#0700 Over zegeningen gesproken (3)
29/09/2022

#0700 Over zegeningen gesproken (3)

Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:

Zegen voor het gezin

1Een pelgrimslied.
Welzalig is. eenieder die de HEERE vreest,
die in Zijn wegen gaat

2Want u zult eten van de inspanning van uw handen;
welzalig zult u zijn en het zal u goed gaan.

3Uw vrouw zal zijn als een vruchtbare wijnstok
binnen in uw huis,
uw kinderen zullen zijn als jonge olijfbomen
rondom uw tafel.

4Zie, zo zal zeker de man gezegend worden
die de HEERE vreest.

5De HEERE zal u zegenen vanuit Sion;
u zult het goede van Jeruzalem zien,
al de dagen van uw leven.

6U zult de kinderen van uw kinderen zien.
Vrede over Israël!

#0700 Over zegeningen gesproken (3)
In vervolg op de voorgaande uitzendingen denken we opnieuw na over de zegeningen die God gedurende Zijn Rijk van vrede, Zijn Messiaanse rijk hier op aarde zal schenken.

In de voorgaande afleveringen spraken we over gerechtigheid. Vrede en vreugde, de kenmerken van Zijn Vrederijk.

Een volgend kenmerk van Zijn Messiaanse Rijk dat binnenkort zal aanbreken is heiligheid

In het Woord van God lezen we over het land dat door de Heere, geheiligd is, apart gezet is ten opzichte van de overige landen.

Joden, christenen, en moslims gebruiken veelal voor het land Israel de benaming ‘heilig land’. Maar de Tenach verwijst er echter expliciet naar als “heilig land” in slechts één passage, Zacharia 2:16 waar we lezen:
12 De HEERE zal Juda in eigendom nemen
als Zijn deel in het heilige land.
Hij zal Jeruzalem nog verkiezen.

De term “heilig land” wordt verder twee keer gebruikt in de canonieke boeken ( Wijsheid 12:3 , 2 Makkabeeën 1:7 ). De heiligheid van het Land van Israël wordt over het algemeen geïmpliceerd in de Tenach doordat het Land aan de Israëlieten door God, dat wil zeggen, het is het ” beloofde land “, een integraal onderdeel van Gods verbond

Het land van Israël is het land dat God aan de Abraham, Izak en Jacob  beloofd en aan hun nageslacht tot een erfelijke bezitting gegeven heeft.

De wereld maakt zich al jaren druk over de vraag van wie het land Israel nu eigenlijk is. Oorlogen worden er om uitgevochten. De verenigde naties of de verenigde volken hebben er een mening over, maar eigenlijk is het antwoord natuurlijk heel simpel:Het land is van God

Het land van Israël is het land van de God van Israël, het land van JHWH. Hij noemt het Mijn land.

Jes 14:1 Want de HEERE zal Zich over Jakob ontfermen en Hij zal Israël nog verkiezen. Hij zal hen neerzetten op hun eigen grond. De vreemdeling zal zich bij hen aansluiten en zich bij het huis van Jakob voegen.

2 De volken zullen hen nemen en naar hun woonplaats brengen. Het huis van Israël zal hen in erfelijk bezit nemen als slaven en slavinnen in het land van de HEERE. Zo zullen zij gevangenhouden wie hen gevangen hielden en heersen over hun onderdrukkers.

Het land van Israël is niet in de eerste plaats van Joden of Palestijnen of van de Volkenbond of van de Verenigde Naties, maar van God zelf. Het is Zijn land, zoals blijkt uit de volgende Schriftplaatsen.

2 Kronieken 7 vers 19 – 22: Maar als u allen zich ooit van achter Mij afkeren zult, en Mijn verordeningen en Mijn geboden, die Ik u voorgehouden heb, verlaat, en andere goden gaat dienen en zich voor hen neerbuigt,

20 dan zal Ik hen wegrukken uit Mijn land, dat Ik hun gegeven heb, en zal Ik dit huis, dat Ik voor Mijn Naam geheiligd heb, van voor Mijn aangezicht wegwerpen, en zal het onder alle volken tot een spreekwoord en een voorwerp van spot maken.

Jes 14:25 Ik ga Assur in mijn land verbreken en het op mijn bergen vertreden; dan zal zijn juk van hen worden weggenomen en weggenomen de last van hun schouder.

Joe 1:6 Want een volk is tegen mijn land opgetrokken, machtig en ontelbaar; zijn tanden zijn leeuwetanden en het heeft hoektanden van een leeuwin.

Het land is in de eerste plaats Zijn erfdeel (ook het volk Israel is Gods erfdeel).

Jer 2:7 Ik bracht u in een vruchtbaar land, om de vrucht daarvan en het goede ervan te eten. Maar toen u daarin kwam, verontreinigde u Mijn land en hebt u Mijn eigendom tot een gruwel gemaakt.

Jer 16:18 Daarom zal Ik eerst hun ongerechtigheid en hun zonde dubbel vergelden, omdat zij mijn land hebben ontwijd met het aas van hun gruwelen en afschuwelijkheden, waarmede zij mijn erfdeel hebben vervuld.

Geen volk noch vereniging van volken kan eigenmachtig bepalen voor wie het land bestemd is. We zien dat in de tijd waarin wij leven plaatsvinden. Vele hebben een mening recht te hebben op Zijn land. Maar ik kan u verzekeren dar zij allemaal buiten de waard rekenen. Want het is zonneklaar wie het land toebehoort. Wanneer zij zouden luisteren naar Gods Woord opgeschreven in Zacharia 36, leest daar zonneklaar over het herstel van Israel.

1En u, mensenkind, profeteer tegen de bergen van Israël, en zeg: Bergen van Israël, hoor het woord van de HEERE!

2 Zo zegt de Heere HEERE: Omdat de vijand over u gezegd heeft: Haha! Zelfs de eeuwige hoogten zijn ons tot erfelijk bezit geworden,

3 profeteer daarom, en zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Daarom, omdat men u van rondom verwoest en opgeslokt heeft, zodat u een erfelijk bezit werd voor het overblijfsel van de heidenvolken, u over de tong ging en er kwaad gerucht bij het volk was

4– luister daarom, bergen van Israël, naar het woord van de Heere HEERE. Zo zegt de Heere HEERE tegen de bergen en tegen de heuvels, tegen de waterstromen en tegen de dalen, tegen de verwoeste puinhopen en tegen de verlaten steden, die tot buit en tot een voorwerp van spot geworden zijn voor het overblijfsel van de heidenvolken die rondom u zijn –

5 daarom, zo zegt de Heere HEERE: Voorwaar, in het vuur van Mijn na-ijver heb Ik gesproken tot het overblijfsel van de heidenvolken en tot heel Edom, die zichzelf Mijn land tot erfelijk bezit hebben gegeven met de blijdschap van heel hun hart, met leedvermaak, zodat zijn weidegrond tot buit zou zijn.

6 Profeteer daarom over het land van Israël, en zeg tegen de bergen en tegen de heuvels, tegen de waterstromen en tegen de dalen: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, in Mijn na-ijver en in Mijn grimmigheid heb Ik gesproken, omdat u de smaad van de heidenvolken gedragen hebt.

7Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Ík heb gezworen:36:7 gezworen – Letterlijk: Mijn hand opgeheven Voorwaar, de heidenvolken die rondom u zijn, zullen zelf hun schande dragen!

8 Maar u, bergen van Israël, u zult uw takken weer voortbrengen en uw vruchten voor Mijn volk Israël dragen, want zij komen naderbij zij komen naderbij – Letterlijk: zij komen naderbij om te komen

9 Want zie, Ik kom naar u toe, Ik zal Mij naar u toewenden, en u zult bewerkt en bezaaid worden.

10 Ik zal de mensen op u talrijk maken, heel het huis van Israël, in zijn geheel. De steden zullen bewoond en de puinhopen zullen herbouwd worden.

11 Ik zal mens en dier op u talrijk maken, zij zullen talrijk worden en vruchtbaar zijn. Ik zal u doen bewonen als in uw vroegere tijden, ja, Ik zal u meer goeddoen dan in uw begin. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben.

12 Ik zal mensen over u doen lopen, namelijk Mijn volk Israël. Zij zullen u in bezit nemen, u zult voor hen tot erfelijk bezit zijn en u zult hen voortaan niet meer van kinderen beroven.

13 Zo zegt de Heere HEERE: Omdat zij tegen u zeggen: U bent een mensenverslinder, en u bent een land dat uw volken van kinderen berooft,

14 daarom zult u geen mens meer verslinden en uw volken niet meer van kinderen beroven, van kinderen beroven – Of: struikelen. spreekt de Heere HEERE.

15 Ik zal de smaad van de heidenvolken over u niet meer doen horen en u zult de schande van de volken niet langer dragen. U zult uw volken niet meer doen struikelen, spreekt de Heere HEERE.

16Het woord van de HEERE kwam tot mij:

17 Mensenkind, toen het huis van Israël in hun land woonde, toen verontreinigden zij dat met hun weg en met hun daden. Hun weg was voor Mijn aangezicht als de onreinheid van een afgezonderde vrouw.

18 Toen stortte Ik Mijn grimmigheid over hen uit omwille van het bloed dat zij in het land vergoten hadden, en vanwege hun stinkgoden waarmee zij het verontreinigd hadden.

19 Ik verstrooide hen onder de heidenvolken en zij werden verspreid over de landen. Ik heb hen geoordeeld overeenkomstig hun weg en overeenkomstig hun daden.

20 Toen zij aankwamen bij de heidenvolken waarheen zij gegaan waren, ontheiligden zij Mijn heilige Naam, omdat men van hen zei: Deze mensen zijn het volk van de HEERE en toch zijn zij uit Zijn land vertrokken.

21 Maar Ik spaarde hen vanwege Mijn heilige Naam. Het huis van Israël had die ontheiligd onder de heidenvolken waarheen zij gegaan waren.

22 Zeg daarom tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere HEERE: Ik doe het niet om u, huis van Israël, maar om Mijn heilige Naam, die u ontheiligd hebt onder de heidenvolken waarheen u gegaan bent.

23 Ik zal Mijn grote Naam heiligen, die onder de heidenvolken ontheiligd is, die u in hun midden ontheiligd hebt. Dan zullen de heidenvolken weten dat Ik de HEERE ben, spreekt de Heere HEERE, als Ik in u voor hun ogen geheiligd word.

24 Ik zal u uit de heidenvolken halen en u uit alle landen bijeenbrengen. Dan zal Ik u naar uw land brengen.

25 Ik zal rein water op u sprenkelen en u zult rein worden. Van al uw onreinheden en van al uw stinkgoden zal Ik u reinigen.

26 Dan zal Ik u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit uw lichaam wegnemen en u een hart van vlees geven.

27 Ik zal Mijn Geest in uw binnenste geven. Ik zal maken dat u in Mijn verordeningen wandelt en dat u Mijn bepalingen in acht neemt en ze houdt.

28 U zult wonen in het land dat Ik uw vaderen gegeven heb, u zult een volk voor Mij zijn en Ík zal een God voor u zijn.

29 Ik zal u verlossen van al uw onreinheden. Ik zal roepen tegen het koren en Ik zal het veel doen worden: Ik zal u geen hongersnood opleggen.

30 Ik zal de vrucht van de bomen en de opbrengst van het veld vermeerderen, zodat u onder de heidenvolken de smaad van de hongersnood niet meer ontvangt.

31 U zult zich uw slechte wegen en uw daden die niet goed waren, herinneren. U zultwalgen van uzelf om uw ongerechtigheden en om uw gruweldaden.

32 Ik doe het niet omwille van u, spreekt de Heere HEERE, laat dat u bekend zijn. Schaam u en word te schande vanwege uw wegen, huis van Israël.

33 Zo zegt de Heere HEERE: Op de dag dat Ik u reinig van al uw ongerechtigheden, zal Ik de steden doen bewonen en zullen de puinhopen herbouwd worden.

34 Het verwoeste land zal bewerkt worden, in plaats van een woestenij te zijn voor de ogen van ieder die erdoorheen trekt.

35Z ij zullen zeggen: Dit land, dat verwoest was, is als de hof van Eden geworden. De steden die verwoest lagen, verwoest en afgebroken, zijn versterkt en bewoond.

36 Dan zullen de heidenvolken die om u heen overgebleven zijn, weten dat Ik, de HEERE, Zelf herbouw wat afgebroken is en beplant wat verwoest is. Ík, de HEERE, heb gesproken en Ik zal het doen.

37Zo zegt de Heere HEERE: Opnieuw zal Ik hierom door het huis van Israël gevraagd worden om dit voor hen te doen. Ik zal hen even talrijk aan mensen maken als aan sch apen.

38 Als met de geheiligde schapen, als met de schapen van Jeruzalem op hun vaste feestdagen, zo vol zullen de verwoeste steden worden met kudden mensen. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben.

Als dat geen zegen is.

DELEN
[Sassy_Social_Share]

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב