Psalm 110 -2- Over de wederkomst gesproken
Belofte voor de Priesterkoning
Een psalm van David.
De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken:
Zit aan Mijn rechterhand,
totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal hebben
tot een voetbank voor Uw voeten.
2De HEERE strekt Uw machtige scepter uit vanuit Sion
en zegt: Heers te midden van Uw vijanden.
3Uw volk is zeer gewillig
op de dag van Uw kracht,
getooid met heilig sieraad;
uit de baarmoeder van de dageraad
is voor U de dauw van Uw jeugd.
4De HEERE heeft gezworen
en Hij zal er geen berouw van hebben:
U bent Priester Hebr. 5:6; 6:20; 7:17voor eeuwig,
naar de ordening van Melchizedek.
5De Heere is aan Uw rechterhand,
Hij verplettert koningen op de dag van Zijn toorn.
6Hij spreekt recht onder de heidenvolken,
Openb. 14:14 enz.; 16:14 enz.; 20:8 enz.vult het slagveld met dode lichamen
en verplettert hem die het hoofd is over een groot land.
7Hij drinkt onderweg uit de beek,
daarom heft Hij Zijn hoofd omhoog.
Psalm 110 -2-
Over de wederkomst gesproken
De voorgaande keer hebben we met elkaar stilgestaan bij het priesterschap waarover de psalmdichter spreekt. Deze keer willen we stilstaan bij de wederkomst, luister maar:
5 De Heere is aan Uw rechterhand,
Hij verplettert koningen op de dag van Zijn toorn.
6 Hij spreekt recht onder de heidenvolken,
Openb. 14:14 enz.; 16:14 enz.; 20:8 enz.vult het slagveld met dode lichamen
en verplettert hem die het hoofd is over een groot land.
7 Hij drinkt onderweg uit de beek,
daarom heft Hij Zijn hoofd omhoog.
Het is een goede gewoonte om Schrift met Schrift te vergelijken. De Bijbel, het Woord van God bewijst altijd Zichzelf.
In Mattheus 22 vers 44 bewijst Jezus / Jeshua Zelf dat Hij Degene is waarover de dichter van Psalm 110 spreekt. Zullen we het eens lezen? Mattheus 22 vanaf vers 41:
41 Toen de Farizeeën bijeenwaren, vroeg Jezus hun:
42Wat denkt u over de Christus? Wiens Zoon is Hij? Zij zeiden tegen Hem: Davids Zoon.
43Hij zei tegen hen: Hoe kan David Hem dan, in de Geest, zijn Heere noemen, als hij zegt:
44Ps. 110:1; Hand. 2:34; 1 Kor. 15:25; Hebr. 1:13; 10:13De Heere heeft gezegd tegen Mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten?
45 Als David Hem dan zijn Heere noemt, hoe kan Hij dan zijn Zoon zijn?
46En niemand kon Hem een woord antwoorden, en ook durfde niemand Hem vanaf die dag meer iets te vragen.
Voel je de tragedie van de Farizeeën? Jezus / Jeshua bewijst Zijn Zoonschap in maar een paar zinnen en zij die de Thora bij wijze van spreken kennen van a tot z, staan met een mond vol tanden en druipen af. En daar stopt het niet mee want ook durfde niemand Hem vanaf die dag meer iets te vragen. De mond gesnoerd voor altijd.
De vraag die Yeshua stelt betreft het Zoonschap. Wiens Zoon is Hij vraagt Hij immers. En juist ook over dit Zoonschap schrijft Johannes in Openbaring 14. Zullen we het eens lezen? Het betreft daar de graag- en de wijnoogst. Je weet wel, de graansoogst vond in het voorjaar plaats en de wijnoogst in het najaar. Een prachtig beeld van zijn eerste- en tweede komst. We lezen daar:
14 En ik zag, en zie, een witte wolk, en op de wolk zat Iemand als een Mensenzoon, met op Zijn hoofd een gouden kroon en in Zijn hand een scherpe sikkel.
15 En een andere engel kwam uit de tempel en riep met luide stem tegen Hem Die op de wolk zat: Zend Uw sikkel en maai, want het uur om te maaien is voor U gekomen, omdat de oogst van de aarde geheel rijp is geworden.
16 En Hij Die op de wolk zat, zond Zijn sikkel op de aarde, en de aarde werd gemaaid.
17 En een andere engel kwam uit de tempel, die in de hemel is, en ook hij had een scherpe sikkel.
18 En weer een andere engel kwam bij het altaar vandaan, en die had macht over het vuur. En hij riep met luide stem tegen hem die de scherpe sikkel had, en zei: Zend uw scherpe sikkel en oogst de trossen van de wijnstok van de aarde, want de druiven ervan zijn rijp.
19 En de engel zond zijn sikkel op de aarde en oogstte de druiven van de wijnstok van de aarde, en wierp die in de grote wijnpersbak van de toorn van God.
20 En de wijnpersbak werd getreden buiten de stad, en er kwam bloed uit de wijnpersbak, tot aan de tomen van de paarden, zestienhonderd stadiën [bijna 300 km] ver.
Tja, en ook deze profetieën aangaande de wederkomst die in het tweede testament zijn opgetekend staan vol met verwijzingen vanuit het eerste testament:
In Openbaring lazen we in vers 1: En ik zag, en zie, een witte wolk, en op de wolk zat Iemand als een Mensenzoon, met op Zijn hoofd een gouden kroon en in Zijn hand een scherpe sikkel.
In Ezechiël 1 vers 26 lezen we:
En boven het gewelf dat boven hun hoofden was, was iets met het uiterlijk van een saffiersteen, iets wat leek op een troon. En daarboven, op wat op een troon leek, was iets wat leek op een mens.
En in Daniel 7 vers 13 en 14 lezen we:
Ik keek toe in de nachtvisioenen, en zie, er kwam met de wolken van de hemel Iemand als een Mensenzoon. Hij kwam tot de Oude van dagen en men deed Hem voor Zijn aangezicht naderbij komen.
Hem werd gegeven heerschappij, eer en koningschap,
en alle volken, natiën en talen moesten Hem vereren.
Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij,
die Hem niet ontnomen zal worden,
en Zijn koningschap zal niet te gronde gaan.
Enerzijds lezen we over Zijn komst dus als een verschrikkelijke tijd waarin God de Mensenzoon met Zijn sikkel over de aarde zal gaan om te oogsten en spreekt over de toorn van God. En het is verschrikkelijk om te lezen.
Als Daniel deze profetie van God ontvangt schrijft hij welke uitwerking dat op hem heeft: Ik, Daniël, was tot in het diepst van mijn geest geraakt, en de visioenen die mij voor ogen kwamen, verschrikten mij.
Maar dan eindigt hij in dit hoofdstuk, wanneer hij alle verschrikkingen gezien heeft met de woorden:
Maar het koningschap en de heerschappij
en de grootheid van de koninkrijken onder heel de hemel
zullen gegeven worden aan het volk van de heiligen van de Allerhoogste.
Zijn koninkrijk zal een eeuwig koninkrijk zijn,
en alles wat heerschappij heeft, zal Hem eren en gehoorzamen.
Laten we naar Zijn komst uitzien. Vol verwachting.
Als dat geen zegen is:
Vanmorgen heb ik gekozen voor een lied van Joshua Aaron. Hij zingt het lied met de titel: When He Appears, Wanneer Hij verschijnt.
Hij zingt over de tekst uit 1 Johannes 3 vers 2 waar we lezen:
Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is.
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
DELEN
[Sassy_Social_Share]