Psalm 2 vers 7-9 -10-: Over het geloof gesproken
Het Rijk van de Messías
Waarom woeden de heidenvolken
en bedenken de volken wat zonder inhoud is?
De koningen van de aarde stellen zich op
en de vorsten spannen samen
tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde:
Laten wij Hun banden verscheuren
en Hun touwen van ons werpen!
Die in de hemel woont, zal lachen,
de Heere zal hen bespotten.
Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn,
in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen.
Ik heb Mijn Koning toch gezalfd
over Sion, Mijn heilige berg.
Ik zal het besluit bekendmaken:
De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon,
Ík heb U heden verwekt.
Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven,
de einden der aarde als Uw bezit.
U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter,
U zult hen in stukken slaan als aardewerk.
Nu dan, koningen, handel verstandig.
Laat u onderwijzen, rechters van de aarde.
Dien de HEERE met vreze,
verheug u met huiver.
Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt,
wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt.
Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!
Psalm 2 vers 7-9 -10-
Over het geloof gesproken
In de afgelopen dagen hebben we met elkaar nagedacht over de woorden van God de Vader dat Hij gezegd heeft tegen zijn zonen David, Jezus, Israel als volk en tegen de gelovigen uit de heidenen:
Ik zal het besluit bekendmaken:
De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon,
Ík heb U heden verwekt.
We eindigde de voorgaande aflevering met de vraag die Jezus Zich stelt en waarvan we lezen in Lukas 18 vers 8:
Maar zal de Zoon des mensen, als Hij komt, wel het geloof op de aarde vinden?
En het typische is dat Jezus niet met een rechtstreeks antwoord komt, maar met drie situaties. Ik lees het aan je voor. Het eerste verhaal gaat over de Farizeeër en de tollenaar
En Hij sprak ook met het oog op sommigen die van zichzelf overtuigd waren dat zij rechtvaardig waren en alle anderen minachtten, deze gelijkenis:
Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden. De één was een Farizeeër en de ander een tollenaar.
De Farizeeër stond daar en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen: rovers, onrechtvaardigen, overspelers of ook als deze tollenaar.
Ik vast tweemaal per week. Ik geef tienden van alles wat ik bezit.
(…)
En de tollenaar bleef op een afstand staan en wilde ook zelfs zijn ogen niet naar de hemel opheffen, maar sloeg op zijn borst en zei: O God, wees mij, de zondaar, genadig.
Ik zeg u: Deze man ging gerechtvaardigd terug naar zijn huis, in tegenstelling tot die andere. Want ieder die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.
Lieve mensen, we kunnen de mooiste gebeden opzeggen, we kunnen de beste tradities volgen, we kunnen vasten en onze tienden geven, maar het zal allemaal te kort, te kort, te kort zijn. Want Vader is niet op zoek naar wat jij allemaal voor Hem doet, maar wat Hij in jou kan doen. Godsdienst is geen dienst die wij aan Hem doen, maar een dienst die Hij aan en in jou en mij wil bewerken.
De tollenaar bleek over de juiste houding te beschikken: Terug naar God en vragen om genade. Klein worden voor Vader, met een houding als een kind. Beste mensen, we hebben God niets, maar dan ook helemaal niet aan te bieden. Mij Vader heeft je alles, maar dan ook alles te bieden. Ons, jou en mij geloof is niks waard voor Vader, want het gaat niet om ons geloof, maar om Zijn geloof in Hem.
Dat is het eerste antwoord op de vraag van Jezus: Maar zal de Zoon des mensen, als Hij komt, wel het geloof op de aarde vinden?
Het tweede deel van het antwoord op de vraag van Jezus volgt in de volgende situatie: Jezus zegent de kinderen. We lezen verder in Lukas 18:
En zij brachten ook de jonge kinderen bij Hem, opdat Hij die zou aanraken. En toen de discipelen dat zagen, bestraften ze hen.
Jezus echter riep die kinderen tot Zich en zei: Laat de kinderen tot Mij komen en verhinder hen niet, want voor zodanigen is het Koninkrijk van God.
Voorwaar zeg Ik u: Wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal daarin beslist niet binnengaan.
