Over zang en muziek gesproken (2)
07/04/2022

Over zang en muziek gesproken (2)

Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:

Psalm 105

1 Loof de HEERE, roep Zijn Naam aan,
maak Zijn daden bekend onder de volken.

2 Zing voor Hem, zing psalmen voor Hem,
spreek aandachtig van al Zijn wonderen.

3 Beroem u in Zijn heilige Naam,
laat het hart van wie de HEERE zoeken, zich verblijden.

4 Vraag naar de HEERE en Zijn kracht,
zoek Zijn aangezicht voortdurend.

5 Denk aan Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft,
aan Zijn tekenen en de oordelen van Zijn mond,

6 nakomelingen van Abraham, Zijn dienaar,
kinderen van Jakob, Zijn uitverkorenen.

Over zang en muziek gesproken (2)
De vorige uitzending hebben we met elkaar aan de hand van vers 2 van deze Psalm een begin gemaakt met na te denken over zang en muziek. We dachten na over de mens die door de HEERE wordt opgeroepen om Hem dar mee de lof toe te brengen.

Maar een ander aspect is dat ook in de hemel instrumenten niet onbekend zijn. Uit Zacharia 9:14 blijkt dat Adonai JHWH in de toekomst Zelf de sjofar, de bazuin zal blazen. We lezen daar: en de Heere HEERE zal de bazuin blazen.”

En Wie blies de bazuin, de sjofar uit Exodus 19:19 en Hebreeën. 12:19?, waar we lezen: Het geluid van de bazuin of sjofar werd gaandeweg zeer sterk? Was dit niet de God van Israël? Bazuinen of sjofars zijn hemelse instrumenten, die ook door bepaalde engelen worden geblazen. In Mattheus 24 vers 31 en Openbaring 8 vers 2 lezen we: En Hij zal zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal.

In Psalm 45:9 wordt over de Koninklijke heerlijkheid van de gezalfde van God, de Messias gezegd: “mirre, aloë en kassia zijn al Uw klederen; uit ivoren paleizen verheugt U snarenspel.” Waar staan die paleizen? Ik denk dat hier een hemels beeld beschreven wordt en dat Israëls Messias genieten zal van snarenspel.

In de Bijbel vinden we om het zo te zeggen talloze verwijzingen naar muziek, zang en liederen. We zouden daar in dit programma bij wijze van spreken dagen mee kunnen vullen. Maar een lied wil ik er uit pikken en dat is het lied van Mozes.

Wanneer Mozes met het volk de verlossing uit Gods hand heeft ontvangen bij de Schelfzee  kan hij niet stil blijven. Hij jubelt het uit: “Ik zal de Heere zingen; want Hij is hoog verheven! Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen. De Heere is mijn Kracht en mijn Lied, en Hij is mij tot een Heil geweest; deze is mijn God; daarom zal ik Hem een lieflijke woning maken; Hij is mijns vaders Cod, dies zal ik Hem verheffen! De Heere is een krijgsman; HEERE is Zijn naam!” Mozes zingt zijn lofzang. Hij eert de Heere, zijn Cod. En het volk antwoordt op zijn lied en zingt ook. En dan ook de vrouwen. Zingt de Heere, want Hij is hoog verheven! Hij heeft het paard met zijn ruiter in de zee gestort!” De vrouwenstemmen klinken helder en blij. “Zingt de Heere!” Het getrommel geeft de maat aan. “Hij is hoog verheven!” De stemmen klinken, de één na de ander. “Hij heeft het paard met zijn ruiter in de zee gestort!” Nog eens worden dezelfde woorden gezongen en nóg een keer. Het vrolijke gezang, het getrommel, het handgeklap en het geluid van huppelende en dansende voeten vult de lucht. Wat mooi! De vrouwen bewegen in rijen naar elkaar toe en weer van elkaar weg. “Voorwaarts!” De weg naar het beloofde land, naar Kanaan, ligt open!

Het is meer dan veertig jaar later. De Israëlieten zijn bijna in Kanaan. Wat een lange reis is het geweest. Jaren en jaren zijn voorbijgegaan. De tocht door de Rode Zee is zó lang geleden, wie denkt er nog aan? Er zijn zóveel dingen gebeurd. En er zijn zóveel Israëlieten omgekomen in de woestijn. Bijna allemaal. Ze mochten het beloofde land niet in, omdat ze ongehoorzaam zijn geweest. Wat vreselijk! Maar de Heere is goed! Hij zal Zijn volk zéker in het beloofde land brengen.

