#0688 Over pijlen en de pijlkoker gesproken
09/09/2022

#0688 Over pijlen en de pijlkoker gesproken

Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:


Gods onmisbare zegen

1 Een pelgrimslied, van Salomo.
Als de HEERE het huis niet bouwt,
tevergeefs zwoegen zijn bouwers eraan;
als de HEERE de stad niet bewaart,
tevergeefs waakt de wachter.

2 Het is tevergeefs dat u vroeg opstaat,
laat opblijft,
brood eet waarvoor u moet zwoegen:
de HEERE geeft het Zijn beminde in de slaap.

3 Zie, kinderen zijn het eigendom van de HEERE,
de vrucht van de schoot is Zijn beloning.

4 Zoals pijlen in de hand van een held,
zo zijn de zonen, ontvangen in de jeugd.

5 Welzalig de man die zijn pijlkoker
daarmee gevuld heeft;
zij worden niet beschaamd,
als zij met de vijanden spreken in de poort.

#0688 Over pijlen en de pijlkoker gesproken
We zijn inmiddels aangekomen bij het laatste ver van deze Psalm:
5 Welzalig de man die zijn pijlkoker
daarmee gevuld heeft;
zij worden niet beschaamd,
als zij met de vijanden spreken in de poort.

Eerder zeiden we tijdens de behandeling van deze psalm al: In eerste instantie hebben deze woorden vanzelfsprekend betrekking op de Zoon met een hoofdletter. Maar ook de zonen van Israel zullen niet beschaamd worden als zij het voor Vader in de poort tegen “de vijanden” opnemen. Maar ook wij zullen niet beschaamd worden als wij het voor Vader in de poort tegen “de vijanden” opnemen.

Jesaja neemt in hoofdstuk 49 vergelijkbare woorden als in Psalm 127 in de mond wanneer we hem horen spreken:

1Luister naar Mij, kustlanden,
sla er acht op, volken van ver!
De HEERE heeft Mij geroepen van de moederschoot af,
van de baarmoeder af Letterlijk: vanaf de ingewanden van mijn moeder.
heeft Hij Mijn Naam genoemd.

2Hij heeft Mijn mond gemaakt als een scherp zwaard,
in de schaduw van Zijn hand heeft Hij Mij verborgen.
Hij heeft Mij gemaakt tot een puntige pijl,
Hij heeft Mij in Zijn pijlkoker gestoken.

3Hij heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Knecht,
Israël, in Wie Ik Mij zal verheerlijken.

Geweldig toch, de synergie, de overeenkomst tussen Psalm 127 en Jesaja 49 waarin we in beide gedeelten lezen over de vrucht moederschoot waarin de Zoon en de zonen van Israel als pijlen ten dienste mogen staan van Vader?

Het proces van het maken van een pijl omvatte het polijsten van de schacht totdat alle ruwheid was weggenomen. Vóór een gevecht werd er veel zorg aan besteed om ervoor te zorgen dat elke schacht in de pijlkoker van de boogschutter tot in de perfectie werd gepolijst. Alle oneffenheden werden weggenomen en alle oorzaken van onbalans werden geëlimineerd. Dit was een taak die niet in enkele ogenblikken werd volbracht. Vaardigheid, geduld en vastberadenheid waren vereist, maar het zorgde ervoor dat de pijl perfect was voorbereid en niet zou afwijken van de koers waarop hij was verzonden. Zonder het polijstproces zou de pijl van weinig waarde zijn in de strijd. Het zou het doel.

De Zoon van de Vader had geen onvolmaaktheden. Het was niet van hem vereist om door het polijstproces te gaan. In alles was Hij gepolijst en bekwaam voor de dienst die Hij zou verrichten. Hij was een evenwichtige Zoon die nooit faalde om het doel te bereiken. Hij kwam niet te kort en schoot ook niet voorbij. Hij week niet naar rechts of naar linksaf. Hij voltooide perfect alles waar Hij Zijn hand op legde. Er was geen vooroordeel bij Hem. In Zijn leven was er niets dat Hem van Zijn koers zou doen afdwalen.

Hij was echter niet alleen een gepolijste schacht. De Knecht verklaarde: "... in zijn pijlkoker heeft hij mij verborgen". Net zoals het scherpe zwaard dat ook in het vers wordt genoemd "in de schaduw van zijn hand" was, dicht bij de hand van de zwaardvechter, klaar voor onmiddellijk gebruik, zo was een pijl in de koker klaar voor gebruik. Het was niet zomaar een sieraad in huis. Zo was het met de Heiland. Hij was klaar voor dienst en Hij liet geen gelegenheid voorbijgaan om het doel te bereiken.

