Over de overanderlijkheid van Adonay gesproken
Klik hieronder om naar de uitzending te lusiteren:
Psalm 90
De eeuwige G’d en de vergankelijke mens
1Een gebed van Mozes, de man G’ds.
Heere, Ú bent ons een toevlucht geweest
van generatie op generatie.
2Al vóór de bergen geboren waren
en U de aarde en de wereld voortgebracht had,
ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid bent U G’d.
3U doet de sterveling terugkeren tot stof
en zegt: Keer terug, mensenkinderen.
4Want duizend jaren zijn in Uw ogen
als de dag van gisteren, wanneer die voorbijgegaan is,
of als een wake in de nacht.
5U spoelt hen weg, zij zijn als de slaap.
In de morgen zijn zij als het gras dat opkomt:
6in de morgen bloeit het en komt het op,
’s avonds wordt het afgesneden en het verdort.
7Want wij vergaan door Uw toorn,
door Uw grimmigheid worden wij door schrik overmand.
8U stelt onze ongerechtigheden voor Uw ogen,
onze verborgen zonden in het licht van Uw aangezicht.
9Want al onze dagen gaan voorbij door Uw verbolgenheid,
wij brengen onze jaren door als een gedachte.
10De dagen van onze jaren: daarin zijn zeventig jaren,
of, als wij zeer sterk (Letterlijk: bij krachten) zijn, tachtig jaren,
maar het beste daarvan is moeite en verdriet,
want het wordt snel afgesneden en wij vliegen heen.
11Wie kent de kracht van Uw toorn
en Uw verbolgenheid, wie weet hoezeer U te vrezen bent?
12Leer ons zó onze dagen tellen,
dat wij een wijs hart verkrijgen.
13Keer terug, HEERE, hoelang nog?
Laat het U berouwen over Uw dienaren.
14Verzadig ons in de morgen met Uw goedertierenheid,
dan zullen wij juichen en verblijd zijn, tijdens al onze dagen.
15Verblijd ons overeenkomstig de dagen waarin U ons verdrukt hebt,
overeenkomstig de jaren waarin wij het kwade gezien hebben.
16Laat Uw werk aan Uw dienaren gezien worden,
Uw glorie over hun kinderen.
17De lieflijkheid van de Heere, onze G’d, zij over ons;
bevestig het werk van onze handen over ons,
ja, het werk van onze handen, bevestig dat.
Over de overanderlijkheid van Adonay gesproken
De voorgaande keer hebben we stilgestaan bij het feit dat de Heere, Adonay een toevluchtsplaats, een woonplaats is voor Zijn volk Israel. Vandaag wil ik stilstaan bij het feit dat dat niet alleen vroeger, in het tijdperk van de bijbelschrijvers, in de tijd van Mozes en de tijd daarvoor en daarna zo was maar dat dat een onveranderlijke belofte is van de Heere God, Adonay, door alle eeuwen heen. Ook anno 2021, maar ook in die verschrikkelijk jaren van verbanning, eeuwen geleden, maar ook in de jaren ’40 – ’45. Want zegt Mozes:
Heere, Ú bent ons een toevlucht geweest
van generatie op generatie.
En ook al begrijpen wij er helemaal niets van, begrijpen wij niet op welke manier Adonay in de jaren van bijvoorbeeld de tweede wereld oorlog een toevluchtsoord voor Zijn volk was, toch is het zo. Waarom? Gewoon, omdat het er staat en G’ds Woord is de Waarheid. De Waarheid met een hoofdletter.
Tijdens de voorbereiding werd ik gewezen op wat we lezen in Ezechiel 11 waar we vanaf vers 16 lezen:
Zeg daarom: Zo zegt de Heere HEERE: Hoewel Ik hen ver weggedreven heb onder de heidenvolken en hoewel Ik hen in de landen verspreid heb, toch zal Ik voor hen een heiligdom zijn, hoe kort ook, in de landen waarin zij gekomen zijn.
Zeg daarom: Zo zegt de Heere HEERE: Ik zal u verzamelen uit de volken, en Ik zal u bijeenbrengen uit de landen waarover u verspreid bent, en Ik zal u het land van Israël geven.
Zij zullen daarheen komen en daaruit al zijn afschuwelijke afgoden en al zijn gruweldaden wegdoen.
Ik zal hun Jer. 32:39; Ezech. 36:26één hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit hun vlees wegdoen en hun een hart van vlees geven,
20zodat zij in Mijn verordeningen gaan en Mijn bepalingen in acht nemen en die houden. Dan zullen zij Mij een volk zijn, en zal Ík hun een God zijn.
Zie je wel. Er is echt geen spelt tussen te krijgen: Hoewel Ik hen ver weggedreven heb onder de heidenvolken en hoewel Ik hen in de landen verspreid heb, toch zal Ik voor hen een heiligdom zijn, hoe kort ook, in de landen waarin zij gekomen zijn.
Ik hoop dat je de overeenkomst zie met de woorden uit Psalm 90: Heere, Ú bent ons een woonplaats geweest van generatie op generatie.
Zeg daarom: Zo zegt de Heere HEERE: Ik zal u verzamelen uit de volken, en Ik zal u bijeenbrengen uit de landen waarover u verspreid bent, en Ik zal u het land van Israël geven.
Ja lieve mensen, we leven in profetische tijden, want als het ene waar is, dan is ook het andere waar. Wanneer Hij zegt dat Hij een woonplaats voor Zijn volk is, dan is het ook waar dat Hij nu Zijn volk aan het verzamelen is uit al de volken. Daar is in de dagen waarin we leven geen geloof voor nodig, maar een paar ogen en oren. We zien het nota bene zou ik haast zeggen voor onze ogen gebeuren. Elke dag bijna dat er vliegtuigen uit alle windstreken in Israel landen, waarin mensen die tot Zijn volk behoren, thuis worden gebracht. Alijah maken. De Heere, Adonay is trouw aan Zijn eigen Woord. Na ’45 had niemand bij wijze van spreken meer een cent gegeven voor het volk Israel, had niemand meer een cent gegeven voor de Joden. Maar weet je, het bijbels principe is nog altijd waar: Leven ontstaat uit de dood. Wij mensen moeten sterven willen we leven. Denk maar aan de graankorrel. Denk aan de Messias die drie dagen en drie nachten in het graf lag, maar opstond uit het graf. En zo was het ook de Joden. Gedood door de ovens tijdens het verschrikkelijke satanische naziregime, maar zie, Israel leeft als nooit tevoren. God is hun woonplaats van generatie op generatie. Dat blijkt maar weer.
Het is al een poosje geleden dat ik een voorganger van een gemeente met wie ik een wandelingetje maakte en Israel ter sprake kwam hoorde zeggen: Ik heb helemaal niets met Israel. Sorry, hoor maar ik begrijp daar helemaal, maar dan ook helemaal niets van. Ezechiel heeft het door G’d geïnspireerde Woord opgeschreven als hij schrijft in het 32e hoofdstuk:
Zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ík zal hun tot een God zijn.
Ik zal hun één hart en één weg geven om Mij te vrezen, alle dagen, hun ten goede, en hun kinderen na hen.
Ik zal een eeuwig verbond met hen sluiten, dat Ik Mij van achter hen niet zal afwenden, opdat Ik hun goeddoe. En Ik zal Mijn vreze in hun hart geven, zodat zij niet van Mij afwijken.
Ik zal Mij over hen verblijden en hun goeddoen. En Ik zal hen in getrouwheid in dit land planten, met heel Mijn hart en met heel Mijn ziel.
En dan niets met Israel hebben? Hoe durft een voorganger van een gemeente die het tot zijn verantwoordelijkheid heeft om de kudde te leiden het in zijn mond te nemen.
De G’d van hemel en aarde heeft, zo lazen we net zijn Hart en Zijn ziel aan dit volk verpand. Hij zegt: Ik zal Mij over hen verblijden en hun goeddoen.
Wat een onuitsprekelijke, geweldige en soevereine G’d hebben wij mogen leren kennen.
Als dat geen zegen is.
We gaan luisteren naar een opname van Nederland Zingt: Sta op, o kind’ren van Israël / Gods volk wordt uitgeleid.
DELEN
[Sassy_Social_Share]