Psalm 110 -1-  Over Melchizedek gesproken
12/04/2021

Psalm 110 -1- Over Melchizedek gesproken

Belofte voor de Priesterkoning

Een psalm van David.
De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken:
Zit aan Mijn rechterhand,
totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal hebben
tot een voetbank voor Uw voeten.

2De HEERE strekt Uw machtige scepter uit vanuit Sion
en zegt: Heers te midden van Uw vijanden.

3Uw volk is zeer gewillig
op de dag van Uw kracht,
getooid met heilig sieraad;
uit de baarmoeder van de dageraad
is voor U de dauw van Uw jeugd.

4De HEERE heeft gezworen
en Hij zal er geen berouw van hebben:
U bent Priester  voor eeuwig,
naar de ordening van Melchizedek.

5De Heere is aan Uw rechterhand,
Hij verplettert koningen op de dag van Zijn toorn.
6Hij spreekt recht onder de heidenvolken,
vult het slagveld met dode lichamen
en verplettert hem die het hoofd is over een groot land.

7Hij drinkt onderweg uit de beek,
daarom heft Hij Zijn hoofd omhoog.

Psalm 110 -1-

Over Melchizedek gesproken
In onze serie over de Messiaanse psalmen zijn we toegekomen aan Psalm 110. De Psalm wordt als Messiaans omschreven omdat de dichter van de Psalm onder andere spreekt over het eeuwig Priesterschap in vers 4:

De HEERE heeft gezworen
en Hij zal er geen berouw van hebben:
U bent Priester voor eeuwig,
naar de ordening van Melchizedek.

Op Zijn priesterschap wil ik vanmorgen vanuit Psalm 110 even met je nadenken.

Het zijn ook deze overbekende woorden die door de schrijver van de Hebreeënbrief, waarschijnlijk Paulus worden aangehaald in Hebreeën 5 vers 6, Hebreeën 6 vers 20 en hoofdstuk 7 vers 17.

Laten we deze passages eens lezen, te beginnen bij Hebreeën 5 vers 6 en ik lees voor het verband van de tekst vanaf vers 1:

Want elke hogepriester die uit de mensen wordt genomen, is ten dienste van mensen aangesteld met het oog op de dingen die bij God te doen zijn, om gaven en offers te brengen vanwege de zonden.
2 Hij kan voluit medelijden hebben met de onwetenden en dwalenden, omdat hij ook zelf met zwakheid omvangen is.
3 En daarom moet hij, evenals voor het volk, ook voor zichzelf offeren vanwege de zonden.
4 En niemand neemt die eer voor zichzelf, maar men wordt er door God toe geroepen, zoals Aäron.
5 Zo heeft ook Christus Zichzelf niet de eer gegeven om Hogepriester te worden, maar Hij Die tot Hem heeft gesproken: U bent Mijn Zoon, heden heb Ik U verwekt.
6 Zoals Hij ook op een andere plaats zegt: U bent Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.

Zie je wel, hier wordt door de schrijver letterlijk Psalm 110 geciteerd.

Dan gaan we naar Hebreeën 6 vers 20 en voor het verband lezen we vanaf vers 13:

13 Want toen God Abraham de belofte deed, zwoer Hij bij Zichzelf, omdat Hij bij niemand die hoger was, kon zweren.
14 Hij zei: Voorzeker, rijk zal Ik u zegenen Letterlijk: zegenende zal Ik u zegenen  en overvloedig zal Ik u in aantal doen toenemen: Letterlijk: vermenigvuldigende zal Ik u vermenigvuldigen.
15 En zo heeft hij de belofte verkregen na daar geduldig op gewacht te hebben.
16 Mensen zweren immers bij Iemand die hoger is dan zijzelf, en de eed, die hun tot bevestiging dient, is het eind van alle tegenspraak.
17 Omdat Hij aan de erfgenamen van de belofte overvloediger de onveranderlijkheid van Zijn raadsbesluit wilde bewijzen, heeft God die bekrachtigd met een eed,
18 opdat wij door twee onveranderlijke dingen, waarin het onmogelijk is dat God zou liegen, een sterke troost zouden ontvangen, wij die bij Hem de toevlucht genomen hebben om de hoop die voor ons ligt, vast te houden.
19 Deze hoop hebben wij als een anker voor de ziel, dat vast en onwrikbaar is en reikt tot in het binnenste heiligdom, achter het voorhangsel.
20 Daar is de Voorloper voor ons binnengegaan, namelijk Jezus, Die naar de ordening van Melchizedek Hogepriester geworden is tot in eeuwigheid.

En als laatste lezen we dan in dit verband Hebreeën 7. En in wil eigenlijk dit hele hoofdstuk doorlezen en daarbij telkens de aanhalingen vanuit het eerste testament noemen. Juist om daarmee het verband van de Bijbel als Gods Woord te benadrukken. De eenheid van de Schrift als Gods Woord.

Wanneer Hij met de bedroefde Emmaüsgangers wandelt horen we Hem zeggen: En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was. Met andere woorden Jezus / Jeshua wordt niet exclusief in het tweede of nieuwe testament aangekondigd,  maar over Hem wordt al in de boeken van Mozes, dus de Thora over hem gesproken. Gods Woord is een geheel en ik denk wel eens dat die witte bladzijde die wij tussen het eerste en tweede testament ertussen geplaatst hebben veel meer kwaad gedaan heeft dan goed. Wij zijn daar geneigd en dikke streep te zetten tussen Maleachi en Mattheus alsof het een nieuw verhaal is., maar Gods Woord is een. Het laatste hoofdstuk van Maleachi beschrijft de komst van de Zon der gerechtigheid en Mattheus begint nota bene juist met de aankondiging van zijn geboorte?! Jammer die witte bladzijde toch?