Oei, oei, oei, wat kan religie de weg naar het hart van de Vader in de weg staan. De discipelen bestraften hen die de jonge kinderen bij Hem wilden brengen. Niet doen, niet doen, niet naar Jezus gaan hoor, stel je voor. Niet te dichtbij komen. Luisteren naar Hem is mooi zat en graag op een afstandje blijven staan en Hem zeker niet aanraken, want stel je voor dat religie in relatie verandert. Snap je wat ik bedoel te zeggen? Religie vindt de duivel en de kerk helemaal prima, maar relatie daar zien zijn helemaal niets in. Ze houden je weg bij Jezus. En laten we eerlijk zijn. Vaak staan we ook nog eens onszelf in de weg. Met al onze opgebouwde theorieën, schema’s, overtuigingen, leringen en wat al niet meer. En bevechten we elkaar met woorden binnen of buiten de eigen gemeente omdat wij het toch wel bij het rechte eind hebben. Net zoals die tollenaar van zojuist: O God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen… We zeggen het nog net niet, maar in ons hart…
Jezus, vraagt echter helemaal niet naar jou en mij overtuigingen, theorieën, schema’s, leringen. Het is allemaal voor Hem helemaal niet interessant. God vraagt naar je hart. Naar het kind in je. Hoor je Hem, want Hij roept je. Vandaag en je hele leven lang elke dag weer tot je aller laatste adem tocht en zegt: Kom maar bij Mij Mijn kind, en laat je door niets verhinderen of afleiden. Worden als een kind…
Ik moet denken aan een verhaaltje dat ik eens hoorde en ik weet niet of het echt gebeurd is of niet. Maar dat doet er eigenlijk niet zoveel toe. Luister maar:
Een klein jochie en een klein meisje van een jaar of 5 – 6 schat ik liepen samen in het weiland naar huis. Om thuis te komen moesten zij over een bruggetje lopen waar een hele dikke koe op stond. Hij keek de kinderen diep in de ogen zoals alleen een koe je aan kan staren. De kinderen waren huiverig om over het bruggetje langs de koe te lopen die midden op het bruggetje stond. Waarom het meisje opperde. Weet je, we vragen de HEERE God of Hij ons wil helpen om het bruggetje over te open zonder dat de koe ons iets doet. En zowel het jongetje als het meisje vouwden hun handen, sloten de ogen en het meidje bad: Heere, zegen deze spijze, amen.
En in vertrouwen en zonder een zweem van angst liepen zij langs de koe over het bruggetje.
Weet je… als jij en ik niet worden als een kind. Pas als we met lege handen bij Hem komen, elke dag weer opnieuw wil en alleen dan kan Hij ze vervullen. Overvloedig. Neem dat maar van mij aan.
Dat is het tweede antwoord op de vraag van Jezus: Maar zal de Zoon des mensen, als Hij komt, wel het geloof op de aarde vinden?
Het derde deel van het antwoord op de vraag van Jezus volgt in de situatie dat een jonge rijke leiding gevende vent bij Jezus komt en Hem de vraag stelt.
Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? Jezus zei tegen hem: Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed behalve Eén, namelijk God.
U kent de geboden: U zult geen overspel plegen, u zult niet doden, u zult niet stelen, u zult geen vals getuigenis afleggen, eer uw vader en uw moeder.
En hij zei: Al deze dingen heb ik in acht genomen vanaf mijn jeugd.
Maar toen Jezus dit hoorde, zei Hij tegen hem: Nog één ding ontbreekt u: Verkoop al wat u hebt en deel het uit onder de armen en u zult een schat hebben in de hemel. En kom dan en volg Mij.
Maar toen hij dit hoorde, werd hij diep bedroefd, want hij was erg rijk. Toen nu Jezus zag dat hij diep bedroefd was geworden, zei Hij: Hoe moeilijk kunnen zij die rijkdommen hebben, het Koninkrijk van God binnengaan.
Want het is gemakkelijker dat een kameel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke het Koninkrijk van God binnengaat.
Dit verhaal heeft denk ik een boodschap voor ons allemaal. Voor jou en mij. Als jou en mijn zogenaamde Godsdienst op nummer één staan in ons leven is dat voor de mensen om ons heen misschien prachtig en mooi, maar voor Vader is het niets en allemaal te kort. Al Gods geboden gehouden staat er van die jongere kerel. Ik ken je niet, maar ik en jij kunnen dat niet zeggen. Voorbeeldig christen zouden we zeggen. Maar voor Jezus en voor Vader is het allemaal te kort. Weet je waarom? De jongeman sloeg namelijk de plank totaal mis. Jezus stond namelijk niet op de eerste plaats. Maar al die andere dingen, hoe Godsdienstig of wat het dan ook mag zijn, stonden op de plaats waar Jezus hoort te staan.
Zegt Vader dat je niet rijk mag zijn? Onzin, je weet wel beter. Zegt Vader dat je niet in de Gemeente waar je komt bezig mag zijn? Onzin, je weet wel beter. Maar het is Jezus en Jezus alleen Die op de eerste plaats van jouw en mijn leven moet staan.
Daarom nog een keer de vraag van Jezus: Zal de Zoon des mensen, als Hij komt, wel het geloof op de aarde of in jou of mij vinden? Hij en Hij alleen?
KLIK HIERONDER OM TE LUISTEREN
DELEN
[Sassy_Social_Share]