#0682 Over kinderen en zonen gesproken (4)
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
Psalm 127
Gods onmisbare zegen
1 Een pelgrimslied, van Salomo.
Als de HEERE het huis niet bouwt,
tevergeefs zwoegen zijn bouwers eraan;
als de HEERE de stad niet bewaart,
tevergeefs waakt de wachter.
2 Het is tevergeefs dat u vroeg opstaat,
laat opblijft,
brood eet waarvoor u moet zwoegen:
de HEERE geeft het Zijn beminde in de slaap.
3 Zie, kinderen zijn het eigendom van de HEERE,
de vrucht van de schoot is Zijn beloning.
4 Zoals pijlen in de hand van een held,
zo zijn de zonen, ontvangen in de jeugd.
5 Welzalig de man die zijn pijlkoker
daarmee gevuld heeft;
zij worden niet beschaamd,
als zij met de vijanden spreken in de poort.
#0682 Over kinderen en zonen gesproken (4)
In deze aflevering denken we aansluitend op de voorgaande aflevering verder na over het kind- en zoonschap zoals we dat lezen in het nieuwe- of tweede testament.
Voor ons als gelovigen in deze tijd is het zo dat wij als vreemdelingen geadopteerd zijn in het zoonschap: “Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus (…) Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods” (Efe. 2:13 en 19).
De uitwerking van het zoonschap voor ons is in veel opzichten hetzelfde als voor de gelovigen uit Israël (die uit de hemelse hoop van Romeinen en Galaten leven). Wij hebben het zoonschap ook nog enkel in geestelijke en niet in letterlijke zin ontvangen. Dit blijkt onder meer uit het feit dat wij fysiek nog niet bij de God, de Vader in de hemel zijn ingetrokken, maar nog ver van Hem vandaan in vernederde staat leven. Ook uit Efeziërs 1 blijkt duidelijk dat wij de uitwerking van het zoonschap geestelijk dienen op te vatten:
In Efe. 1:13-14 staat dat wij als gelovigen uit de heidenen ook zullen delen in de voorgaande beloften uit Efe. 1, waaronder het zoonschap. Als onderpand hiervoor hebben wij in Christus de verzegeling met heilige geest der belofte ontvangen. Deze woorden impliceren duidelijk dat het zoonschap iets is dat nog ontvangen gaat worden.
In Efe. 1:3 wordt gesproken over alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus. Hiertoe behoort ook het zoonschap. Daarmee wordt duidelijk aangegeven wat het zoonschap is en waar het zijn uitwerking heeft. Het is namelijk een geestelijke zegen die uitwerkt in de hemel waar Christus woont. Het is dus niet iets dat te maken heeft met ons fysieke leven op aarde.
In Efe. 1:5 staat letterlijk het volgende beschreven: “In liefde heeft Hij ons tevoren bestemd tot in het Zoonschap door Jezus Christus tot in Hem…” Hier wordt bedoeld dat God ons voorbestemd heeft om te delen in het Zoonschap van Jezus Christus, doordat wij in Hem geplaatst zijn. Feitelijk geldt voor ons als gelovigen in deze tijd dat wij niet zo zeer ieder apart een zoon van God worden, maar dat wij, in Jezus Christus geplaatst, aan Hem als Zoon van God gelijkgesteld zijn. Het behoeft geen uitleg dat dit nu, hier op aarde, waar wij in een zondig vlees leven geen realiteit kan zijn.
Als wij het voorgaande samenvatten, dan kunnen wij stellen dat het zoonschap een nu al toegezegde hemelse positie is die God ons in de toekomst geeft. Op het moment dat wij sterven, zullen wij door onze vereniging met Christus in Zijn Zoonschap delen. Het zoonschap is in deze tijd een geestelijke zaak en heeft geen fysieke of materiële uitwerking op ons aardse bestaan. Het zoonschap heeft namelijk betrekking op ons leven in Christus en niet op ons leven in het vlees. God handelt met ons niet naar onze positie in het vlees, maar naar onze positie in Christus Jezus.
Dit lijkt allemaal heel ingewikkeld en moeilijk, maar is het in feite niet. Het is veel ingewikkelder om te menen dat God voor de gelovigen op aarde zorgt, terwijl hen naar willekeur allerlei ziekte en andere ellende treft. Wie legt bijvoorbeeld een kind met kanker uit dat hij een hemelse Vader heeft Die altijd en overal voor Hem zorgt?
Het is uiteindelijk veel duidelijker, begrijpelijker en meer bijbels om een kind te vertellen dat hij (onder normale omstandigheden) twee vaders heeft: één van vlees en bloed, die zo goed mogelijk op aarde voor hem probeert te zorgen en Eén Onzichtbare, Die later in de hemel voor hem zal zorgen.
Is het dan allemaal ook gelijk veel makkelijker? Nee, dat is het zeker niet. Er blijft altijd het verlangen dat God als Vader al ons lijden in het aardse leven wegneemt en dat Hij letterlijk heel dicht bij ons is. In dit geval is het zo dat de bijbelse waarheid over het zoonschap ons des te meer bepaalt bij de gevallen wereld waarin wij leven en het gemis van God in deze schepping. Veelzeggend in dit opzicht was de reactie van mijn dochtertje toen ik haar (zij was drie jaar oud) het vaderschap van God uitlegde. Zij begreep het allemaal en wist te resumeren dat ik op aarde voor haar probeer te zorgen en dat God dit later helemaal goed zal doen in de hemel. Toch lag zij op een avond in bed te huilen van verdriet. Toen ik haar vroeg waarom dit was, vertelde zij dat zij zo graag haar Vader in de hemel wilde gaan om Hem te kunnen zien.
Deze wens en de bijkomende emotie van gemis is geen ervaring op grond waarvan wij ons beeld van God als Vader moeten bijstellen. Het is veel meer een eerlijke reactie op een realistisch en bijbels gegeven, zoals Paulus die soortgelijk weergaf toen hij aan de Korintiërs schreef:
“Daarom zijn wij te allen tijde vol goede moed, ook al weten wij, dat wij, zolang wij in het lichaam ons verblijf hebben, ver van de Heere in den vreemde zijn (want wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen) maar wij zijn vol goede moed en wij begeren te meer ons verblijf in het lichaam te verlaten en bij de Here onze intrek te nemen.” (2 Kor. 5:6-8)
Als dat geen zegen is.
DELEN
[Sassy_Social_Share]