#727 Over een hogere weg gesproken -7-
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
Psalm 131
1 Een pelgrimslied, van David.
HEERE mijn hart is niet hoogmoedig,
mijn ogen zijn niet trots,
ook wandel ik niet in dingen
die te groot en te wonderlijk voor mij zijn.
2Voorwaar, ik heb mijn ziel tot rust
en tot stilte gebracht,
als een kind dat de borst ontwend is, bij zijn moeder,
mijn ziel is in mij als een kind dat de borst ontwend is.
3Israël, hoop op de HEERE,
van nu aan tot in eeuwigheid.
#727 Over een hogere weg gesproken -7-
In de voorgaande uitzending hebben we met elkaar stilgestaan bij het persoonlijke aspect van de woorden uit vers 2: Ik heb mijn ziel tot rust gebracht en tot stilte gebracht.
We zagen dat het woord dat in dit vers met ‘stil’ is vertaald, is een woord dat ‘stil maken of egaliseren of gladmaken’ betekent. Hier verwijst het naar het ophouden van beweging. Dat is wat dit woord betekent. En hier spreekt David over het kalmeren of kalmeren van zijn eigen ziel. David zegt dat hij die dingen in zijn leven zijn geëlimineerd die zijn ziel in beroering brengen, juist die dingen waar we zojuist in vers één naar hebben gekeken – trots op zichzelf, trots op anderen (door onszelf te vergelijken met anderen en) en trots op God (proberen ons eigen leven te leiden).
Maar de Psalm, en daarmee David, spreekt in vers 3 eveneens over Israel: Israël, hoop op de HEERE, van nu aan tot in eeuwigheid. De vraag dringt zich dus op wat het verband zou kunnen zijn tussen deze verzen, dit onderwerp dat David aansnijdt en Israel. En vooraf wil ik zeggen dat ik met alle voorzichtigheid vanmorgen daar iets over wil zeggen. Want we spreken over het volk van God, Gods oogappel, en we weten wat daarover God zelf zegt.
In psalm 46 vers 10 spreekt de dichter van de Psalm over het aspect van stil zijn in relatie tot het volk van God. We lezen daar: Wees stil en weet dat ik God ben; Ik zal verhoogd worden onder de volken, ik zal verhoogd worden op de aarde.
Wees stil en weet dat ik God ben.
Laten we voor het verband Psalm 46 eens in zijn geheel lezen.
Een lied op Alamoth, voor de koorleider, van de zonen van Korach.
God is ons een toevlucht en kracht;
Hij is in hoge mate een hulp gebleken in benauwdheden.
Daarom zullen wij niet bevreesd zijn, al veranderde de aarde van plaats
en werden de bergen verzet naar het hart van de zeeën.
Laat haar water bruisen, laat het schuimen,
laat de bergen beven door haar onstuimigheid. Sela
De beekjes van de rivier verblijden de stad van God,
het heiligdom, de woningen van de Allerhoogste.
God is in haar midden, zij zal niet wankelen;
God zal haar helpen bij het aanbreken van de morgen.
De heidenvolken tierden, de koninkrijken wankelden;
Hij liet Zijn stem klinken: de aarde smolt weg.
De HEERE van de legermachten is met ons;
de God van Jakob is voor ons een veilige vesting. Sela
Kom, zie de daden van de HEERE,
Die verwoestingen op de aarde aanricht;
Die de oorlogen doet ophouden tot aan het einde der aarde,
de boog breekt en de speer in stukken slaat,
de wagens met vuur verbrandt.
Geef het op en weet dat Ik God ben;
Ik zal geroemd worden onder de heidenvolken,
Ik zal geroemd worden op de aarde.
De HEERE van de legermachten is met ons;
de God van Jakob is voor ons een veilige vesting. Sela
Weet u, ik hoop zo dat u het verband ziet tussen de weg die het volk van Israel nu in de tijd waarin wij leven volgt en psalm 132. En ik zeg het met schroom want ik wet hoe gevoelig dit vaak ligt bij hen die Israel van harte liefhebben, en geloof mij, ook ik doe dat, maar tegelijkertijd moeten we er voor oppassen ook Israel niet tot onze God te maken, te verafgoden als het ware.
In de tijd waarin wij leven zien we ook een Israel dat het zonder God wel denkt te kunnen oplossen. Vrede te kunnen stichten met de haar omringende landen. Waarbij ik denk aan de Abrahamakkoorden die worden afgesloten maar uiteindelijk een product zijn van het menselijk denken en doen. De Abrahamakkoorden waarvan hoog wordt opgegeven, waar Israel trots op is die gerealiseerd te hebben. Als ik denk aan de overeenkomst met Libanon over de mediterrane grenzen die een dezer dagen zijn overeengekomen. Die als een ‘wonder’ worden benaderd. En ja, inderdaad, Israel speelt op het wereldtoneel een belangrijke rol waar het gaat over tal van gebieden waar het de wetenschap betreft. Bijna dagelijks wordt er melding gemaakt van opnieuw een uitvinding die een zegen is voor deze wereld. Maar tegelijkertijd lezen we door al deze berichten toch ook vaak een ondertoon van trots en hoogmoed, iets van: Kijk ons eens. En ik ben misschien wel de allerlaatste die dat niet zou begrijpen, echt waar. Want er vinden heel, heel bijzonder gebeurtenissen plaats in en rond Israel. Denk alleen maar is aan het feit dat er na eeuwen van verstrooiing nu een plaats is waar zij mogen en kunnen wonen in het land van God.
Maar we zien ook een trots op zichzelf, trots op anderen in de zin er bij willen horen in deze wereld en trots op God door te proberen hun eigen leven te leiden. Het zelf allemaal te regelen en te organiseren. Hoe goed bedoelt ook, mar de dichter zegt:
Israël, hoop op de HEERE,
van nu aan tot in eeuwigheid.
Weet u, alle goede bedoelingen van Israel ten spijt, maar uiteindelijk zal blijken dat ook zij Jezus, hun Yeshua, nodig zullen hebben om alle stormen die over Israel heen gekomen zijn en nog zullen komen, nodig hebben. Hem afwijzen is geen optie, echt niet. En ik zeg het met pijn in mijn hart.
Paulus zegt het zo in Romeinen 9 en ik voel met hem mee:
Ik spreek de waarheid in Christus, ik lieg niet en mijn geweten getuigt mee door de Heilige Geest, dat het een grote bron van droefheid voor mij is, en een voortdurende smart voor mijn hart. Want ik zou zelf wel wensen vervloekt te zijn, weg van Christus, ten gunste van mijn broeders, mijn verwanten wat het vlees betreft. Zij zijn immers Israëlieten; voor hen geldt de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften. Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen, Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!
In eigen kracht zal het Israel niet gelukken om tot rust te komen, en het hoeft ook niet. Daarover is Psalm 46 wel heel duidelijk:
De heidenvolken tierden, de koninkrijken wankelden;
Hij liet Zijn stem klinken: de aarde smolt weg.
De HEERE van de legermachten is met ons;
de God van Jakob is voor ons een veilige vesting. Sela
Kom, zie de daden van de HEERE,
Die verwoestingen op de aarde aanricht;
Die de oorlogen doet ophouden tot aan het einde der aarde,
de boog breekt en de speer in stukken slaat,
de wagens met vuur verbrandt.
Geef het op en weet dat Ik God ben;
Ik zal geroemd worden onder de heidenvolken,
Ik zal geroemd worden op de aarde.
De HEERE van de legermachten is met ons;
de God van Jakob is voor ons een veilige vesting. Sela
Als dat geen zegen is.
DELEN
[Sassy_Social_Share]