Over de bomen gesproken (3)
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
Gods glorie in de schepping
16 De bomen van de HEERE worden verzadigd,
de ceders van de Libanon, die Hij geplant heeft.
Over de bomen gesproken gesproken (3)
Terugkomend op de (vrucht)bomen is het opvallend dat zij eigenlijk als een rode draad door de hele menselijke geschiedenis lopen. Zo luidt al meteen het eerste gebod aan de mens: Genesis 2:16 En de HEERE God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u vrij eten, maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.
De de nadruk in dit gebod ligt op ‘alle boom’ en ‘vrij eten’. De boom van kennis van goed en kwaad vormde een uitzondering. Jammergenoeg vinden we dat niet terug in het antwoord van Eva aan de slang: Van de vrucht van de bomen in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht van de boom die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: U mag daarvan niet eten en hem niet aanraken, anders sterft u.
Ze laat het woord ‘alle’ boom achterwege, verder plaatst zij ten onrechte de boom van kennis van goed en kwaad in het midden van de hof, in plaats van de boom des levens en voegt er ook nog eens zelf een verbod toe: “noch die aanroeren”.
Het is niet moeilijk om een verband te zien tussen de boom van kennis van goed en kwaad en de wet, die God aan Israël had gegeven. Paulus zegt in Romeinen 7:9 (NBG): “Ik heb eertijds geleefd zonder wet; toen echter het gebod kwam, begon de zonde te leven, maar ik begon te sterven (!)”.
Wat een verschrikkelijke consequentie. Laten we eens luisteren wat Jeshua tijdens zijn omwandeling hiervan zegt. En we luisteren naar Hem in de woorden zoals opgeschreven in Mattheus:
Toen sprak Jezus tot de menigte en tot Zijn discipelen:
De schriftgeleerden en de Farizeeën zijn gaan zitten op de stoel van Mozes; daarom, al wat zij u zeggen dat u in acht moet nemen, neem dat in acht en doe het; maar doe niet overeenkomstig hun werken, want zij zeggen het, maar doen het zelf niet. Want zij binden lasten samen die zwaar zijn en moeilijk om te dragen, en zij leggen ze op de schouders van de mensen; maar zij willen die zelf met geen vinger verroeren. Al hun werken doen zij om door de mensen gezien te worden, want zij maken hun gebedsriemen breed en de kwastjes aan hun kleren groot. Zij zijn zeer gesteld op de ereplaatsen tijdens de maaltijden en op de voorste plaatsen in de synagogen; zij zijn ook belust op de begroetingen op de markten, en om door de mensen ‘rabbi, rabbi’ genoemd te worden. Maar u mag zich geen rabbi laten noemen, want Eén is uw Meester, namelijk Christus, de Messias; en u bent allen broeders.
Deze praktijk van de leiders van het volk waren niet nieuw, want ook de profeeet Jesaja in hoofdstuk 28 spreekt al in vergelijkbare woorden als we hem horen spreken tot de leiders van het volk:
Ook dezen hier zwalken van wijn, dwalen rond door sterkedrank. Priester en profeet zwalken door sterkedrank.
Zij zijn opgeslokt door de wijn, zij dwalen rond door de sterkedrank. Zij zwalken bij het uitleggen van het visioen, zij struikelen tijdens hun gerechtelijke uitspraak.
Ja, alle tafels zitten vol walgelijk braaksel, geen plek is schoon. Wie kan Hij dan de kennis bijbrengen? Wie kan Hij dan het gehoorde doen begrijpen? Wie net van de moedermelk af zijn, wie net van de borst zijn afgehaald?
Want het is gebod op gebod, gebod op gebod, regel op regel, regel op regel, hier een beetje, daar een beetje.
Maar zo zal het gelukkig niet blijven. Ezechiel mag in hoofdstuk 47 profeteren “Aan de beek nu, aan haar oever, zal aan deze en aan gene zijde opgaan allerlei spijsgeboomte, welks blad niet zal afvallen, noch de vrucht daarvan vergaan; in zijn maanden zal het nieuwe vruchten voortbrengen; want zijn wateren vlieten uit het heiligdom; en zijn vrucht zal zijn tot spijs, en zijn blad tot heling”.
Want moet u eens horen welke geweldige profetieen er over Zijn volk zijn uitgesproken:
In Jesaja 37 vers 31 en 32: Want opnieuw zal wat ontkomen, wat overgebleven is van het huis van Juda, wortel schieten naar beneden toe en vrucht dragen de hoogte in, want van Jeruzalem zal uitgaan wat overgebleven is, en wat ontkomen is, van de berg Sion. De na-ijver van de HEERE van de legermachten zal dit doen.
Jesaja 57 vers 19: Ik schep de vrucht van de lippen, vrede, vrede voor wie ver weg is en voor wie dichtbij is, zegt de HEERE, en Ik zal hem genezen.
Jes. 65:21: En zij zullen huizen bouwen en bewonen, en zij zullen wijngaarden planten en derzelver vrucht eten.
Jer. 23:3 En Ik zal het overblijfsel van Mijn schapen Zelf vergaderen uit al de landen waarheen Ik hen verdreven heb; en Ik zal hen wederbrengen tot hun kooien, en zij zullen vruchtbaar zijn en vermenigvuldigen.
Jer. 29:5 Bouwt huizen en woont daarin, en plant hoven en eet de vrucht daarvan;
Jer. 31:5 Opnieuw zult u Jes. 65:21wijngaarden planten op de bergen van Samaria: de planters zullen planten en de vruchten genieten.
Ez. 34:27 De bomen op het veld zullen hun vrucht geven, het land zal zijn opbrengst geven, en ze zullen onbezorgd in hun land wonen. Dan zullen ze weten dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik de stangen van hun juk breek en ze red uit de hand van hen die zich door hen lieten dienen.
Ez. 36:8 Maar u, bergen van Israël, u zult uw takken weer voortbrengen en uw vruchten voor Mijn volk Israël dragen, want zij komen naderbij zij komen naderbij. Want zie, Ik kom naar u toe, Ik zal Mij naar u toewenden, en u zult bewerkt en bezaaid worden. Ik zal de mensen op u talrijk maken, heel het huis van Israël, in zijn geheel. De steden zullen bewoond en de puinhopen zullen herbouwd worden. Ik zal mens en dier op u talrijk maken, zij zullen talrijk worden en vruchtbaar zijn. Ik zal u doen bewonen als in uw vroegere tijden, ja, Ik zal u meer goeddoen dan in uw begin. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben.
Weet u, we zouden zonder enige moeite zo nog een hele morgen vol kunnen kunnen maken met de geweldige beloften die er voor het volk van Israel, niet te verwarren met de kerk van deze dagen, vol kunnen maken. In de voorgaande verzen lazen we uitsluitend over de vruchten die Israel ten deel zal vallen. Maar die zullen niet uitsluitend voor dit volk zijn.
Want lezen we in Zacharia 8:
Zo zegt de HEERE van de legermachten: Er zullen weer volken komen en inwoners van veel steden.
21De inwoners van de ene stad zullen gaan naar die van de andere en zeggen: Laten we meteen gaan om het aangezicht van de HEERE gunstig te stemmen, om de HEERE van de legermachten te zoeken; ík zal ook gaan.
22Dan zullen veel volken komen en machtige heidenvolken, om de HEERE van de legermachten in Jeruzalem te zoeken en om het aangezicht van de HEERE gunstig te stemmen.
23Zo zegt de HEERE van de legermachten: In die dagen zal het gebeuren dat tien mannen uit alle talen van de heidenvolken, vastgrijpen, ja, de punt van de mantel van een Joodse man zullen zij vastgrijpen, en zeggen: Wij gaan met u mee, want wij hebben gehoord dat God met u is.
Als dat geen zegen is.
DELEN
[Sassy_Social_Share]