Over de HEERE en Zijn kracht gesproken (2)
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
Psalm 105
1 Loof de HEERE, roep Zijn Naam aan,
maak Zijn daden bekend onder de volken.
2 Zing voor Hem, zing psalmen voor Hem,
spreek aandachtig van al Zijn wonderen.
3 Beroem u in Zijn heilige Naam,
laat het hart van wie de HEERE zoeken, zich verblijden.
4 Vraag naar de HEERE en Zijn kracht,
zoek Zijn aangezicht voortdurend.
5 Denk aan Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft,
aan Zijn tekenen en de oordelen van Zijn mond,
6 nakomelingen van Abraham, Zijn dienaar,
kinderen van Jakob, Zijn uitverkorenen.
Over de HEERE en Zijn kracht gesproken (2)
We denken evenals gisteren na over de kracht van de HEERE, JHWH. Want er is naast Gods scheppende kracht en de innerlijke kracht die Hij aan de mensen schenkt die hun vertrouwen op Hem hebben gesteld, sprake van een kracht tot behoud.
Het proces wordt in gang gezet, evenals bij de natuurlijke schepping, door de kracht van Zijn Woord, het Evangelie. “Want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek”, schrijft Paulus aan de Romeinen (1:16) en de Korintiërs (1:18).
De kracht van het behoud is niet aanwijsbaar, maar voor God realiteit. Alleen Hij beschikt erover en Hij vormt de gelovige hiermee om tot onvergankelijkheid. ‘Eigen kracht’ kan dit niet. “Wij hebben deze schat in aarden vaten, zodat de kracht, die alles te boven gaat, van God is en niet van ons”, lezen we in 2 Kor. 4:7. We kunnen ons er alleen maar over verbazen: “hoe overweldigend groot zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht.” (Efe. 1:19)
Een volgens aspect van Gods kracht is de kracht van (Zijn) opstanding. De Heere Jezus , Yeshua, sprak over Gods kracht met de Sadduceeën. Zij vormden een groepering die de opstanding uit de dood ontkende. Jezus wijst hen erop dat zij geen kennis hebben van het Woord en daarom ook van Gods kracht geen notie hebben. Gods Woord en Zijn kracht horen bij elkaar. Jezus verbindt beide aan de opstanding.
En wat betreft de doden, dat zij opgewekt zullen worden: hebt u niet gelezen in het boek van Mozes, hoe God in de doornstruik tot hem sprak: Ik ben de God van Abraham en de God van Izak en de God van Jakob? Hij is niet een God van doden, maar een God van levenden. U dwaalt dus erg. Met Zijn eigen opstanding heeft Jezus, Yeshua dit later bewezen.
Paulus schrijft erover: “door Zijn opstanding uit de doden (heeft Hij) verklaard Gods Zoon te zijn in kracht, Jezus Christus, onze Here.” (Rom. 1:4) Wat geweldig. “Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onvergankelijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie.” (2 Tim. 1:10) Deze kracht is ook voor de ‘gewone’ sterveling. Daarover bestaat geen enkele twijfel. “God heeft niet alleen de Heere opgewekt, maar zal ook ons opwekken door zijn kracht.” (1 Kor. 6:14)
Paulus wilde de kracht van Jezus’ opstanding ten diepste ervaren (Fil. 3:10). Hij wenste gelijkvormig te worden aan Zijn dood. Dit gegeven verlangt God niet van Zijn kinderen. Hij schenkt Zijn kracht immers op basis van het geloof in Zijn Zoon. Het was een persoonlijke wens van Paulus, maar hij wist niet of dit zou uitkomen. Daarom merkte hij ten volle overtuigd op: “hoe dan ook, ik kom tot de uitopstanding van tussen de doden uit.” (vers 11, letterlijk vertaald)
Het laatste waartoe Gods volk, Israel, in Psalm 105 wordt opgeroepen, is te denken “aan Zijn wonderen die Hij gedaan heeft, aan Zijn tekenen en de oordelen van Zijn mond” (vers 5). De wonderen die Hij heeft gedaan zijn stuk voor stuk waard om aan te denken en die te bewonderen. Wonderen zijn gebeurtenissen die verwondering bewerken. De psalmist noemt er twee aspecten van: Zijn tekenen en de oordelen van Zijn mond.
Deze wonderen zijn tekenen, dat wil zeggen wonderen met een betekenis, met een boodschap. In dit geval houdt het wonder in dat God achter de boodschap van Mozes stond. Deze tekenen zijn een bekrachtiging, een zegel, voor de boodschap die gebracht wordt (vgl. Mk 16:20). Deze wonderen zijn ook oordelen, dat wil zeggen dat God op een wonderlijke wijze de vijanden en hun goden verslaat. Hij heeft met Zijn mond Zijn oordelen over de vijanden uitgesproken. Daarom heeft Zijn volk niets van hen te vrezen. Ook vandaag niet.
De oproep tot al deze daden zoals we in de eerste vijf verzen hebben overdacht, wordt gedaan aan een volk dat in een bijzondere relatie tot Hem staat. Die relatie wordt gegeven in twee namen met elk een andere toevoeging. Ze zijn “nakomelingen van Abraham”, waaraan wordt toegevoegd “Zijn dienaar” (vers 6a). Met de Abraham begint de geschiedenis van het volk, een volk dat gesteld is om God te dienen.
Ze zijn ook “kinderen van Jakob”, waaraan wordt toegevoegd “Zijn uitverkorenen” (vers 6b). Bij “kinderen van Jakob” ligt de nadruk op de zwakheid van hun toewijding aan God en de verkeerde wegen die het volk is gegaan. Daarom is het ook zo mooi dat juist achter deze naam de toevoeging “Zijn uitverkorenen” staat, die ervan spreekt dat God hen ondanks hun zwakheid en verkeerde wegen heeft uitverkoren.
Als dat geen zegen is.
Als God zijn stem doet horen in Israël
dan zien wij al zijn luister en macht.
Kom naar de heilige berg van God.
en zing dit feestlied in de nacht.
Hij ’s de Machtige van Israël,
de Machtige van Israël.
Zijn stem wordt gehoord
in de sterkte van zijn woord,
de Machtige van Israël.
Dan toont Hij Zijn kracht en de blinden zullen zien.
De doven verstaan zijn stem.
De tong van de stomme zal zingen in de nacht.
De lamme zal dansen voor Hem.
De dorre woestijn zal gaan bloeien als een roos.
De wildernis jubelt en lacht.
Spreek tot het hart van wie moe is en bang:
Wees sterk! De Heer vernieuwt uw kracht.
DELEN
[Sassy_Social_Share]