De zonen zullen zijn als pijlen in de pijlkoker van de Held met een hoofdletter…. Tsja, dat werpt de vraag op of wij, u en ik geschikt gemaakt zijn als zoon in de hand van de Heere. Ik weet het in Zijn ogen zijn wij wanneer wij tot het geloof gekomen zijn volmaakt omdat Hij ons aanziet in Christus. Maar tegelijkertijd horen we Paulus uitroepen in Filippensen 2: Niet dat ik het alrede gekregen heb of alrede volmaakt ben; maar ik jaag daarnaar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben. We zijn er bijna, maar nog niet helemaal. We worden ons leven lang toebereid, klaargemaakt voor de eeuwigheid.

En dan als laatste nog iets over de strijd in de poort waarover in Psalm 127 gesproken wordt. Ik wil er niet te veel meer over zeggen maar het Woord aan het woord laten waarbij mijn gedachten gingen naar 2 Timotheus 2, waar de jonge Timotheus, de geestelijke zoon van de oude Paulus wordt onderwezen voor en in de strijd. Laten we luisteren en onderwezen worden door de oude Paulus, als een vader die zijn zoon als een bruikbare pijl aan het toebereiden is voor de strijd. Een levensles, ook voor u en mij om geschikt gemaakt te worden in de hand van de Heer:

GIJ dan, mijn zoon, word gesterkt in de genade die in Christus Jezus is;

2 En hetgeen gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, betrouw dat aan getrouwe mensen, welke bekwaam zullen zijn om ook anderen te leren.

3 Gij dan, lijd verdrukkingen, als een goed krijgsknecht van Jezus Christus.

4 Niemand die in den krijg dient, wordt ingewikkeld in de handelingen des leeftochts, opdat hij dien moge behagen die hem tot den krijg aangenomen heeft.

5 En indien ook iemand strijdt, die wordt niet gekroond, zo hij niet wettelijk heeft gestreden.

6 De landman als hij arbeidt, moet alzo eerst de vruchten genieten.

7 Merk hetgeen ik zeg; doch de Heere geve u verstand in alle dingen.

8 Houd in gedachtenis dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, Welke is uit den zade Davids, naar mijn Evangelie,

9 Om hetwelk ik verdrukkingen lijd tot de banden toe, als een kwaaddoener; maar het Woord Gods is niet gebonden.

10 Daarom verdraag ik alles om de uitverkorenen, opdat ook zij de zaligheid zouden verkrijgen, die in Christus Jezus is, met eeuwige heerlijkheid.

11 Dit is een getrouw woord; want indien wij met Hem gestorven zijn, zo zullen wij ook met Hem leven;

12 Indien wij verdragen, wij zullen ook met Hem heersen; indien wij Hem verloochenen, Hij zal ons ook verloochenen;

13 Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw; Hij kan Zichzelven niet verloochenen.

14 Breng deze dingen in gedachtenis, en betuig voor den Heere, dat zij geen woordenstrijd voeren, hetwelk tot geen ding nut is dan tot verkering der toehoorders.

15 Benaarstig u om uzelven Gode beproefd voor te stellen, een arbeider die niet beschaamd wordt, die het Woord der waarheid recht snijdt.

16 Maar stel u tegen het ongoddelijk ijdel roepen; want zij zullen in meerdere goddeloosheid toenemen;

17 En hun woord zal voorteten gelijk de kanker; onder welke is Hymenéüs en Filétus,

18 Die van de waarheid zijn afgeweken, zeggende dat de opstanding alrede geschied is, en verkeren sommiger geloof.

19 Evenwel het vaste fundament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen die Zijne zijn; en: Een iegelijk die den Naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid.

20 Doch in een groot huis zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden vaten; en sommige ter ere, maar sommige ter onere.

21 Indien dan iemand zichzelven van deze reinigt, die zal een vat zijn ter ere, geheiligd en bekwaam tot gebruik des Heeren, tot alle goed werk toebereid.

22 Maar vlied de begeerlijkheden der jonkheid, en jaag na rechtvaardigheid, geloof, liefde, vrede met degenen die den Heere aanroepen uit een rein hart.

23 En verwerp de vragen die dwaas en zonder lering zijn, wetende dat zij twistingen voortbrengen.

24 En een dienstknecht des Heeren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te leren, en die de kwaden kan verdragen;

25 Met zachtmoedigheid onderwijzende degenen die tegenstaan; of God hun te eniger tijd bekering gave tot erkentenis der waarheid,

26 En zij wederom ontwaken mochten uit den strik des duivels, onder welken zij gevangen waren tot zijn wil.

Waar het mij eigenlijk om ging zijn de woorden uit vers 21, waarin ik een gelijkenis zie met de pijl en de pijlkoker in de hand van de Heere:

21 Indien dan iemand zichzelven van deze reinigt, die zal een vat zijn ter ere, geheiligd en bekwaam tot gebruik des Heeren, tot alle goed werk toebereid.

En als dat geen zegen is.

DELEN
[Sassy_Social_Share]

Reactie verzenden

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב