Over oorlog gesproken
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
1In de dagen van Amrafel, de koning van Sinear, Arioch, de koning van Ellasar, Kedor-Laomer, de koning van Elam, en Tideal, de koning van de volken, gebeurde het
2dat ze oorlog voerden tegen Bera, de koning van Sodom, tegen Birsa, de koning van Gomorra, tegen Sinab, de koning van Adama, tegen Semeber, de koning van Zeboïm en tegen de koning van Bela, het tegenwoordige Zoar.
3Deze allen waren een verbintenis aangegaan en trokken op naar het Siddimdal, dat is tegenwoordig de Zoutzee.
4Twaalf jaar hadden zij Kedor-Laomer gediend, maar in het dertiende jaar kwamen zij in opstand.
5Daarom kwam Kedor-Laomer in het veertiende jaar met de koningen die bij hem waren; en zij versloegen de Refaïeten in Asteroth-Karnaïm, de Zuzieten in Ham, de Emieten in Sjave-Kiriathaïm,
6en de Horieten in hun bergland Seïr tot aan El-Paran, dat aan de woestijn grenst.
7Daarna keerden zij terug en kwamen in En-Mispat – het tegenwoordige Kades – en zij versloegen allen in heel het gebied van de Amalekieten, en ook de Amorieten die in Hazezon-Thamar woonden.
8Toen trok de koning van Sodom ten strijde met de koning van Gomorra, de koning van Adama, de koning van Zeboïm en de koning van Bela – het tegenwoordige Zoar – en zij stelden zich op voor de strijd tegen hen in het Siddimdal,
9tegen Kedor-Laomer, de koning van Elam, Tideal, de koning van de volken, Amrafel, de koning van Sinear, en Arioch, de koning van Ellasar; vier koningen tegen vijf.
10Het Siddimdal nu was vol asfaltputten; de koningen van Sodom en Gomorra vluchtten en vielen daarin, en de overgeblevenen vluchtten naar het bergland.
11Zij namen al de bezittingen van Sodom en Gomorra en al hun voedsel mee en trokken weg.
12Ook namen zij Lot, de zoon van Abrams broer, en zijn bezittingen mee, en trokken weg; hij woonde namelijk in Sodom.
13Toen kwam er iemand die ontkomen was, en vertelde het aan Abram, de Hebreeër; die woonde bij de eiken van de Amoriet Mamre, de broer van Eskol en Aner. Zij waren bondgenoten van Abram.
14Toen Abram hoorde dat zijn broeder als gevangene weggevoerd was, bewapende hij zijn geoefende mannen die in zijn huis geboren waren, driehonderdachttien man, en hij achtervolgde hen tot aan Dan.
15Hij verdeelde zich ’s nachts tegen hen in groepen, hij en zijn manschappen, en versloeg hen; en hij achtervolgde hen tot aan Hoba, dat links van Damascus ligt.
16En hij bracht alle bezittingen terug, en ook zijn broeder Lot en zijn bezittingen bracht hij terug, evenals de vrouwen en het volk.
17Toen trok de koning van Sodom hem tegemoet, nadat hij teruggekeerd was van het verslaan van Kedor-Laomer en de koningen die bij hem waren, naar het dal Sjave, dat is het tegenwoordige Koningsdal.
18 En Melchizedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij was een priester van God, de Allerhoogste.
Over oorlog gesproken
In de voorgaande uitzending kwamen we aan de hand van Psalm 97 waarin we in vers 9 lazen over de het feit dat de Eeuwige de Allerhoogste wordt genoemd terecht bij de eerste keer dat de Eeuwige in de bijbel met deze titel wordt genoemd.
In Genesis 14 vers 18 lezen we over de veldtocht van Abram tegen de koningen, de elohim zoals het er in het Hebreeuws staat van Sodom en Gomorra.
En we kwamen er achter dat de naam Abram de betekenis heeft van ‘Verheven Vader’. We zagen al dat het hier dus niet zomaar gaat om een strijd, maar om een strijd die de verheven vader strijd met de koningen, de elohim, de tegenstanders van de verheven vader. En dan kom de strijd van Abram tegen de koningen ineens in een totaal ander daglicht te staan. Dan is het niet meer alleen een historische gebeurtenis uit een ver verleden, maar is het ineens heel actueel, ook in 2021.
Eerst even de context. Er ontstaat grote onrust in Kanaän. Twaalf jaar lang hebben de koningen van Sodom, Gomorra, Adma, Sboïm en Bela de machthebber Kedor-Laomer gediend. Maar dan komen ze in opstand, waarna in het veertiende jaar de strijd losbreekt. Kedor-laomer komt ook in actie en trekt met vier koningen naar Kanaän om de opstandelingen te onderwerpen
In het eerste vers vinden we de namen van de vier koningen die zich achter Kedor-Laomer scharen. De naam van de eerste koning is Amrafel. Hij is koning van het gebied Sinear, wat ten zuiden lag van het Tweestromenland, ook wel bekend als Mesopotamië, tussen de rivieren de Eufraat en de Tigris.
Dit gebied komen we later tegen onder de naam Babel (vgl. Gen. 10:10; 11:2; Dan. 1:2). Amrafel betekent ‘één die van duistere dingen spreekt’. Zijn naam komt overeen met de vele duistere godsdiensten en cultussen die uit Babel zijn voortgekomen. Babel wordt niet voor niets ‘een woonplaats van demonen en een schuilplaats van allerlei onreine geesten’ genoemd (Openb. 18:2).
Daarmee is de toon van deze strijd gezet, en blijkt het niet uitsluitend een verhaal uit de oude geschiedenis boeken te zijn, maar blijkt hier sprake te zijn van een strijd met een diepe geestelijke en profetische boodschap met een hoge mate van actualiteit in de tijd waarin wij leven. Immers, Abram, de verheven vader voert in deze geschiedenis oorlog met Amrafel, een die duistere dingen spreekt.
In deze geschiedenis ontdekken we een patroon waarvan we eveneens lezen van in zekere zin dezelfde strijd die we lezen in het boek Openbaringen. Genesis, Bereshiet verteld ons dus al over de eindstrijd. Heeft ons dus ook vandaag iets te vertellen.
De tweede koning waar de tekst over spreekt is Arioch, de koning van Ellasar.
Arjoch is een Soemerische naam en volgens Daniël 2:14 betekent het ‘dienaar van de maangod’. Arioch wordt in Daniel 2 de persoonlijke lijfwacht van koning Nebucadnezar genoemd. En als we weten dat de naam Nebucadnezar “moge Nebo de kroon beschermen”., dan moeten we weten dat ‘Nebo’, ‘profeet’ betekend. Dus dan lezen we eigenlijk dat Arioch de persoonlijke lijfwacht is van de gekroonde profeet. Wel te verstaan als de persoonlijke valse profeet.
Zo zien we dus achter een tussen aanhalingstekens ‘gewoon’ verslag in het Woord van God zich een oorlog ontvangen in de geestelijke gewesten.
Arioch was de koning van Ellasar lezen we verder in de tekst. Ellasar, was een belangrijke stad in het antieke Babylonië, de plaats van verering van de zonnegod Shamash. Shamas is een Semitische benaming voor ‘zon’. Het zal duidelijk zijn dat hiermee niet de ‘Zon van de gerechtigheid’ zoals we de Eeuwige kennen, wordt bedoeld, maar zijn tegenstander, de maangod. Hij die in zichzelf geen enkel licht heeft, maar uitsluitend duisternis.
Dan als laatste staan we stil bij Kedor-Laomer. De naam Kedor-Laomer kan vertaald worden met ‘(een) hand vol schoven’. De betekenis doet ons denken aan de droom van Jozef over de schoven die voor hem bogen (Gen. 37:7). Kedor-Laomer wilde dat iedereen in de toenmalige wereld voor hem boog.
Hij is daarmee een type van de ‘mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf’ of wel satan zelf, die in menselijke gedaante op het wereldtoneel zal verschijnen (2 Thess. 2:3-4). We komen hem ook tegen in Openbaring 13:1-10, het eerste beest uit de zee dat jaagt naar de wereldheerschappij (vgl. Dan. 7:20-25; 8:22-23; 11:21).
Maar er is nog iets anders. Kedor-Laomer wordt ook wel door de kenners vertaald met ‘dienstknecht van Lagamar’. Lagamal was een Elamitische godin van de onderwereld. Samen met Ishnikarab ontving zij de doden.
En Kedor-Laomer was de koning van Elam en de betekenis van Elam is ‘verbergen, geheim zijn, maar ook wel “hoog” of “hoogland”.
Het rijk lag in het huidige zuidwesten van Iran, ten oosten van de Tigris en ten Noorden van de Perzische Golf.
Vrij vertaald was Kedor-Laomer op deze manier gezien de dienstknecht van het dodenrijk. Op deze manier ontrolt zich dus een totaal andere geschiedenis dan we aanvankelijk vermoeden.
Ik ben mij bewust dat het allemaal een beetje veel informatie is zo aan het begin van de dag. En tegelijkertijd wilde ik dit laten liggen. We leven namelijk in een ernstige tijd. Maar binnen het kader van het programma, Brachot baBoker, zegeningen in de ochtend, past naam mijn mening een verdere behandeling van dit onderwerp niet. Om dit reden zullen we in het vervolg van dit programma Psalm 97 weet oppakken.
Wel willen we deze geschiedenis uit Genesis 14 in een nieuw programma verder uit diepen en zult u daar te zijner tijd over geïnformeerd worden.
We sluiten deze uitzending af met waar wij in Psalm 97 gebleven waren:
Want U, HEERE, bent de Allerhoogste over de hele aarde,
U bent zeer hoog verheven boven alle Goden.
Als dat geen zegen is.
Delen
[Sassy_Social_Share]