Over Gods zorg voor Zijn schepping gesproken
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
Psalm 104
24 Hoe groot zijn Uw werken, HEERE,
U hebt alles met wijsheid gemaakt,
de aarde is vol van Uw rijkdommen.
25 Daar ligt de zee, groot en wijd uitgestrekt;
daar [leeft] krioelend gedierte, niet te tellen,
kleine dieren en grote.
26 Daar varen de schepen,
[daar gaat] de Leviathan, die U gevormd hebt
om [hem] erin te [laten] spelen.
27 Zij allen wachten op U,
dat U hun voedsel geeft op zijn tijd.
28 Geeft U het hun, zij verzamelen het,
doet U Uw hand open, zij worden met het goede verzadigd.
29 Verbergt U Uw aangezicht, zij worden door schrik overmand,
neemt U hun adem weg, zij geven de geest
en keren terug tot hun stof.
Over Gods zorg voor Zijn schepping gesproken
De voorgaande dagen hebben we nagedacht over de een van de zeedieren, de grootste, de Leviathan, temidden van alle andere ontelbare andere wezens in de zee. Het deed ons denken aan wat we lezen in Genesis 1, de vijfde scheppingsdag:
En God zei: Laat het water wemelen van wemelende levende wezens; en laten er vogels boven de aarde vliegen, langs het hemelgewelf!
En God schiep de grote zeedieren en alle krioelende levende wezens waarvan het water wemelt, naar hun soort, en alle gevleugelde vogels naar hun soort. En God zag dat het goed was.
En God zegende ze en zei: Wees vruchtbaar, word talrijk, en vervul het water van de zeeën; en laten de vogels talrijk worden op de aarde!
Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vijfde dag.
Maar in dit programma hebben we het al eerder gezien: God is niet alleen de Schepper, maar ook de Onderhouder. En daar lezen we in de vervolgtekst over:
Zij allen wachten op U,
dat U hun voedsel geeft op zijn tijd.
Geeft U het hun, zij verzamelen het,
doet U Uw hand open, zij worden met het goede verzadigd.
Al het leven op aarde is van God afhankelijk. De dieren weten dat instinctief. Ze wachten, zo zegt de psalmist tegen God, allen “op U, dat U hun voedsel geeft op zijn tijd”. Hiermee kunnen we de zesde scheppingsdag verbinden, die niet alleen gaat over de schepping van de dieren en de mens, maar ook over de voedselvoorziening voor mens en dier (Gn 1:29-30).
En God zei: Zie Ik geef u al het zaaddragende gewas dat op heel de aarde is, en alle bomen waaraan zaaddragende boomvruchten zijn; dat zal u tot voedsel dienen. Maar aan al de dieren van de aarde, aan alle vogels in de lucht en aan al wat over de aarde kruipt, waarin leven is, heb Ik al het groene gewas tot voedsel gegeven. En het was zo. En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag.
Zo zien we dag heel psalm 104 de volgorde van de schepping volgt.
Ze hebben geen eigen voedselbronnen. God moet het hun geven. Ook als ze een voorraad kunnen aanleggen, is dat omdat God het hun geeft. Als God het geeft, gaan ze erop af en verzamelen het. Ze ontvangen voedsel uit Zijn geopende hand. De hand opendoen betekent geven volgens Deuteronomium 15 vers 8 en 11:
Maar als er onder u een arme zal zijn, iemand uit uw broeders, binnen een van uw poorten, in uw land, dat de HEERE, uw God, u geven zal, dan mag u uw hart niet verstokken, of uw hand sluiten voor uw broeder die arm is. ( ) U moet hem overvloedig geven, en laat uw hart niet verdrietig zijn als u hem geeft. Want vanwege deze zaak zal de HEERE, uw God, u zegenen in al uw werk en in alles wat u ter hand neemt.
Zo worden ze“met het goede verzadigd”. Als God Zijn hand opendoet om te geven, geeft Hij met milde hand. Hij geeft ook altijd het goede, en zoveel, dat de ontvanger erdoor verzadigd wordt.
En zo is het bij de mens evenzo. De Heere God is niet alleen onze Schepper maar ook onze Onderhouder. En wat maken we ons soms een zorgen. Maar zojuist zeiden we al: De dieren weten dat instinctief. Ze wachten, zo zegt de psalmist tegen God, allen “op U, dat U hun voedsel geeft op zijn tijd”.
En laten niet alleen de dieren weten, maar ook wij:
Geeft U het hun, zij verzamelen het,
doet U Uw hand open, zij worden met het goede verzadigd.
Een goede leerschool voor ons mensen denk ik.
Maar er is eveneens een geestelijk beeld uit dit gedeelte te distelleren, een die mischien nog wel moeilijker is dan het natuurlijke leven. Want onze God is niet alleen onze Schepper, maar ook onze Herschepper die ons tot geestelijk leven gereoepen heeft. Maar tegelijkertijd is Hij onze Onderhouder van het geeselijk leven.
En laten we eens heel heerlijk zijn. Vertrouwen we ook daarop, dat Hij Zijn hand opendoet en dat we zo “met het goede verzadigd” worden zoals Deuteronomium zegt:. Als God Zijn hand opendoet om te geven, geeft Hij met milde hand. Hij geeft ook altijd het goede, en zoveel, dat de ontvanger erdoor verzadigd wordt.
Laat het ook zo met ons zijn, zoals de dichter van Psalm 104 zegt:
Zij allen wachten op U, dat U hun voedsel geeft op zijn tijd. Geeft U het hun, zij verzamelen het, doet U Uw hand open, zij worden met het goede verzadigd.
Als dat geen zegen is:
Er komen stromen van zegen
DELEN
[Sassy_Social_Share]