We lezen Genesis 28:10-32:2. Uit de Haftara lezen we Hosea 11:7-14:9 en we lezen Johannes 1:19-51.

Ja’aqobh wordt door Jitschaq naar het oosten gestuurd, op zoek naar een vrouw want de vrouwen van Esav zijn een bron van ergernis voor Jitschaq en Rivkah… Ja’aqobh moet een vrouw gaan zoeken uit hun eigen familie.

Wanneer hij op zijn reis een droom krijgt over engelen, die op en neer gaan op een ladder die in de hemel eindigt, weet hij dat de God van zijn vader Jitschaq en zijn opa Abraham ook met hém is en hij sluit een verbond, noemt de plaats Beth-El, בֵית אֶל Huis van God. God bekrachtigt opnieuw de belofte die Hij aan Abraham al had gedaan. Het is prachtig dat God daar later weer aan refereert met te zeggen: ‘Ik ben de God van Beth-El (31:13).’

Bij zijn oom Labhan (meneer De Wit; labhan לָבַן is Hebreeuws voor wit) aangekomen, ziet hij Leah en Rachel. Leah heeft tedere ogen (רַך rakh), maar Rachel is verder ook schoon van uiterlijk en daar valt hij voor. Het is overigens opvallend dat veel mensen in het volk Israël Leah’s tedere ogen geërfd lijken te hebben, we zien hier in Israël mensen om ons heen met opvallend zachte donkere ogen, prachtig!

We kennen allemaal de geschiedenis: het bedrog van Labhan door de zussen te verwisselen en dan moet Ja’aqobh nóg zeven jaar werken om Rachel, het is niet eerlijk. Na de tweede zeven jaar bedingt hij zijn loon: al het gevlekte vee. Hij doet er dan nog zes jaar over om een gevlekte kudde bij elkaar te sparen en heeft uiteindelijk meer dan zijn schoonvader.

In die tijd worden elf van de twaalf zonen geboren, alsmede Leah’s dochter Dinah. Benjamin laat nog even op zich wachten. De spanning tussen de zussen Rachel en Leah is duidelijk voelbaar, zeker als Leah als eerste vier zonen krijgt en Rachel nog helemaal niets. Via de slavinnen Zilpah en Bilhah worden meer zonen geboren. Dat is een gebruik in die tijd: op de schoot van de huisvrouw baart de slavin een kind dat vervolgens aan de huisvrouw gaat toebehoren. Dan baart Rachel Joseeph; Benjamin laat nog een poosje op zich wachten.

De namen van de zonen vertellen een verhaal. Om er een paar te noemen: Rubhen, רְאוּ בֶן betekent: Zie, een zoon! Levi לֶוִי betekent aanhechting, ‘nu zal mijn man zich aan mij hechten,’ zegt Leah. De naam Joseeph betekent verzamelen. Moeder Rachel wil nog veel meer kinderen, zodoende noemt ze haar eerste zoon zo. Weet zij veel dat hij ooit graan zal verzamelen om alle broers en heel de bevolking van Egypte in leven te houden?

Wanneer Ja’aqobh uiteindelijk vertrekt, komt zijn schoonvader hem nog achterna en na wat ruzie om de huisafgod die Rachel heeft gestolen, sluiten Ja’aqobh en Labhan een verbond. Pas dan kan Ja’aqobh met zijn gezin in vrede verder trekken, weg van Labhan.

En dan Hosea… wat is er van dit volk, de nakomelingen van Abraham, Jitschaq en Ja’aqobh terecht gekomen? Het is niet mis wat Hosea allemaal profeteert, het volk is afgevallen van God.

In geen andere profeet staat zoveel lyrische liefde van God aan zijn volk beschreven als in Hosea: Ik leerde Ephraim lopen, Ik nam hen op mijn arm, maar zij erkenden niet dat Ik hen genas (Hosea 11:3).’ En daarna de lyrische woorden in vers 8 en verder: ‘Hoe zou Ik u prijsgeven, Ephraim, u overleveren, Israël… Mijn hart keert zich in Mij om, ten volle wordt Mijn erbarming opgewekt…’ en nog verder: ‘Ik zal Ephraim niet verderven want Ik ben God en geen mens!’

Overigens staat er in 11:7 in de meeste vertalingen een fout; er staat: ‘En al roepen zij tot Hem, toch zal Hij hen niet opheffen,’ echter (en gelukkig zijn er ook vertalingen die dit wel goed doen), er staat in werkelijkheid: ‘En al roepen zij tot Hem, niet één verhoogt Hem.’ Dat is nogal wat anders en het is ook een direct appèl aan ons allemaal. Roepen we Hem aan om alleen maar dingen te vragen of aanbidden en verhogen we Hem ook werkelijk?

Opvallend is ook dat er in Hosea 13:3 staat dat God Ephraim vergelijkt met dauw en dat is in doit geval negatief bedoeld: ‘Ephraim zal onder meer zijn als een vroegkomende dauw, die heengaat,’ oftewel verdwijnt. Hosea is een apart Bijbelboek vol tegenstellingen. God spreekt hier emotioneel en boos en tegelijk vol liefde. In 14:6 komt de tegenstelling: Ik zal Israël zijn als de dauw!’ Hoe wonderlijk is God; nu is dauw juist positief bedoeld en… is Hij niet heengegaan aan het kruis, alle zonden van de mens met Zich meedragend? In cryptische vorm staat dit geweldige gebeuren hier al beschreven. Paulus haalt dit aan in Romeinen 6:1-11. Wie gedoopt is, is met Hem gestorven voor de zonden en opgestaan in het eeuwige leven met Hem.

Zoals in Genesis in deze Parasha de twaalf zonen worden geboren, zo kiest Jehoshua in Johannes de twaalf discipelen uit. Zoals God door Hosea profeteert dat Hij het volk, ongeacht hun afdwalingen van Hem, toch niet in de steek zal laten, zo zien we de uitkomst hiervan in de komst van Johannes de Doper en uiteindelijk Gods Zoon, Die de Goede Herder is en Die Zijn schapen bijeenbrengt. God is en blijft de HEERE, met hoofdletters: de Aanwezige, Shabat shalom!

Uitzendingen: Elke vrijdag 21:00 uur (herhaling op zaterdag 02:00, 10.00 uur en 19.00 uur, zondag 02:00 uur en 09.00 uur en maandag 02:00 uur).

Shalom,

Presentatie: Karen Strijker

EN / NL/ עב