Kom, laten we Hebreeën samen met de verwijsteksten die daar vanuit het eerste testament bij genoemd worden. Juist om de eenheid tussen de Schrift telkens maar weer te benadrukken

Gen. 14:18 Deze Melchizedek was namelijk koning van Salem, een priester van de allerhoogste God. Hij ging Abraham tegemoet, toen die terugkeerde na het verslaan van de koningen, en zegende hem. Gen. 14:19

2 Aan hem gaf Abraham ook van alles het tiende deel.Gen. 14:20 In de eerste plaats was hij – aldus de vertaling van zijn naam – koning van de gerechtigheid en verder was hij ook koning van Salem, dat is koning van de vrede.

3 Zonder vader, zonder moeder, zonder stamboom kent hij geen begin van dagen en ook geen levenseinde, maar aan de Zoon van God gelijkgemaakt, blijft hij in eeuwigheid priester.

4 Merk nu op hoe groot hij geweest is, iemand aan wie de aartsvader Abraham zelfs een tiende deel van de buit gegeven heeft.

5 Diegenen uit de zonen van Levi die het priesterschap ontvangen, Num. 18:21; Deut. 18:1; Joz. 14:4; 2 Kron. 31:5 hebben wel volgens de wet de opdracht om tienden te nemen van het volk, dat is van hun broeders, hoewel die ook uit het lichaam Letterlijk: lendenen; van Abraham voortgekomen zijn.

6 Hij echter, die niet van hen afstamt, heeft Gen. 14:20 van Abraham tienden genomen, en hij heeft hem gezegend die de beloften gekregen had.

7 Nu is het ontegenzeglijk zo dat wat minder is, gezegend wordt door wat meer is.

8 En hier nemen sterfelijke mensen tienden, maar daar nam iemand ze van wie getuigd wordt dat hij leeft.

9 En – om zo te zeggen – ook Levi, die tienden neemt, heeft door Abraham tienden gegeven.

10 Want hij was nog in het lichaam van zijn vader, toen Melchizedek hem tegemoet ging.

11 Gal. 2:2 1Als dan door het Levitische priesterschap de volmaaktheid bereikt had kunnen worden – want onder dit priesterschap had het volk de wet ontvangen – waarom was het dan nog nodig dat er een andere Priester naar de ordening van Melchizedek zou opstaan, Eén van Wie niet gezegd kan worden dat Hij naar de ordening van Aäron was?

12 Als het priesterschap verandert, vindt er immers ook noodzakelijkerwijs een verandering van de wet plaats.

13 Want Hij van Wie deze dingen gezegd worden, behoort tot een andere stam, waarvan niemand zich ooit tot de altaardienst begeven heeft.

14 Het is immers overduidelijk Jes. 11:1; Matt. 1:3 dat onze Heere van Juda afstamt, over welke stam Mozes niets gezegd heeft in verband met het priesterschap.

15 En dit wordt nog veel duidelijker, als er naar het evenbeeld van Melchizedek een andere Priester opstaat,

16 Die dat niet geworden is op grond van een wettelijk voorgeschreven afstamming, Letterlijk: wet van het vleselijk gebod. maar uit kracht van onvergankelijk leven.

17 Hij getuigt immers: Ps. 110:4; Hebr. 5:6 U bent Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.

18 Want de terzijdestelling van het voorgaande gebod vindt plaats vanwege zijn zwakheid en nutteloosheid.

19 De wet heeft namelijk niets tot volmaaktheid gebracht, Joh. 1:17; Rom. 3:21 Hand. 13:39; Rom. 3:28; 8:3; Gal. 2:16 maar de totstandbrenging van een betere hoop, waardoor wij tot God naderen, doet dat wel.

20 En in zoverre Hij geen Priester is geworden zonder het zweren van een eed – want zij zijn wel zonder het zweren van een eed priester geworden,

21 maar Hij is het geworden met het zweren van een eed door God, Die tegen Hem gezegd heeft: Ps. 110:4 De Heere heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: U bent Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek –

22 in zoverre is Jezus Borg geworden van een zoveel beter verbond.

23 En zij zijn wel in groten getale priester geworden, omdat zij door de dood verhinderd werden altijd te blijven,

24 maar Hij, omdat Hij blijft tot in eeuwigheid, heeft een Priesterschap dat niet op anderen overgaat.

25 Daarom kan Hij ook volkomen zalig maken wie door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft 1 Tim. 2:5; 1 Joh. 2:1 om voor hen te pleiten.

26 Want zo’n Hogepriester hadden wij nodig: heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en boven de hemelen verheven.

27 Hij heeft het niet nodig, zoals de hogepriesters, elke dag Lev. 9:7; 16:6; Hebr. 5:3 eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers te brengen en pas daarna voor die van het volk. Want dat heeft Hij eens en voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf offerde.

28 Want de wet stelt mensen, die met zwakheid behept zijn, aan als hogepriester. Maar het woord van de eed die na de wet gezworen is, stelt de Zoon aan, Die tot in eeuwigheid volmaakt is.

Dat lijkt mij een passende afsluiting van deze aflevering, want als dat geen zegen is.

We gaan luisteren naar een vertaling van Psalm 110 door Jason Silver:

Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:

DELEN

[Sassy_Social_Share]

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב