Psalm 94 -5-: Over God die hoort en ziet gesproken
O God van alle wraak, HEERE,
God van alle wraak, verschijn blinkend!
Rechter van de aarde, verhef U,
vergeld de hoogmoedigen naar wat zij verdienen.
Hoelang zullen de goddelozen, HEERE,
hoelang zullen de goddelozen van vreugde opspringen,
hun mond doen overvloeien, hooghartige taal spreken?
Hoelang zullen allen die onrecht bedrijven, zich beroemen?
HEERE, zij verbrijzelen Uw volk,
zij verdrukken Uw eigendom.
De weduwe en de vreemdeling doden zij;
zij vermoorden de wezen
en zeggen: De HEERE ziet het niet,
de God van Jakob merkt het niet.
Let op, onverstandigen onder het volk;
dwazen, wanneer zult u verstandig worden?
Zou Hij Die het oor plant, niet horen?
Zou Hij Die het oog vormt, niet zien?
Zou Hij Die de heidenvolken bestraft, niet straffen,
Hij Die de mens kennis bijbrengt?
De HEERE kent de gedachten van de mens:
vluchtig zijn ze.
Welzalig de man die U bestraft, HEERE,
en die U onderwijst uit Uw wet.
Zo geeft U hem rust voor dagen van onheil,
totdat de kuil voor de goddeloze gegraven wordt.
Want de HEERE zal Zijn volk niet in de steek laten,
Hij zal Zijn eigendom niet verlaten.
Want het oordeel zal weer rechtvaardig zijn,
alle oprechten van hart zullen ermee instemmen.
Wie zal voor mij opkomen tegen de kwaaddoeners?
Wie zal zich voor mij opstellen tegen wie onrecht bedrijven?
Als de HEERE niet mijn Helper was geweest,
had mijn ziel bijna in de stilte gewoond.
Toen ik zei: Mijn voet wankelt,
ondersteunde Uw goedertierenheid mij, HEERE.
Toen mijn gedachten binnen in mij zich vermenigvuldigden,
verkwikten Uw vertroostingen mijn ziel.
Zou de zetel van het verderf een verbintenis met U aangaan,
die onheil sticht bij verordening?
Zij spannen samen tegen de ziel van de rechtvaardige,
onschuldig bloed verklaren zij schuldig.
Maar de HEERE is mij een veilige vesting geweest,
mijn God is mij tot een rots, mijn toevlucht.
Hij zal hun onrecht op hen doen terugkeren,
Hij zal hen in hun slechtheid ombrengen,
de HEERE, onze God, zal hen ombrengen.
Psalm 94 -5-
Over God die hoort en ziet gesproken
In de afgelopen dagen hebben we met alle voorzichtigheid gesproken over het wreken en recht doen van de HEERE. Met name spraken we over de context hoe we dit zouden moeten zien. Vandaag willen we meer naar de inhoud van de psalm kijken.
In de psalm wordt met name het enorme machtsmisbruik aangeklaagd dat door de schrijver van de psalm, David, wordt waargenomen. Dat was in de tijd waarin hij leefde. Maar wat dat betreft is de psalm nog steeds actueel. David wil dat de God van recht en vergelding verschijnt:
O God van alle wraak, HEERE,
God van alle wraak, verschijn blinkend!
Tot tweemaal toe wordt in dit eerste vers de HEERE, de God van alle wraak, genoemd. Hetgeen een versterkend karakter heeft, en een verlangen naar God als brenger van de vergelding. Het Hebreeuwse woord dat hier met ‘wraak’ is vertaald duidt echter eerder op beschermend of straffend optreden.
En ja, als de HEERE God verschijnt, dan verschijnt Hij blinkend. De Hebreeuwse uitdrukking die hier gebruikt wordt betekent letterlijk ‘schijn een licht’. Want God is Licht en in Hem is geen duisternis. Waar Hij verschijnt verdwijnt de duisternis. Duisternis is gebrek aan licht, want als het licht verschijnt moet de duisternis wijken. Dat is in het gewone natuurlijke leven zo, maar ook in het geestelijk leven.
Ik moet denken aan de geschiedenis van Mozes. Over de periode dat Hij in de nabijheid van Heere God was op de berg Sinaï. We lezen daarvan in Exodus 33 vers 29 tot en met 35:
En het gebeurde, toen Mozes van de berg Sinaï afdaalde – de twee tafelen van de getuigenis waren in Mozes’ hand, toen hij van de berg afdaalde – dat Mozes niet wist dat de huid van zijn gezicht glansde, omdat de HEERE met hem gesproken had.
Aäron en al de Israëlieten keken Mozes aan, en zie, de huid van zijn gezicht glansde. Daarom waren zij bevreesd om dichter bij hem te komen.
Mozes riep hen echter bij zich. Aäron en al de leiders van de gemeenschap keerden naar hem terug, en Mozes sprak tot hen.
Daarna kwamen al de Israëlieten naar voren en hij gebood hun alles wat de HEERE met hem besproken had op de berg Sinaï.
Nadat Mozes geëindigd had met hen te spreken, legde hij een doek over zijn gezicht.
Maar telkens wanneer Mozes voor het aangezicht van de HEERE kwam om met Hem te spreken, deed hij de doek af, totdat hij weer naar buiten ging. En wanneer hij naar buiten gegaan was, sprak hij tot de Israëlieten wat hem geboden was.
En als de Israëlieten aan het gezicht van Mozes zagen dat de huid van het gezicht van Mozes glansde, dan deed Mozes de doek weer over zijn gezicht, totdat hij naar binnen ging om met Hem te spreken.