En Mozes? Hij mag Kanaïn óók niet In. Ook hij is ongehoorzaam geweest. Maar hij mag het beloofde land nog wel zien. En daar, bij de grenzen van Kanaïn, aan het einde van zijn leven, zingt Mozes wéér. Opnieuw een lied tot eer van de Heere, zijn Cod.

“Ik zal de naam des Heeren uitroepen; geeft onze Cod grootheid. Hij is de Rotssteen, wiens werk volkomen is; God is waarheid en is geen onrecht; rechtvaardig en recht is Hij.” Daar staat Mozes, de knecht van God. Hij zingt zijn lied en alle Israëlieten horen het. Nu, hier op aarde, zal hij het land Kanaan alleen maar zien. Hij is op reis naar het Hémelse Kanaan. Zijn zonden zijn hem vergeven. De Zoon van God, de Heere Jezus, zou ook voor Mozes de zonde op Zich nemen. Mozes zingt daarvan:

“Hij Is de Rotssteen, wiens werk volkomen is.”Zó goed is de Heere, dat Hij voor zondaars een weg van verlossing heeft gegeven. Zó genadig is God, dat Hij ook nu nog jou en mij Zijn kind wil maken. Dat kan, omdat Zijn eigen Kind, de Jezus/Jeshua, aan het kruis gestorven is. Hij is het Lam van God, gestorven voor zondaren. Gestorven voor Mozes. En weer opgestaan! Want Zijn werk is volkómen. Jezus lééft.

Het is honderden jaren later. De apostel Johannes is gevangen gezet op het eiland Patmos. Alleen. Alleen? Nee, zijn Koning is bij hem! Straks, na het sterven, mag Johannes altijd bij de Hem zijn. In het Hemelse Kanaan. Wat een wonder! Johannes kan er soms zo naar verlangen. Ja, hij mag hier op aarde al wat zien van de hemel. De Heere laathem zien, wat er in de toekomst gebeuren zal. En het is overweldigend.

De Heere toont Johannes een zee. Helder als kristal. Maar het is alsof er vuur in is. Kijk, wie er aan de oever van die glazen zee staan? Het zijn Gods kinderen. Ze hebben een muziekinstrument in hun hand, een citer! Hoor, ze zingen! Johannes luistert. Ze zingen het lied van Mozes! Net als eens aan de oever van de Rode Zee, toen de Heere Israël verlost had. Ze zingen van Gods verlossing uit de grote verdrukking. Ze zingen het lied van Mozes en… van het Lam! Want niet Mozes heeft hen verlost, maar het Lam!

Hier hoort Johannes het volmaakte lied tot eer van God “Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God” De Heere had de Israëlieten verlost van de Egyptenaren. Hij heeft voor hen gestreden en zij mochten stil zijn. “Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zij Uw wegen, Gij Koning der heiligen!”. Dat had Mozes gezongen, aan de oever van de Rode Zee: “De HEERE is een Krijgsman, HEERE is Zijn naam!” Johannes hoort dat geweldige loflied van Mozes en het Lam en hij schrijft op hoe het verder gaat: “Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam niet verheerlijken? Want U alleen bent heilig; want alle volken zullen komen en voor U aanbidden; want Uw oordelen zijn openbaar geworden.” “Looft de Heere, want Hij is hoog verheven!”

De weg naar het beloofde land, het Hemelse Kanaan, ligt open! Het Lam van God heeft de weg gebaand. “Zingt de Heere, want Hij is hoog verheven!” Mozes heeft het lied eeuwen geleden ingezet, de Israëlieten hebben het hem nagezongen. En nog steeds klinkt dat lied op de aarde

Het lied van Mozes zal altijd blijven klinken. Hier op aarde zolang de aarde er zal zijn. Maar het wordt nog mooier. Het wordt het lied van Mozes en het Lam! Dat zal eeuwig gezongen worden. Door Mozes, Mirjam, Israëlieten, en ook mensen uit Azië, Amerika, Europa, Nederland en overal vandaan. “Gij, Lam van God, zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht, en taal, en volk, en natie.”

Allemaal zullen ze daar instemmen met dat lied. Ik hoop en bid dat we daar allemaal bij zijn. Dankbaarheid, eer en aanbidding zullen aan God gegeven worden. Zingt de Heere, want Hij is hóóg verheven!

Als dat geen zegen is.

DELEN
[Sassy_Social_Share]

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב