“Ook reformatorische dominees hadden in de Tweede Wereldoorlog een anti-Joods of zelfs een antisemitisch beeld van Joden. Hierover mogen we niet zwijgen.” Ds. C. P. de Boer is één van de tientallen predikanten die aanstaande zondag een schuldverklaring voorleest, omdat christenen zich voorafgaand aan de Holocaust nalatig hebben opgesteld. “Laten wij niet dezelfde fout maken als onze voorouders.”

Op welke wijze zijn christenen concreet nalatig geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog?
“Het beeld dat wij van de oorlog hebben bestaat uit twee uitersten: een groep mensen behoorde aan de verkeerde kant en een andere groep zat in het verzet. Vaak denken we dat de ‘foute’ groep een hele kleine groep was en half Nederland in het verzet zat. De groep tussen deze twee uitersten komt niet of nauwelijks ter sprake.

Dit beeld wordt in stand gehouden, ook met betrekking tot de positie van de kerk in de oorlog. Vaak wordt gezegd dat kerken hun stem toentertijd hebben laten horen. Dat is zeker waar. Maar als je leest wat er inhoudelijk werd gezegd en hoe moeizaam zo’n schuldverklaring tot stand kwam, kantelt het beeld. Er werd vooral geprotesteerd tegen terreur in het algemeen, nauwelijks tegen Jodenvervolging. Dat kwam zeker door angst, maar ook andere motieven speelde een rol. Tot mijn verbijstering ontdekte ik dat verschillende vooraanstaande predikanten uit de reformatorische kerken een anti-Joods en in sommige gevallen zelfs een antisemitisch beeld van Joden hadden. Joden zouden laf, eigenwijs, eerzuchtig, doortrapt of zelfs satanskinderen zijn. Maar ook een opmerking als ‘het Joodse volk is door God verworpen’ kwamen in kerkbladen en preken tot ver na de oorlog voor.”

“In theologisch opzicht werd het kwaad gerechtvaardigd. Dat bedoelen we onder andere met ‘de zonde van nalatigheid’.”

Hoe kwamen deze predikanten aan dit beeld en wat viel u nog meer op aan uitspraken van vooraanstaande christenen over het Joodse volk?
“In het algemeen werd toen in onze Nederlandse samenleving negatief en met achterdocht tegen Joden aangekeken. Regeringsambtenaren bijvoorbeeld spraken evenzo over het Joodse volk. Daar komt bij dat in de breedte van onze achterban het Joodse volk werd gezien als door God verworpen, omdat de Joden de Messias zelf hebben verworpen. Voor deze visie beriep men zich op de tekst: ‘Zijn bloed kome over ons en onze kinderen’. In dat licht zei men over de razzia’s, moordpartijen en uiteindelijk de gaskamers: “Dit is een voltrekking van Gods oordeel.” Zo’n opstelling is niet alleen een passief, maar gaat een stap verder. Zo’n visie rechtvaardigt in theologisch opzicht het kwaad. Dat bedoelen we onder andere met “de zonde van nalatigheid”, waar we in onze schuldbelijdenis de vinger op leggen. Dan hebben we het over prominente mensen die er vandaag de dag nog altijd toe doen. Ik vond het heel aangrijpend om dit terug te lezen!”

Is de schuldbelijdenis wel concreet genoeg? Zo’n verklaring komt misschien veel dichterbij als er ook anti-Joodse of antisemitische uitspraken van predikanten geciteerd zouden worden.
“Ik denk niet dat je een schuldverklaring moet toespitsen op een persoon daar en toen. Terugkijkend op de Holocaust moeten we ons twee dingen afvragen: hoe is het mogelijk dat verschillende mensen namens onze kerken zo hebben geschreven en gehandeld zoals ze op dat moment deden? Ten tweede: wij staan op hun schouders en in dezelfde traditie. Dragen wij vandaag ook blinde vlekken met ons mee waarvan we ons niet bewust zijn, maar die wel gevolgen hebben voor ons doen en laten?”

“De Jodin zegt tegen de predikant: ‘Klopt het dat in jullie Bijbel staat dat wij dit hebben verdiend?’ Die predikant antwoordt bevestigend en voegt eraan toe dat wat er gebeurt een voltrekking is van Gods oordeel.”

De predikant deelt een ingrijpende anekdote. “Ik ben opgegroeid in Harderwijk. In de oorlog was daar een Joodse gemeenschap, inclusief een synagoge. Eén van de predikanten die toen actief was in Harderwijk werd door een Joodse vrouw aangesproken. Ze stond op het punt om afgevoerd te worden naar één van de concentratiekampen. Deze Jodin zegt tegen de predikant: ‘Klopt het dat in jullie Bijbel staat dat wij dit hebben verdiend?’ Die predikant antwoordt bevestigend en voegt eraan toe dat wat er gebeurt een voltrekking is van Gods oordeel.
Nu zijn we 75 jaar verder. Het antisemitisme neemt opnieuw toe. Het kan toch niet zo zijn dat we in alle oprechtheid dingen zeggen of nalaten te zeggen die in tegenspraak zijn met wat de Heere zegt over het Joodse volk? Dat maakt deze schuldbelijdenis zo actueel.”

U verbindt de schuldverklaring dus bewust met onze huidige tijd?
“Absoluut, het gaat er mij niet om dat mensen toentertijd verkeerde dingen zeiden en we daar nu wat van vinden. Dat is te goedkoop en doet ook geen recht aan de beangstigende jaren toen. Mijn ene oma bijvoorbeeld werd aangezien voor een Jodin. Ze werd gearresteerd en verbleef drie dagen in een cel en zou worden afgevoerd naar Westerbork. Mijn grootvader heeft hemel en aarde bewogen om zijn vrouw terug te krijgen, wat hem op het nippertje is gelukt. De rest van de oorlog heeft hij zich niet meer verroerd. Het enige wat hij deed was vanuit Harderwijk voedseltransporten naar Muiden organiseren en verder hield hij uit angst zijn mond. Mijn andere opa zat in het Gooische verzet. Als kind was hij mijn held, hoewel ik hem nooit ontmoet heb. Maar nu ik zelf vader en grootvader ben, begin ik mijn andere opa steeds meer te begrijpen. Ik zou uit angst misschien ook wel me stilhouden. Kortom, het gaat ons niet om wie wat heeft fout gedaan maar om te benoemen wat er toen mis is gegaan door theologische, verkeerde denkbeelden in de hoop dat we niet dezelfde denkfouten maken.”

Is het theologische denken onder reformatorische kerken dusdanig vernieuwd dat we niet in dezelfde valkuil trappen?
“Daar ligt mijn grote zorg. De vervangingstheologie (de leer dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen, red.) werd tijdens de Tweede Wereldoorlog volop aangehangen. Pas de laatste decennia hebben reformatorische kerken van deze leer afstand gedaan. Maar nog altijd wordt op christelijke podia geroepen dat het Joodse volk heeft afgedaan. Die gedachte leeft nog steeds onder christenen, ook latent. Met latent bedoel ik dat je met een mooie verklaring afstand kunt nemen van de vervangingsleer, zonder dit expliciet terug te lezen of te horen. Ik herinner mij een mooie Bijbelstudie over Abraham van de hand van een vooraanstaande reformatorische predikant. In mijn recensie merkte ik op dat er geen letter is gewijd aan de bijzondere plaats van het Joodse volk. Als we dit niet laten doorklinken, hangen we latent nog altijd de vervangingsleer aan.

“Terugkijkend denk ik: een klein deel van de oorlog is uitvergroot, een groot gedeelte is verzwegen. Het wordt tijd om dit beeld te corrigeren.”

We ontlenen als christenen alles aan het Joodse volk: het Oude en Nieuwe Testament, het geloof in God de Schepper, de Messias, doop en avondmaal. Waarom lezen we als christelijke gemeente het Oude Testament, dat aanvankelijk niet van ons is? Sinds Pinksteren lezen we het samen met Israël. Het doet mij pijn als ik opzij kijk en zie dat mijn oudste broer de Schrift leest, en nog niet komt tot het belijden dat die van Jezus Christus getuigt. Ik zie uit naar dat moment! Maar tóch lezen we de Schrift ook vandaag samen.”

Wat zouden we als christenen moeten doen als een Joods restaurant in Amsterdam door een antisemiet wordt aangevallen en als Joden in ons land worden uitgescholden als ze met een keppeltje over straat lopen?
“Kort na die misplaatste actie zouden we met een groepje een dag naar Amsterdam gaan, we boekten direct een avondje uiteten in het Joodse restaurant. Helaas ging alles vanwege de corona niet door. Maar uiteindelijk is dit symptoombestrijding, hoe solidair we ons met de Joden tonen. We hebben als christenen ook in onze eigen achterban huiswerk te doen. Zien we het Joodse volk als Gods uitverkoren volk? Of zien we ze niet meer dan interessante mensen met ethisch gelijkmatige standpunten, afkomstig uit een mooi land met een intrigerende moderne geschiedenis? Antisemitisme moet bestreden worden en dat gebeurt onder andere op politiek niveau en in het onderwijs. Mij gaat het er vooral om hoe we een nieuwe generatie vormen. Weten onze jongeren waarom het Joodse volk voor God een unieke plaats inneemt? Daar ligt de sleutel.”

Sommigen stellen dat het als christen – gelet op onze geschiedenis – ongepast is om zending onder de Joden te bedrijven. Begrijpt u dat?
“Ik zou het woord ‘zending’ niet gebruiken. Door zending zij wij door Joodse mensen bereikt met het Evangelie. Dankzij hen verspreiden wij Gods Woord onder de heidenen. Mar sinds die tijd lezen we met Israël Gods Woord. Wat we dus mogen doen is samen met het Joodse volk de Schrift lezen. Laat dat maar gebeuren. Luisterend naar Gods Woord zullen christenen op enig moment tot een andere uitleg komen en getuigen dat de Messias is gekomen en dan wordt het spannend. Dat is een gesprek op een heel ander niveau dan wanneer je zending bedrijft. Zijn we als christenen bereid om ons te verdiepen in het Joodse leven en de Joodse exegese zodat we zittend naast hen kunnen aantonen van Wie de Schrift getuigt? Maar zo’n gesprek ga ik niet geforceerd in met het idee: voordat ik de deur uitga moet ik de naam van de Heere Jezus hebben laten vallen. Voordat zo’n gesprek plaatsvindt weet mijn Joodse broeder al Wie ik dien.”

De dominee uit Sliedrecht onderstreept nogmaals de meerwaarde van de schuldbelijdenis. “Als wij zwijgen kunnen we het onze kinderen niet aanrekenen dat ze geen weet hebben van ons kwalijke verleden. Ik ben opgegroeid met spannende verhalen van verzetsstrijders. Terugkijkend denk ik: een klein deel van de oorlog is uitvergroot, een groot gedeelte is verzwegen. Het wordt tijd om dit beeld te corrigeren.”


Bronvermelding:
Datum:        11-11-2020
Auteur:        Jeffrey Schipper
Beeld:          CIP
Website:      cip.nl


 

EN / NL/ עב