#626 Over extreme weersomstandigheden gesproken
23/05/2022

#626 Over extreme weersomstandigheden gesproken

Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:


Psalm 105

30 Hun land wemelde van kikkers,
tot in de kamers van hun koningen.

31 Hij sprak, en er kwamen steekvliegen
en muggen in hun hele gebied.

32 Hij maakte hun regen tot hagel,
bracht vlammend vuur in hun land.

Over extreme weersomstandigheden gesproken

Exodus 9:13-35
Na de kikkers, muggen en steekvliegen en de weigering daarop van de Farao om het volk van God te laten gaan lezen we het volgende:

“En de HEERE zeide tot Moshe: Sta vroeg in de morgen op, en stel u voor Farao en zeg tot hem: zo zegt de Eeuwige, de God van de Hebreeën: laat Mijn volk gaan om Mij te dienen.

Want ditmaal zal Ik al Mijn plagen laten losbreken tegen u persoonlijk, tegen uw dienaren en uw volk, opdat gij weet, dat er niemand is op de gehele aarde, zoals Ik.

Reeds nu had Ik Mijn hand kunnen uitstrekken om u en uw volk met de pest te slaan en zoudt gij van de aarde weggevaagd zijn; Doch hierom laat Ik u bestaan, om u Mijn kracht te tonen, opdat men Mijn naam verkondige op de gehele aarde.

Nog steeds verzet u zich tegen Mijn volk, zodat u het nietlaat gaan. Zie, Ik zal het morgen om deze tijd zeer zwaar laten hagelen, zoals in Egypte nog niet gebeurd is van de dag af, dat het gegrondvest werd, tot nu toe.

Nu dan, laat uw kudde en alles wat u op het veld hebt, in veiligheid brengen; op alle mensen en al het vee, die zich op het veld bevinden en niet thuis gehaald zijn, zal de hagel neervallen, zodat zij sterven.

Wie onder de dienaren van Farao het woord van de Eeuwige vreesde, liet zijn knechten en zijn vee in de huizen een toevlucht zoeken, maar wie geen acht sloeg op het woord van de HEERE, liet zijn knechten en zijn kudde op het veld blijven.

En de HEERE zeide tot Moshe: Strek uw hand uit naar de hemel, opdat er hagel over het gehele land Egypte kome, over mens en dier en over al het veldgewas in het land Egypte.

Toen strekte Moshe zijn staf uit naar de hemel, en de Eeuwige liet het donderen en hagelen, vuur schoot naar de aarde, en de HEERE deed het hagelen over het land Egypte. En, terwijl er vuur door de hagelbuien heen flikkerde, hagelde het zo buitengewoon zwaar als nooit tevoren in het gehele land der Egyptenaren, sinds zij tot een volk geworden waren.

De hagel sloeg in het gehele land Egypte alles neer, wat op het veld was, van mens tot dier; ook al het veldgewas sloeg de hagel neer en alle bomen op het veld deed hij afknappen. Alleen in het land Goshen, waar de Israëlieten woonden, hagelde het niet. Toen liet Farao Moshe en Aharon ontbieden en zeide tot hen: Ik heb ditmaal gezondigd, de Eeuwige is rechtvaardig, maar ik en mijn volk zijn schuldig.

Bidt tot de Eeuwige; de donderslagen Gods en de hagel zijn te erg. Dan zal ik u laten gaan, gij behoeft niet langer te blijven. En Moshe zeide tot hem: Zodra ik buiten de stad gekomen ben, zal ik mijn handen uitbreiden tot de Eeuwige; de donderslagen zullen ophouden en het zal niet meer hagelen, opdat u weet, dat de aarde aan de Eeuwige toebehoort.

Maar wat u en uw dienaren aangaat, ik weet, dat gij nog niet vreest voor het aangezicht van de Eeuwige God.

Het vlas en de gerst nu waren neergeslagen, want de gerst stond in de aar en het vlas was in bloei. Maar de tarwe en de spelt waren niet neergeslagen, want die komen later.

En Moshe ging van Farao heen, de stad uit, en hij breidde zijn handen uit tot de Eeuwige; toen hielden de donderslagen en de hagel op en de regen stroomde niet meer op de aarde neer.

Maar toen Farao zag, dat de regen, de hagel en de donderslagen hadden opgehouden, ging hij voort met zondigen; hij liet zijn hart niet vermurwen, hij noch zijn dienaren. Het hart van Farao verhardde, zodat hij de Israëlieten niet liet gaan, zoals de Eeuwige door Moshe gezegd had!”

Tsja, dat zal wat geweest zijn. Denk je eens in. Wij zijn al onder de diepe indruk wanneer zich zoals wij zeggen noodweer over ons land trekt en ik denk zomaar dat dat ni=og niet in verhouding staat tot wat hier in Egypte heeft plaatsgevonden.

We zijn nu toegekomen aan de eerste plaag die ook mensen dodelijk treft. De vorige plaag was weliswaar de eerste die ook rechtstreeks de mensen lichamelijk geraakt heeft, maar er vielen geen dodelijke slachtoffers. Bij de 7e plaag is dat wel het geval.

Toch gaf de G’d van Israël in Zijn goedheid een waarschuwing vooraf om de Egyptenaren een kans te geven zich tot Hem te bekeren en velen gaven daar ook gehoor aan en bleven binnen.

Zij luisterden naar het woord van de HEERE en het zou best wel eens kunnen dat zij deel uitmaakten van de grote menigte van allerlei herkomst, die volgens Exodus 12:38 samen met de Israëlieten mee trok uit Egypte.

De Egyptenaren echter, die geen acht sloegen op het woord van de HEERE omdat ze erop vertrouwden dat hun hemelgoden hen zouden beschermen, kwamen bedrogen uit! Velen van hen werden door de hagelbuien verpletterd, door de stortregen weggespoeld of door de bliksems dodelijk getroffen en ook hun vee en hun gewassen werden vernietigd, waarmee de onmacht van zowel de goden van de landbouw en de oogst alsook van de hemelgodheden duidelijk werd aangetoond.

Deze plaag was dus vooral gericht tegen Nut, de hemelgodin, Horus, de hemelgod, Tefnut, de godin van de regen en Shu, de god van de droge lucht, die volgens de Egyptische mythologie samen het weer beheerden, alsook tegen Isis, de godin van het leven, Seti, de beschermer van de oogst, Geb, de god van de aarde en Nepri, de god van het graan. Nut, de luchtgodin, was de vrouw van de aardgod Geb en de moeder van Osiris, Isis, Seti en Nephthis.

Nut werd soms afgebeeld als een vrouw die zich over de aarde buigt, maar vaak ook als een koe. De hemelgod Horus die als een valk zijn vleugels over de aarde uitspreidt, is de zoon van Osiris en Isis en de broer van de kattengodin Bastet. De Farao’s werden gelijkgesteld met de valkgod Horus en wanneer de Farao stierf, ging Horus over in het lichaam in van de volgende levende Farao. De 7e plaag was daarom niet alleen een directe aanval op Horus, maar ook op de Farao zelf!

De Egyptenaren aanbaden meer dan 2000 goden. Sommige veranderden in de loop van de geschiedenis van naam of smolten samen, maar het ontzag voor hen bleef groot. Wat een afgoderij, vindt u ook niet? Je moest ze maar allemaal uit elkaar houden en tevreden stellen.
Je kunt er maar druk mee zijn!

De volgende plaag die de psalmist noemt, is dat God “hun regen tot hagel” maakte (vers 32). De hagel ging gepaard met flitsend vuur te midden van de hagel. Dit is de zevende plaag in Egypte. De oordelen treffen in alle heftigheid het hele land Egypte. “Hij”, dat is God, trof met Zijn hagel “hun wijnstok en hun vijgenboom”.  “Hij” dat is God, brak met Zijn hagel “de bomen in hun gebied in stukken”.

God laat uit “de schatkamer van de hagel” de hagel neerkomen die Hij daarin heeft bewaard “tot de dag van de strijd en de oorlog” (Jb 38:22-23), de dag die voor Egypte was aangebroken. Het is een voorbeeld van de grote hagel waardoor de wereld binnenkort geteisterd zal worden.

We lezen immers in het boek Openbaring, hoofdstuk 16 vers 6 en 7 over de zeven engelen met zeven bazuinen het volgende:

En de zeven engelen die de zeven bazuinen hadden, gingen zich gereedmaken om op de bazuin te blazen.
En de eerste engel blies op de bazuin, en er kwam hagel en vuur, vermengd met bloed, en dat werd op de aarde geworpen. En het derde deel van de bomen verbrandde, en al het groene gras verbrandde.

Evenals bij de voorgaande plagen in Eypte is er in Openbaring, in de toekomst een uitvergroting van de plaag van Egypte die de hele aarde zal treffen.

Daar komt bij dat de twee getuigen die in Openbaring 11 optreden, over krachten beschikken zoals ook Mozes (en Elia). Om met vuur hun vijanden te verslinden, om regens te stoppen, water in bloed te veranderen, en ‘de aarde te treffen met allerlei plagen, zo vaak zij dat willen.’

Zacharia 14 spreekt eveneens over de dag waarop God alle volken zal verzamelen te Jeruzalem, om hen daar te oordelen. Hoewel de stad groot onheil treft, zal de HEERE Zelf ‘uittrekken en tegen die heidense volken strijden, zoals de dag dat Hij streed, op de dag van de strijd.’

De gebeurtenissen in onze tijd, waarin we wellicht al voortekenen zien wanneer we horen over de extreme weersomstandigheden van ongelooflijke regenval, overstromingen en bosbranden vaak veroorzaakt door de bliksem, het vuur uit de hemel, zullen uitlopen op de grote verlossing van Israël. Zoals Ezechiël dat meerdere malen aan het eind van een hoofdstuk voor onze toekomst profeteert.

Ezechiël 38:23 Zo zal Ik Mijn grootheid tonen en Mij heiligen en voor de ogen van vele heidenvolken bekend worden. Dan zullen zij weten dat Ik JHWH (de HEERE, de Aaanwezige) ben.

Net zoals God dat wilde openbaren aan de Egyptenaren toen, wat een beeld is van de komende uittocht. Want in Exodus 9:16 lezen we woorden van gelijke strekking. Maar juist hierom heb Ik u laten bestaan, om Mijn kracht aan u te tonen, zodat Mijn Naam bekendgemaakt zal worden op heel de aarde.

Wat zijn wij ongelooflijk begenadigd wanneer wij nu al mogen weten Wie de Heere God voor ons is. Inderdaad, we leven in een tijd waarin we Gods handelen met deze wereld mogen zien. Laten we er opmerkzaam op zijn en ons uitstrekken naar de tijd wanneer Zijn Naam bekend zal zijn op heel de aarde.

Als dat geen zegen is.

DELEN
[Sassy_Social_Share]

Reactie verzenden

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב