Over het Levende Water gesproken -1-
10/02/2022

Over het Levende Water gesproken -1-

Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:

Psalm 104

Gods glorie in de schepping

1 Loof de HEERE, mijn ziel.
HEERE, mijn God, U bent zeer groot,
U bent met majesteit en glorie bekleed.

2 Hij hult Zich in het licht als in een mantel,
Hij spant de hemel uit als een tentkleed.

3 Hij maakt de zoldering van Zijn hemelzalen op de wateren,
maakt van de wolken Zijn wagen,
wandelt op de vleugels van de wind.

4 Hij maakt Zijn engelen tot hulpvaardige geesten,
Zijn dienaren tot vlammend vuur.

5 Hij heeft de aarde gegrondvest op zijn fundamenten,
die zal voor eeuwig en altijd niet wankelen.

6 U had hem met de watervloed als met een gewaad bedekt,
het water stond tot boven de bergen.

7 Door Uw bestraffing vluchtten ze,
ze haastten zich weg voor het geluid van Uw donder.

8 De bergen rezen op, de dalen daalden neer
op de plaats die U ervoor bestemd had.

9 U hebt een grens gesteld, die ze niet zullen overgaan,
ze zullen de aarde nooit meer bedekken.

10 Hij wijst de bronnen hun loop naar de dalen,
[zodat] ze tussen de bergen door stromen.

11 Ze geven alle dieren van het veld te drinken,
de wilde ezels lessen er hun dorst.

12 Daarbij wonen de vogels in de lucht,
[hun] stem klinkt tussen de takken.

13 Hij bevochtigt de bergen vanuit Zijn hemelzalen,
de aarde wordt verzadigd door de vrucht van Uw werken.

Over het Levende Water gesproken -1-

We zeiden het de voorgaande uitzending al. Het water komt direct uit de tegenwoordigheid van God, “vanuit Zijn hemelzalen” . Van daaruit “bevochtigt” Hij “de bergen”. Dat “de aarde wordt verzadigd door de vrucht van Uw werken” wil zeggen dat de rivieren, als vrucht van Gods werk in het geven van regen, de aarde verzadigen met water waardoor de aarde vruchtbaar wordt. Door de regen doet God “gras groeien voor de dieren”, evenals bijvoorbeeld koren als “gewas ten dienste van de mens” (vers 14). Zo brengt God voor alle schepselen op aarde “voedsel uit de aarde voort”.

Weet u, en u mag het best weten, maar hoe langer ik over deze geweldige Psalm nadenk kom ik onder de indruk van het scheppingswerk dat in deze Psalm verwoord wordt. Maar hoe langer ik er ook over nadenk kom ik misschien wel tot de concluie dat deze psalm niet uitsluitend Gods scheppingswerk bezingt, maar eveneens Zijn herscheppingswerk. Dat er achter de woorden van de Psalm een geestelijke betenis verholen ligt.

Zoals we even geleden nadachten over de woudezels en gisteren over de vogels, beiden in de geestelijke betekenis van het woord.

En nu ook weer. Het water komt direct uit de tegenwoordigheid van God, “vanuit Zijn hemelzalen”. Onwillekeurig moet ik dan denken aan het Levende Water. Er zijn drie teksten die in de Schrift spreken over dit Levende water:

Jeremia 17, vers 13

HEERE, Hoop van Israël, allen die U verlaten, zullen beschaamd worden. Wie zich van mij afkeren, zullen in de aarde worden geschreven, want zij hebben de bron van het levende water, de HEERE, verlaten.

Johannes 4, vers 11

De vrouw zei tegen Hem: Heere, U hebt geen emmer en de put is diep; waar hebt U dan het levende water vandaan? Bent U soms meer dan onze vader Jakob, die ons de put gegeven heeft en zelf daaruit gedronken heeft, evenals zijn kinderen en zijn kudden? Jezus antwoordde en zei tegen haar: Joh. 6:58Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen. maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven. De vrouw zei tegen Hem: Heere, geef mij dat water, opdat ik geen dorst meer zal hebben en niet hier hoef te komen om te putten.

En als laatste lezen we over dit levende water in het indrukwekkende hoofdstuk uit Openbaring 7. En ik zou u wiollen vragen de woorden eens diep tot u door te laten dringen en uzelf er een voorstelling van te maken van dat wat zich in deze gebeurtenis binnenkort plaats zal vinden:

Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand. (Even tussendoor ziet u het voor zich)?

10En zij riepen met een luide stem: De zaligheid is van onze God, Die op de troon zit, en van het Lam!

11En alle engelen stonden rondom de troon, de ouderlingen en de vier dieren. Zij wierpen zich vóór de troon neer met hun gezicht ter aarde en aanbaden God,

12en zeiden: Amen. De lofprijzing, de heerlijkheid, de wijsheid, de dankzegging, de eer, de kracht en de sterkte is aan onze God tot in alle eeuwigheid. Amen.

13En een van de ouderlingen antwoordde en zei tegen mij: Dezen, die bekleed zijn met witte gewaden, wie zijn zij en waar zijn zij vandaan gekomen?

14En ik zei tegen hem: U weet het, mijn heer. En hij zei tegen mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam.

15Daarom zijn zij vóór de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel. En Hij Die op de troon zit, zal Zijn tent over hen uitspreiden.

16Zij zullen geen honger of dorst meer hebben, en geen zonnesteek of enige hitte zal hen treffen.

17Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hen geleiden naar de levende waterbronnen. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.

Als dat geen zegen is.

DELEN

[Sassy_Social_Share]

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב