Al enkele jaren speelt in de Duitse kerken een discussie over antisemitische uitingen in verscheidene kerkgebouwen. Het dispuut is nu zelfs voorgelegd aan de hoogste rechterlijke macht in Duitsland. Waar gaat deze slepende gedachtewisseling over tussen Michael Düllman en de Evangelische Kerk Duitsland? Het draait om een afbeelding van zandsteen uit 1290. Het zandreliëf laat zien hoe een rabbijn onder de staart van een zeug kijkt, terwijl ondertussen twee andere Joden aan de tepels zuigen van desbetreffende zeug.
Door Philip van den Berg
Aan het begin van de juridische tweestrijd tussen beide partijen werd de Evangelische Kerk in het gelijk gesteld. Dit omdat in desbetreffende kerkgebouw al vanaf 1988 een bord hangt onder de geruchtmakende afbeelding. De tekst op het bord vermeldt dat de kerk afstand neemt van de Jodenvervolging, antisemitisme in het algemeen maar ook specifiek van de antisemitische geschriften van Luther en de afbeelding van het varken zelf.
Toch ging Michael Düllman in hoger beroep en onlangs kwam deze zaak terecht bij de hoogste Duitse rechter. De kerkelijke instantie gaf ter verdediging aan dat de historische afbeelding nog steeds een signaal afgeeft richting de bezoekers en de huidige maatschappij, namelijk: de vijandigheid vanuit de kerk richting de Joden. Volgens Düllman en zijn advocaat doet de Evangelisch Kerk desondanks te weinig in het duiden en erkennen van het anti-judaïsme van de kerk door de eeuwen heen. Ook omdat de persoon Luther in het verre verleden preekte in desbetreffende kerkgebouw.
Kortom, het gaat om een probleem die steeds vaker in onze huidige maatschappij boven komt drijven. Want in hoeverre dienen wij een oordeel te vellen over gebeurtenissen, situaties en het gedachtegoed van toentertijd, die vandaag door sommigen als politiek incorrect worden gezien. Oftewel, in hoeverre dienen wij, met onze huidige moderne bril, het verleden beoordelen en zelfs te veroordelen?
De rechter die zich over deze kwestie buigt, merkte hierover het volgende op. Hij gaf aan dat volgens hem ‘het Joodse varken’ toch de rechten van Düllman aantast. Waarom? Het antwoord hierop luidt dat de Joden in Duitsland, na de 2e Wereldoorlog en de Shoah, een beroep kunnen doen op de speciale wetten die in Duitsland zijn opgesteld ter bescherming voor hun welzijn. Echter, wie nieuwsgierig is naar de uitspraak van de hoogste rechtbank zal nog even geduld moeten hebben, want over enkele weken volgt pas de uitspraak. Toch nam Düllman hierop al een voorschot door aan te geven dat hij bereid is om de zaak te laten voorkomen bij het Europese Hof.
Bij de Rabbijnen komen we het volgende verhaal tegen:
De Javets schrijft: ‘En zelfs het varken, daarvan zeggen de Chazal dat de HEER (HaShem) het ons zal teruggeven en het ons zal toestaan [te eten], wanneer Hij de geest van onreinheid van de aarde verwijderd heeft.’
En de auteur van Mirkewet HaMisjnee schrijft (Avot 6:2): ‘En ook het varken, zoals de Chazal schrijven: de HEER (HaShem) zal het aan Jisraël terugbrengen.’ En Or HaChaim schrijft:
‘Waarom wordt het chazier (ongeoorloofd) genoemd? (Lev.11:2). Omdat het zal terugkeren (lehachzier) en het geoorloofd zal zijn [te eten].’ Hij legt uit dat het varken in de toekomst zal gaan herkauwen en tekenen van reinheid zal hebben.