Psalm 118 vers 21 – 25: Over de hoeksteen geproken
Ik zal U loven, omdat U mij verhoord hebt
en mij tot heil geweest bent.
De steen die de bouwers verworpen hadden,
is tot een hoeksteen geworden.
Dit is door de HEERE geschied,
het is wonderlijk in onze ogen.
Dit is de dag die de HEERE gemaakt heeft,
laten wij op deze dag ons verheugen en verblijd zijn.
Och HEERE, breng toch heil;
Och HEERE, geef toch voorspoed.
Psalm 118 vers 21 – 25
Over de hoeksteen gesproken
De verzen 22 en 23 verwijzen opnieuw duidelijk naar de Heere Jezus, naar Jeshua: ’De steen die de bouwlieden versmaad hebben, is tot een hoeksteen geworden; dit is van de HEERE van geschied, het [of: Hij] is wonderlijk in onze ogen.’
Jezus verwees er later naar deze tekst in bijvoorbeeld Mattheus 21: 40 en Lukas 20: 17 waar we voor het verband de verzen 9 tot en met 19 lezen en waar het gaat over de slechte landbouwers:
En Hij begon tot het volk deze gelijkenis te zeggen: Iemand plantte een wijngaard en verhuurde die aan landbouwers en ging een tijd lang naar het buitenland.
En toen het de tijd was, stuurde hij een dienaar naar de landbouwers, opdat zij hem een deel van de opbrengst van de wijngaard zouden geven. De landbouwers echter sloegen hem en stuurden hem met lege handen weg.
En hij stuurde nog een andere dienaar, maar zij sloegen ook hem, behandelden hem schandelijk en stuurden hem met lege handen weg.
Daarna stuurde hij nog een derde, maar zij verwondden ook deze en wierpen hem eruit.
En de heer van de wijngaard zei: Wat zal ik doen? Ik zal mijn geliefde zoon sturen. Als zij deze zien, zullen zij mogelijk ontzag voor hem hebben.
Maar toen de landbouwers hem zagen, overlegden zij onder elkaar en zeiden: Dit is de erfgenaam. Kom, laten we hem doden, opdat de erfenis van ons zal worden.
En toen zij hem buiten de wijngaard geworpen hadden, doodden zij hem. Wat zal dan de heer van de wijngaard met hen doen?
Hij zal komen en die landbouwers ombrengen en zal de wijngaard aan anderen geven. En toen zij dit hoorden, zeiden zij: Dat nooit.
Maar Hij keek hen aan en zei: Wat betekent dan dit wat geschreven staat: De steen die de bouwers verworpen hebben, is tot een hoeksteen geworden? Ieder die op die steen valt, zal verpletterd worden en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen.
En de overpriesters en schriftgeleerden probeerden op datzelfde moment de hand aan Hem te slaan. Zij waren echter bevreesd voor het volk, want zij begrepen dat Hij deze gelijkenis met het oog op hen gesproken had.
In de bovenstaande verzen is sprake van een verschrikkelijke tragedie. De geestelijke leiders van het volk, nota bene de overpriesters en de schriftgeleerden, die minuten daarvoor zo gewaarschuwd waren, probeerden op dat moment de hand aan Hem te slaan. Waarom? Want, zo zegt de tekst: ‘zij begrepen dat Hij deze gelijkenis met het oog op hen gesproken had.’
Uiteindelijk zijn deze woorden van deze gelijkenis in het leven van de HEERE Jezus ten volle vervuld. De hoeksteen, de steen waarop het hele gebouw, het Koningrijk van God, rustte werd door de geestelijke leiders verworpen, waarna het hele gebouw ineen stortte. En ieder, op wie die steen valt, zal hij vermorzelen.
Als het daarbij gebleven was, wanneer het bij de dood van Jezus gebleven was, was het een hopeloze zaak voor ons geweest. Maar ondanks dat jij en ik Hem verworpen hebben, had en heeft Hij gedachten van vrede over ons.
Want, vervolgt Psalm 118:
Dit is de dag die de HEERE gemaakt heeft.
Natuurlijk kunnen we hier in principe aan elke dag denken, maar in de context is de bewuste Pesach-dag waarop Jezus door Zijn bloed op het kruis de ingang, de poort, naar het leven met God opende. Over die dag kunnen we inderdaad juichen en ons verheugen!
Alle reden dus om ook vandaag de HEERE te loven en te danken voor zijn verlossingswerk!
DELEN
[Sassy_Social_Share]