Laten we maar eerlijk zijn. Eigenlijk kunnen we ons daarbij helemaal niets voorstellen. Wat een licht, letterlijk, de Heere God is niet om aan te zien. We kunnen bij wijze van spreken niet in Zijn nabijheid zijn. En toch… Hij heeft ons opgezocht om ons kinderen van het licht te doen zijn. Wat een genade.
David wenst dat de Heere zal optreden als rechter, zo lezen we in vers 2:
Rechter van de aarde, verhef U,
vergeld de hoogmoedigen naar wat zij verdienen.
Hij vraagt om de hoogmoedigen of in het Hebreeuws, de ‘trotsen’, te vergelden wat zij verdienen, of met andere woorden hun verdiende loon te geven. Vergelden heeft te maken met uit betalen. Uit te betalen wat zij verdiend hebben.
In de psalmen duid het woord ‘hoogmoedigen’ of ‘trotsen’ op de tegenstanders van de rechtvaardigen (psalm 10:2) , het zijn leugenaars en lasteraars (psalm 17:10) tegen wie de psalmist zich wil laten beschermen.
Hoelang zullen de goddelozen, HEERE,
hoelang zullen de goddelozen van vreugde opspringen,
hun mond doen overvloeien, hooghartige taal spreken?
Hoelang zullen allen die onrecht bedrijven, zich beroemen?
HEERE, zij verbrijzelen Uw volk,
zij verdrukken Uw eigendom.
De weduwe en de vreemdeling doden zij;
zij vermoorden de wezen
Met andere woorden zegt de dichter: Hoelang blijft hun goddeloze triomf duren? En hoelang hun arrogantie en grootspraak? Ze hebben veel te lang getriomfeerd over Gods verbondsvolk Israel en hebben het gemunt op de mensen die bij God horen. Zij doden uitgerekend het meest kwetsbaren: weduwen, vreemdelingen en nota bene wezen. Deze mensen hebben geen plaats in de familiestructuur, hebben geen enkele bescherming die hen maatschappelijk bescherming kon en kan bieden. Wezen en weduwen hebben die niet door de dood van hun gezinsleden en vreemdelingen niet door hun afkomst. En vandaag zien we nog steeds hetzelfde. Vrouwen en kinderen en zij die op de vlucht zijn, zijn veelal het doelwit en het kind van de rekening wanneer oorlogen uitbreken.
Maar de HEERE benadrukt dat Israel en ook wij naar hen in al hun kwetsbaarheid moeten omzien. We lezen in Exodus 22:
U mag een vreemdeling niet uitbuiten en hem niet onderdrukken, want u bent zelf vreemdelingen geweest in het land Egypte. U mag geen enkele weduwe of wees onderdrukken. Als u hen maar enigszins onderdrukt en zij maar enigszins tot Mij om hulp roepen, zal Ik hun roep zeker verhoren.
(…)
De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is dit: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking en zichzelf onbesmet bewaren van de wereld.
lezen we in Jacobus 1.
Voor het woord ‘eigendom’ in het vers
HEERE, zij verbrijzelen Uw volk,
zij verdrukken Uw eigendom.
Wordt hier in het Hebreeuws een woord gebruikt dat duidt op het volk Israel als JaHWeH’s meest kostbare en onvervreemdbare bezit. Dat dus. Dus waar je met je handen van moet afblijven. Dat is het volk van toen, maar ook het volk van de jaren 1940 – 1945 toen de tegenstander zich vergreep aan het persoonlijk eigendom van de HEERE. Aan dat volk waarvan in deze dagen een onvoorstelbare en onverklaarbare geest van antizionisme en antisemitisme tegen gericht is. Zelfs vandaag nog. Een deze dagen hoorde ik dat 1 op de 5 Britten gelooft dat het Coronavirus door de Joden in de wereld gebracht is. Hoe ziek kun je letterlijk zijn.
en zeggen: De HEERE ziet het niet,
de God van Jakob merkt het niet.
Let op, onverstandigen onder het volk;
dwazen, wanneer zult u verstandig worden?
Zou Hij Die het oor plant, niet horen?
Zou Hij Die het oog vormt, niet zien?
Inderdaad, schijnbaar handelen de boosdoeners opportunistisch. JaHWeH houdt hen immers niet tegen. Ook in onze dagen niet. ‘Wat een lompheid om zoiets te denken’, drukt als het ware de Hebreeuwse tekst uit. Je moet wel erg lomp en bruut zijn om zoiets te denken. God staat immers bekend als Iemand die vergeldt (Deut. 32: 35, 41). De psalmist roept deze dwazen, deze lomperds op om beter na te denken.
De Heere God die de oren maakte zou Hij niet horen. Zou Hij die de ogen maakte niet zien? Tsja, in deze woorden zit ook een stuk vertroosting. Voor het volk Israel in eerste instantie. Maar ik moet ook denken aan die duizenden mensen die vervolgd worden in deze wereld om de zaak van het geloof. Zij zie geslagen, gemarteld en in gevangenissen moeten zitten of zelfs gedood worden. Ook vandaag de dag. Wat is het dan een troost om te weten dat God van je af weet, dat Hij je ziet en hoort.
Maar ook in het klein, naar jou en mij ziet Hij om. Soms kan je het gevoel wel eens bekruipen of God je wel ziet en hoort. Zeker ook in moeilijke omstandigheden. Wanneer je maar bidt en bidt en het lijkt alsof, zo wordt wel eens gezegd, de hemel van koper lijkt en je gebed niet verder komt dan het plafond. Je maar geen antwoord krijgt. Wees dan bemoedigd door deze woorden:
Zou Hij Die het oor plant, niet horen?
Zou Hij Die het oog vormt, niet zien?
KLIK HIERONDER OM TE LUISTEREN
DELEN
[Sassy_Social_Share]