Parasha Re’eh met Robert Berns
Inleiding op parasha Re’eh, Deut.11:26 – 16:17, Johannes 4:4-30 en Jesaja 66.
Waar zou dan het huis zijn, dat gij Mij zoudt bouwen, en waar de plaats mijner rust?
Met die vraag vangt Jesaja 66 aan. In het parasha-gedeelte wordt 16 keer genoemd dat: De plaats, die JaHWeH, uw God verkiezen zal, uit het gebied van al uw stammen, om daar zijn naam te vestigen, om daar te wonen, die zult gij zoeken en daarheen zult gij gaan. Op de plaats die de HEERE verkoos moest een altaar gebouwd worden van onbewerkte stenen om daarop de brand- en slachtoffers te brengen. Op diverse manieren maakte de Heilige Israëls duidelijk op welke plaats Hij woning wilde maken. Keer op keer moest Hij Zijn eigen huis verlaten vanwege de afgoderij van Zijn volk. Aan hen die daarover konden treuren beloofde Hij vertroosting en herstel, want nog zal Hij Jeruzalem verkiezen om daar te verblijven. Daarom zei Jesjoea zalig de treurenden want zij zullen vertroost worden. Jeruzalem is niet de enige plaats, overal waar men Hem aanbidt in Geest en in waarheid, daar zal Hij wonen. 1 Korintiërs in 6:19 Weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt? In wezen zei de Heilige Israëls dat al in Jesaja 57:15: “In den hoge en in het heilige woon Ik en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om de geest der nederigen en het hart der verbrijzelden te doen opleven”. Naar de woorden van Psalm 51 “de offeranden Gods zijn een gebroken geest en een verbrijzeld hart” daarmee bouwt Hij de muren van Jeruzalem.
Robert Berns, 12-08-2023