Over Aliyah maken gesproken -1-
07/07/2022

Over Aliyah maken gesproken -1-

Klik hieronder om naar de uitzendig te luisteren:


Danklied na de ballingschap

1 Een pelgrimslied.
Toen de HEERE de gevangenen van Sion terug deed keren,
waren wij als mensen die droomden.

2 Toen werd onze mond vervuld met lachen
en onze tong met gejuich.
Toen zei men onder de heidenvolken:
De HEERE heeft grote dingen bij hen gedaan!

3 De HEERE heeft grote dingen bij ons gedaan,
daarom zijn wij verblijd.

4 HEERE, breng een omkeer in onze gevangenschap,
zoals waterstromen in het zuiden.

5 Wie met tranen zaaien,
zullen met gejuich maaien.

6 Wie het zaad draagt en dat zaait, Letterlijk: wie de zaadbuidel draagt.
gaat al wenend zijn weg;
maar hij zal zeker terugkomen met gejuich,
en zijn schoven dragen.

In de Hebreeuwse Bijbel wordt het vertaald naar het Nederlands zo gelezen:

Een lied van beklimmingen.
Wanneer de HEER het lot van Zion herstelt
- we zien het als in een droom  -

2 onze monden zullen gevuld worden met gelach,
onze tongen met liederen van vreugde.
Dan zullen zij onder de volken zeggen:
"De HEER heeft grote dingen voor hen gedaan!"

3 De HEER zal grote dingen voor ons doen
en we zullen ons verheugen.

4 Herstel ons fortuin,
zoals waterlopen in de Negeb.
Zij die in tranen zaaien,
zullen met gejuich maaien.

6 Ook al gaat hij wenend
met de zaadzak mee,
hij zal terugkomen met vreugdegezangen,
zijn schoven dragend.

Over Aliyah maken gesproken -1-
Alvorens inhoudelijk in te gaan op deze psalm wil ik even kort stilstaan bij het volgende.

Bij de voorbereiding op deze psalm viel het mij op dat over deze psalm onvoorstelbaar veel gepreekt, gemediteerd en gesproken is. Maar tegelijkertijd moet ik er dan wel bij zeggen dat het met name de laatste twee verzen betreft.

5 Wie met tranen zaaien,
zullen met gejuich maaien.

6 Wie het zaad draagt en dat zaait, Letterlijk: wie de zaadbuidel draagt.
gaat al wenend zijn weg;
maar hij zal zeker terugkomen met gejuich,
en zijn schoven dragen.

Voor wat betreft de daaraan voorafgaande verzen is er aanmerkelijk minder commentaar gegeven. En ik moet u eerlijk bekennen dat het duiden van deze Psalm niet gemakkelijk is. Want om maar een aspect toe noemen is hoe je deze psalm leest. Er blijken namelijk minimaal drie mogelijkheden te zijn:

  1. Historisch
  2. Profetisch
  3. Christocentrisch
  4. Persoonlijk

En de interpretatie of de uitleg van de psalm is steeds maar weer een keus. Je hebt dan de mogelijkheid om de psalm dan maar over te slaan of al zoekend en biddend een weg te zoeken. Voor dat laatste heb ik gekozen. Wellicht dat u gedurende de bespreking van de psalm een andere mening bent toegedaan. Dat mag, en u mag het mij laten weten, maar laten we respect hebben voor wat we gezamenlijk denken te lezen in deze psalm. Uiteindelijk kennen we allemaal ten dele en zullen we straks allemaal veel van onze meningen moeten inleveren voor de waarheid.

In 1 Kor. 13 vers 12 lezen we: Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen gelijk ook ik gekend ben.

Laten we een begin maken.

Vanuit het historisch perspectief gezien is het eerste vers van de psalm niet al te lastig om in te vullen:
Toen de HEERE de gevangenen van Sion terug deed keren,
waren wij als mensen die droomden.

Want wat zijn de ‘gevangenen van Sion’ vaak in ballingschap gevoerd. In dit “pelgrimslied”, het zevende, bezingt de psalmist, en in hem de uitverkorenen die buiten het land verstrooid waren, de terugkeer van “de gevangenen van Sion”. De gevangenschap was een bittere tijd voor iedereen van wie het hart verbonden bleef met Jeruzalem. De duizenden jaren van ballingschap hadden ze aan zichzelf te wijten. We lezen daarvan in (Dt 28:15-19)

Daarentegen zal het gebeuren, als u de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam bent door al Zijn geboden en Zijn verordeningen, die ik u heden gebied, nauwlettend te houden, dat al deze vervloekingen over u zullen komen en u zullen treffen: Vervloekt zult u zijn in de stad en vervloekt zult u zijn op het veld. Vervloekt zal zijn uw korf en uw baktrog. Vervloekt zal zijn de vrucht van uw schoot en de vrucht van uw land, de dracht van uw koeien en de jongen van uw kleinvee. 19 Vervloekt zult u zijn bij uw [thuis]komen, en vervloekt zult u zijn bij uw weggaan.

Maar daar blijft het niet bij. Hun herstel hadden ze uitsluitend aan de HEERE te danken (Dt 30:4-10).

Al bevonden uw verdrevenen zich aan het einde van de hemel, [toch] zal de HEERE, uw God, u vandaar bijeenbrengen en u vandaar weghalen. En de HEERE, uw God, zal u naar het land brengen dat uw vaderen in bezit hadden, en u zult het [weer] in bezit nemen; en Hij zal u goeddoen en u talrijker maken dan uw vaderen.  De HEERE, uw God, zal uw hart en het hart van uw nageslacht besnijden, om de HEERE, uw God, lief te hebben met heel uw hart en met heel uw ziel, zodat u leven zult.  De HEERE, uw God, zal al deze vervloekingen op uw vijanden leggen en op hen die u haten [en] die u vervolgd hebben.  En ú zult zich bekeren, de stem van de HEERE gehoorzaam zijn en al Zijn geboden, die ik u heden gebied, houden.  De HEERE, uw God, zal u overvloed geven in al het werk van uw handen, in de vrucht van uw schoot, in de vrucht van uw vee en in de vrucht van uw land, ten goede. Want de HEERE zal Zich weer ten goede over u verblijden, zoals Hij Zich over uw vaderen verblijd heeft, wanneer u de stem van de HEERE, uw God, gehoorzaam bent door Zijn geboden en Zijn verordeningen, die in dit wetboek geschreven zijn, in acht te nemen; wanneer u zich bekeert tot de HEERE, uw God, met heel uw hart en met heel uw ziel.

Wat een onvoorstelbare genade van de Heere God. Alle vervloekingen die rustten op het volk worden stuk voor stuk omgedraaid in zegeningen.

Als de twee stammen hersteld zijn in het land, zowel het overblijfsel dat uit Jeruzalem is gevlucht als het overblijfsel in de stad dat verlost is, dan is het volk nog niet compleet. De tien stammen moeten in het land terug zijn. Er moeten twaalf stammen in het land hersteld worden. Dat wordt opnieuw in de volgende drie psalmen, Psalmen 126-128, voorgesteld.

Op welke situatie in Israëls volksbestaan slaan deze woorden? De meeste uitleggers zijn het er wel over eens dat het hier gaat over de periode aan het eind van de ballingschap in Babel, de tijd dat Ezra en Nehemia met de opbouw van het land bezig waren, materieel en geestelijk. Vreugde en verdriet lagen dicht bij elkaar. Kijk maar eens in Nehemia 8. De herstelwerkzaamheden in Jeruzalem zijn een eind gevorderd, maar als Ezra de wet voorleest, komt het volk diep onder de indruk. Hoever zijn ze van God en van Zijn goede wet vandaan geraakt!

Blijdschap over de terugkeer maakt plaats voor de droefheid over Gods afwezigheid. Er is wel een begin gemaakt met herstel, maar we zijn nog niet verlost! En een aantal jaren later, als Haggaï en Zacharia optreden is er eigenlijk nog niet veel veranderd. Dan is een aantal wel teruggekeerd uit Babel en hebben ze flink wat nieuwe huizen gebouwd, maar er zijn grote problemen: droogte en misoogsten en bovendien ligt de tempel nog in puin.

Deze psalm is een ‘lied hammaäloth’ geworden, een lied van de opgang, het lied van de trappen een pelgrimslied. Het lied over het maken van Alijah. Het is een lied voor mensen die hun veilige woonplaats hebben verlaten, maar in de stad van God nog niet zijn gekomen. Mensen op doortocht, beproefd door de woestijn, kinderen van Abraham, die zijn stad en land verliet en op weg ging naar het land dat God hem wijzen zou. Ze zingen onderweg over de bevrijding die God eens heeft gebracht.

Als dat geen zegen is.

DELEN
[Sassy_Social_Share]

Reactie verzenden

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב