Parasha B’midbar בְּמִדְבַּר, in de woestijn
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
We lezen Numeri 1:1-4:20; uit de Haftara lezen we Hosea 1:10-2:20 en we lezen Romeinen 9:22-33.
De Levieten komen in de plaats van de eerstgeborenen (2:11-13). Geen onbevoegde mag in de buurt van de tabernakel komen, noch de priestertaak uitoefenen op straffe van de dood. Meermaals wordt dit door God benadrukt; het is menens, zeker na het debacle van Nadabh (betekent: aanzetten tot een vrijwillige gave) en Abhihu (betekent: mijn Vader is Hij), de zonen van Aharon die vreemd vuur brachten voor het aangezicht van de Heere. Overigens zou het heel goed kunnen dat deze twee dronken waren op het moment dat zij dit deden want, heel opvallend, vaardigt God direct daarna een wet uit op het gebruik op alcohol in Lev.10:9 “Wijn en sterke drank zult gij niet drinken, gij noch uw zonen met u, als gij gaan zult in de tent der samenkomst, opdat gij niet sterft; het zij een eeuwige inzetting onder uw geslachten.”
Om de Levieten in de plaats te laten komen van alle eerstgeborenen van het volk Israël, moeten alle mannen boven de twintig geteld worden van de elf stammen, deze mannen zullen in het leger dienst doen. De Levieten zijn van de legerdienst vrijgesteld en doen dienst in en om de tabernakel. Bij het tellen blijkt dat 273 eerstgeborenen uit de elf stammen overblijven; zij worden gelost voor vijf sikkelen per hoofd (3:45-48) en dit geld wordt aan Aharon gegeven ten behoeve van de tempeldienst. Zo komt er een Leviet in de plaats voor elke eerstgeborene uit het volk Israël, hoofd voor hoofd, zonder ook maar iets aan het toeval over te laten.
Het is mooi om te lezen hoe het volk mag opbreken: stam voor stam, van oost naar noord met precies in het midden de tabernakel; deze wordt opgebroken zodra oost en zuid zijn opgebroken. Zodoende is de tabernakel veilig tussen het volk in bij het moment van verder trekken. Alles loopt zodoende precies in de pas, niemand loopt een ander in de weg en de tabernakel staat alweer op de nieuwe plek wanneer de laatste twee stammen, west en noord, zich nog vestigen.
In Hosea zien we de ontroerende tegenstelling in Gods karakter aangaande Zijn ontrouwe volk; Zijn enorme woede en Zijn belofte om het volk geheel te vergeten: “Niet Mijn volk (Lo ammi)!” “Geen medelijden (Lo ruchamah)!” En dan meteen daarop weer Zijn voornemen: “Ik zal haar lokken in de woestijn en spreken tot haar hart.” Wat een God, wat een Vader, wat een Man! Heeft het volk Israël afgedaan? Nee! Waarom niet? Om de doodeenvoudige reden dat God Zelf hen toch weer niet vergeet. Wie werkelijk nog meent te denken dat het volk Israël heeft afgedaan, die heeft geen rekening gehouden met God Zelf, laat ons toch vooral niet te klein van Hem denken!Daarom is het zo raar dat de N.T. lezing hier alleen maar over een gedeelte van Romeinen 9 gaat. Deze teksten zijn niet apart te lezen van hoofdstuk 10 en 11. Want als we bij Romeinen 9 blijven hangen, dan zouden we werkelijk denken dat het volk Israël heeft afgedaan, maar het grotere plaatje moet in gedachten gehouden worden want de conclusie van Paulus is dat uiteindelijk het gehele volk Israël behouden zal worden (11:26)! God blijft dezelfde God. Het is heel link om Bijbelteksten die bij elkaar horen, uit elkaar te gaan trekken, daar krijgt men eenzijdigheden van en dan doen we God te kort. Hij heeft gekozen voor Zijn volk en wij zijn slechts geënt op dit volk als gelovigen uit de heidenen. Dus hebben wij ons netjes te gedragen en zonder hoogmoed dankbaar te zijn voor de wortel die ons draagt. Zo is het en niet anders..