Over het loven van de HEERE gesproken
31/03/2022

Over het loven van de HEERE gesproken

Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:

Psalm 104

31 De heerlijkheid van de HEERE zij voor eeuwig,
laat de HEERE Zich verblijden in Zijn werken.

32 Aanschouwt Hij de aarde, dan beeft hij,
raakt Hij de bergen aan, dan roken zij.

33 Ik zal voor de HEERE zingen in mijn leven,
ik zal voor mijn God psalmen zingen, mijn leven lang.

34 Mijn overdenking van Hem zal aangenaam zijn,
ík zal mij in de HEERE verblijden.

35 De zondaars zullen van de aarde verdwijnen,
de goddelozen zullen er niet meer zijn.

Loof de HEERE, mijn ziel!
Halleluja!

Over het loven van de HEERE gesproken
De voorgaande keer hebben we met elkaar stilgestaan bij vers 33: Ik zal voor de HEERE zingen in mijn leven, ik zal voor mijn God psalmen zingen, mijn leven lang.

In nog twee Psalmen lezen we dit getuigenis van David. In Psalm 145:1,2: Ik zal u verheerlijken, mijn God, o koning; en ik zal uw naam voor eeuwig en altijd zegenen… En in Psalm 146:2: Zolang ik leef, zal ik de HEER loven: ik zal mijn God psalmzingen zolang ik nog heb.

En dan vervolgd David met de woorden: Mijn overdenking van Hem zal aangenaam zijn, ík zal mij in de HEERE verblijden. Al het voorgaande is stof tot “overdenking van Hem”, van Zijn Persoon. Alles wat van God zichtbaar is geworden in Zijn werken, wijst op de grootheid van Hem Zelf. Om Hem gaat het. Zijn werken verwijzen naar Hem. Nadenken over Hem is “aangenaam”. Er is geen bezigheid die aangenamer is. De psalmist verblijdt zich “in de HEERE” Zelf. Dit is de gemeenschap die tot volkomen blijdschap voert.

In 1 Johannes 1:1-4 lezen we:
Wat er was vanaf het begin, wat wij gehoord hebben, wat wij gezien hebben met onze ogen, wat wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het Woord des levens

want het leven is geopenbaard en wij hebben het gezien, en wij getuigen en verkondigen u het eeuwige leven, dat bij de Vader was en aan ons is geopenbaard –

wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij u, opdat ook u gemeenschap met ons hebt; en deze gemeenschap van ons is er ook met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus.

En deze dingen schrijven wij u, opdat uw blijdschap volkomen wordt.

Weet u, ik ben al wat ouder en kom er steeds meer achter dat we onze tijd, onze dagen en ons leven kunnen vullen met van alles en nog wat. En dat kunnen op zichzelf allemaal goede dingen zijn. Ik ga er niets van zeggen, ik heb dat gedaan en doe dat nog steeds. Maar de grootste blijdschap, de grootste voldoening vind ik uiteindelijk toch in het overdenken van Zijn Woord. Zijn Woord waarin Hij Zichzelf openbaart. Het is inderdaad zoals David getuigt: Het is stof tot “overdenking van Hem”, van Zijn Persoon. En weet je, je raakt een levenlang niet uitgestudeerd in het Woord van God. Altijd zijn er weer nieuwe dingen in Gods schatkamer te ontdekken.

We zien het bij de drie vormen van roemen, waarover de apostel Paulus spreekt. De gelovige roemt “in de hoop op de heerlijkheid van God”, Paulus roemt “in de verdrukkingen”, en ten slotte roemt hij “in God” Zelf, door de Heer Jezus Christus.

2Immers, als Abraham uit werken gerechtvaardigd is, heeft hij iets om zich op te beroemen, maar niet bij God. Maar: wie roemt, roeme in de HEERE! Niet vergeten hoor. Want wat onszelf betreft is alle roem uitgesloten.

En dan volgt het slot van de Psalm:
De zondaars zullen van de aarde verdwijnen,
de goddelozen zullen er niet meer zijn.
Loof de HEERE, mijn ziel!
Halleluja!

Zij die niet met het loflied voor de HEERE instemmen, zijn “de zondaars” en “de goddelozen”. De Goddelozen zullen er niet meer zijn.

De psalmist eindigt met dezelfde woorden als waarmee hij de psalm is begonnen: “Loof de HEERE, mijn ziel” in vers 1. Zijn ziel is vol van alles wat hij heeft bezongen en vooral van Hem over Wie hij heeft gezongen.

Het slotwoord van de psalm, “halleluja”, betekent ook ‘loof de HEERE’. Dat is een oproep aan anderen om de HEERE te loven. Eerst klinkt de oproep aan zichzelf om de HEERE te loven, en dan een oproep aan anderen.

Het woord “halleluja” komt in het Oude Testament alleen in Psalmen voor. In deze psalm horen we het voor de eerste keer. Hierna wordt het nog drieëntwintig keer gebruikt. In het Nieuwe Testament komt het alleen in Openbaring voor, waar het vier keer wordt uitgeroepen. We lezen in Openbaring 19:

1En hierna hoorde ik een luide stem van een grote menigte in de hemel zeggen: Halleluja, de zaligheid, de heerlijkheid, de eer en de kracht zij aan de Heere, onze God.

2Want Zijn oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig, omdat Hij de grote hoer geoordeeld heeft, die de aarde te gronde gericht heeft met haar hoererij, en omdat Hij het bloed van Zijn dienstknechten aan haar19:2 aan haar – Letterlijk: uit haar hand. gewroken heeft.

3En zij zeiden voor de tweede keer: Halleluja! En haar rook stijgt op in alle eeuwigheid.

4En de vierentwintig ouderlingen en de vier dieren wierpen zich neer, aanbaden God, Die op de troon zit, en zeiden: Amen, Halleluja!

5En er kwam een stem uit de troon, die zei: Loof onze God, al Zijn dienstknechten, en die Hem vrezen, kleinen en groten!

6En ik hoorde zoiets als een geluid van een grote menigte en als een gedruis van vele wateren en een geluid als van zware donderslagen: Halleluja, want de Heere, de almachtige God, is Koning geworden.

7Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt.

Als dat geen zegen is!

Hallelujah

DELEN
[Sassy_Social_Share]

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב