waarheen Ik ze verdreven heb; en Ik zal ze terugbrengen tot hun kooien, en zij zullen vruchtbaar zijn, en vermenigvuldigen.

Maar niet alleen Israël, het volk van God wordt vergeleken met schapen. Maar ook wij, alle mensen van deze aarde worden in de Bijbel vergeleken met schapen:

Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen.

Maar het gaat nog verder, ook de Heere Jezus vergelijkt Zich met een schaap

De lijdzame houding van de lijdende Knecht van de HEERE, onze Heer Jezus Christus, wordt vergeleken met dat van een stom (=zwijgend) schaap in Jesaja 53:7.

Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open.

De Heere Jezus gaf Zichzelf gewillig over met het oog op onze zonden. Als een lam of ooi, overgeleverd in de handen van mensen, ging hij de dood in. Hij stelde Zijn ziel als schuldoffer (dat is als een offer voor jou en mijn schuld) voor onze zonden.

Ik sluit vandaag en deze psalm af met een verhaal. Een verhaal dat illustratief is voor deze psalm. Maar luister goed, het is het meest illustratief, het laat het meest zien hoe God handelt. Het laat het meest zien wat de houding is van Vader.

Hopen op een witte zakdoek
De Roemeense prediker Richard Wurmbrand vertelde eens overeen jongeman die een misdaad op zijn geweten had. Daarvoor had hij lange tijd in de gevangenis gezeten. Voordat hij naar huis ging, schreef hij zijn vader een brief waarin hij vroeg of hij hem zijn misdaad vergeven wilde. Zijn vader gaf een merkwaardig antwoord.

Die vader schreef: ‘Je komt maar met de trein. Die komt langs ons huis; en als je wilt weten, of ik het je vergeef, kijk dan maar of er een witte zakdoek in een boom in de tuin hangt.’

De jongen nam de trein naar zijn ouderlijk huis. Onderweg kon hij niet stil blijven zitten. Hij liep telkens heen en weer. ‘Waarom ben je zo zenuwachtig?’, vroeg een medereiziger. Toen de jongeman vertelde waarom hij zo gespannen was, zei die medepassagier: ‘Ga maar zitten; ik zal wel voor je kijken.’

Even later reed de trein langs het ouderlijk huis van de jongen. En wat zag hij? De hele boomgaard hing vól met witte lakens…

Net als de vader van die jongen verlangt Vader ernaar om zondaren te vergeven. Dat is zijn hart. ‘U, Heere, bent immers goed, mild om te vergeven (…)’ (Psalm 86:5).

Gods vergeving is diep en grondig. Hij komt er later niet meer op terug en haalt geen ‘oude koeien uit de sloot’. ‘(…) U zult al hun zonden werpen in de diepten van de zee’ (Micha 7:19). Corrie ten Boom schreef hierover: ‘Als je genade ontvangen hebt, dan gooit God al je zonden in het meer van vergetelheid en zet Hij er een bordje bij: Verboden te vissen.’

De Heere God kan niet zomaar onze zonden vergeven. Hij is namelijk volmaakt rechtvaardig en heeft een hartgrondige afkeer van elke vorm van leugen, onrecht en zonde. ‘Wie de goddeloze vrijspreekt en wie de rechtvaardige schuldig verklaart, zijn voor de HEERE een gruwel, allebei’ (Spreuken 17:15). Iemand moet de prijs te betalen voor onze, jou en mijn rebellie, hypocrisie en vijandigheid. Tegenover elkaar, maar bovenal naar onze Schepper. Daarvoor moest een onschuldige boeten, een vlekkeloos lam worden geslacht. Want zonder bloedstorting vindt er geen vergeving plaats (Hebreeën 9:22).

Het wonder van het Evangelie is dat God Zelf de vloek van de zonde gedragen heeft in Jezus Christus. Alleen door Zijn offer is er vergeving mogelijk.

De Heere Jezus Zelf heeft ons geleerd om de hemelse Vader te vragen om vergeving: ‘En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren vergeven.’ Net als de Heere God ons wil vergeven als wij berouw tonen, wil Hij dat wij ook anderen vergeven als zij hun zonden aan ons belijden (Mattheus 6:14,15).

De Bijbel moedigt ons aan om steeds weer terug te gaan tot de Vader als wij gezondigd hebben. Als wij onze zonden eerlijk belijden, is Hij getrouw om die te vergeven (1 Johannes 1:9). Het is heel gevaarlijk om te denken dat jouw zonde te groot is om mee naar God te gaan. Of dat je te vaak gezondigd hebt.

De prediker Robert Murray M’Cheyne zei: ‘Als ik een zonde bega (…) dan moet ik gelijk naar de troon van Gods genade. Maar ik voel wel duizend bezwaren opkomen in mijn hart. Je kunt toch niet zomaar van het varkenshok naar de troon der genade gaan? Dat past niet! Maar al die bezwaren zijn leugens en ze komen uit de boezem van de hel om mij van Gods genadetroon af te houden.’

In de afgelopen periode, tijdens het doornemen van Psalm 119, hebben we gelezen, en ik hoop, ook geleerd om met twee woorden te spreken. Inderdaad, wij zijn geen al te beste mensen, doen telkens weer verkeerd, maar we hebben Vader die altijd weer vergeeft. Hij is getrouw om te vergeven.

KLIK HIERONDER OM TE LUISTEREN


DELEN
[Sassy_Social_Share]

Reactie verzenden

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב