Over een wormpje gesproken (2)
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
Lofzang op de trouw van de HEERE
1 Loof de HEERE, roep Zijn Naam aan,
maak Zijn daden bekend onder de volken.
2 Zing voor Hem, zing psalmen voor Hem,
spreek aandachtig van al Zijn wonderen.
3 Beroem u in Zijn heilige Naam,
laat het hart van wie de HEERE zoeken, zich verblijden.
4 Vraag naar de HEERE en Zijn kracht,
zoek Zijn aangezicht voortdurend.
5 Denk aan Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft,
aan Zijn tekenen en de oordelen van Zijn mond,
6 nakomelingen van Abraham, Zijn dienaar,
kinderen van Jakob, Zijn uitverkorenen.
7 Hij is de HEERE, onze God,
Zijn oordelen gaan over heel de aarde.
8 Hij denkt aan Zijn verbond voor eeuwig,
aan de belofte die Hij gedaan heeft,105:8 de belofte … heeft – Letterlijk: het woord dat Hij geboden heeft.
tot in duizend generaties,
9 aan het verbond dat Hij met Abraham gesloten heeft,
en Zijn eed aan Izak.
10 Voor Jakob heeft Hij het vastgesteld als een verordening,
voor Israël als een eeuwig verbond,
11 door te zeggen: Ik zal u het land Kanaän geven,
het gebied dat uw erfelijk bezit is.
12 Toen zij met weinig mensen waren,
ja, met weinigen, en vreemdelingen daarin,
13 en zij van volk naar volk zwierven,
van het ene koninkrijk naar het andere volk,
14 liet Hij geen mens toe hen te onderdrukken.
Ook bestrafte Hij koningen omwille van hen en zei:
15 Raak Mijn gezalfden niet aan,
doe Mijn profeten geen kwaad.
Over een wormpje gesproken (2)
In de voorgaande aflevering dachten we aan de hand van vers 12 na over de geringheid van de nakomelingen van Abraham, Izak en Jacob zowel in aan tal als in aanzien. En dat bracht ons bij ze woorden van Jesaja 41 waarover de Heere spreekt door de mond van Jesaja over Zijn volk met ‘wormpje Jakobs’ en ‘volkje Israëls’.
Daarover wil ik nog even verder met u nadenken.
Het Hebreeuwse woord voor ‘wormpje’ (tola) komen we tegen in Psalm 22:7: “Maar Ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen, en veracht van het volk”.
Tot het ‘wormpje Jakobs’ zegt de Heere: “Vrees niet… Ik help u… uw Verlosser is de Heilige Israels”, maar ‘de worm’ in Psalm 22 roept uit: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing”.
De één is door God verlaten, de ander behoeft niet te vrezen, omdat de Heilige van Israel zijn Verlosser is. Het lijkt een mysterieuze tegenstelling, totdat we de verklaring vinden in Jesaja 53:8: “Om de overtreding van Mijn volk is de plaag op Hem geweest”. Hoewel de Heere Jezus ‘de Heiland der wereld’ is, beperkt Jesaja zich expliciet tot de uitdrukking ‘mijn volk’ (Hebr. ‘ammi’), oftewel het ‘wormpje Jakobs’, om wiens zonden Hij plaatsvervangend is gestorven.
Hoe Hij het lijden en sterven onderging, nog maar zo kortgeleden herdacht, illustreert opnieuw het wormpje, dat in Bijbelse tijden bekend stond om de productie van rode verf, waarvan de bestanddelen uit haar dode lichaampje voortkwamen.
De verf werd bijvoorbeeld gebruikt voor de kleuren van de tabernakelkleden. Het Hebreeuwse woord voor worm (tola) wordt overigens ook gebruikt om de dieprode karmozijnkleur aan te duiden.
We kennen dat o.a. vanuit Jesaja 1:18: “Komt dan, en laat ons samen richten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn (tola), zij zullen worden als witte wol”.
De aan elkaar verwante kleuren scharlaken en karmozijn, staan voor de ernst van de zonde. Naar alle waarschijnlijkheid had dat te maken met het feit dat deze rode verf die uit het wormpje voortkwam niet uitwisbaar was.
Een typisch kenmerk van de zonde, zoals blijkt uit Jeremia 2:22: “Ja, al zoudt gij u wassen met loog en veel zeep gebruiken, dan blijft toch uw ongerechtigheid als een onuitwisbare vlek voor mijn oog” (NBG). Onuitwisbaar…, totdat Hij, Die naar het vlees uit het wormpje Jakobs is voortgesproten, Zichzelf vernederde en getuigde: “Ik ben een worm en geen man…”.
Paulus verklaart dat Goddelijk mysterie met de woordenzoals we die lezen in 2 Corinthe 5 vers 21: “Want Hem, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem”.
Als dat geen zegen is.
We gaan luisteren naar een lied van Mad Dubb. Met de prachtige titel: Olam Chesed’:
„Voor áltijd duurt Zijn vriendschap.”
Gods goedheid, vriendschap, liefde en genade kennen geen punt. Zelfs geen komma. Nooit. Áltijd gaan ze door. Verder. Vandaar dat welhaast eindeloze refrein. Dóórzingen moet je. Steeds weer. Niet stoppen. De lofzang moet blijven klinken. Dag en nacht. Letterlijk. Als hier de nacht valt, wordt het in een ander werelddeel weer licht. Als hier de lofzang stopt, begint hij elders.
DELEN
[Sassy_Social_Share]