Psalm 22 -7- Over de stieren van Basan gesproken
Gebed in aanvechting
Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De hinde van de dageraad’.
Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten,
bent U ver van mijn verlossing, van de woorden van mijn jammerklacht?
Mijn God, ik roep overdag, maar U antwoordt niet,
en ‘s nachts, maar ik vind geen stilte.
Maar U bent heilig,
U troont op de lofzangen van Israël.
Op U hebben onze vaderen vertrouwd,
zij hebben vertrouwd en U hebt hen bevrijd.
Tot U hebben zij geroepen en zij zijn gered,
op U hebben zij vertrouwd en zij zijn niet beschaamd.
Maar ik ben een worm en geen man,
een smaad van mensen en veracht door het volk.
Allen die mij zien, bespotten mij;
zij trekken de lippen op, zij schudden het hoofd en zeggen:
Hij heeft zijn zaak op de HEERE gewenteld – laat Die hem bevrijden!
Laat Die hem redden, als Hij hem genegen is.
10 U bent het toch Die mij uit de buik hebt getrokken,
Die mij vertrouwen gaf, toen ik aan mijn moeders borst lag.
11 Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af,
vanaf de moederschoot bent U mijn God.
12 Blijf dan niet ver van mij, want de nood is nabij;
er is immers geen helper.
Vele stieren hebben mij omringd,
sterke stieren van Basan hebben mij omsingeld.
Zij hebben hun muil tegen mij opengesperd
als een verscheurende en brullende leeuw.
Als water ben ik uitgestort,
ontwricht zijn al mijn beenderen;
mijn hart is als was,
het is gesmolten diep in mijn binnenste.
Mijn kracht is verdroogd als een potscherf,
mijn tong kleeft aan mijn gehemelte;
U legt mij in het stof van de dood,
Want honden hebben mij omsingeld,
een horde kwaaddoeners heeft mij omgeven;
zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord.
Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen;
en zij, zij zien het aan, zij kijken naar mij.
Zij verdelen mijn kleding onder elkaar
en werpen het lot om mijn gewaad.
Maar U, HEERE, blijf niet ver weg;
mijn sterkte, kom mij spoedig te hulp.
Red mijn ziel van het zwaard,
mijn eenzame ziel van het geweld van de hond.
Verlos mij uit de muil van de leeuw
en van de hoorns van de wilde ossen.
Ja, U hebt mij verhoord.
Ik Uw Naam mijn broeders vertellen,
in het midden van de gemeente zal ik U loven.
U die de HEERE vreest, loof Hem;
alle nakomelingen van Jakob, vereer Hem;
wees bevreesd voor Hem, alle nakomelingen van Israël.
Want Hij heeft de ellendige in zijn ellende
niet veracht en niet verafschuwd;
Hij heeft Zijn aangezicht niet voor hem verborgen,
maar Hij heeft gehoord, toen hij tot Hem riep.
Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente,
mijn geloften zal ik nakomen in bijzijn van wie Hem vrezen.
De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden;
wie de HEERE zoeken, zullen Hem loven.
Uw hart zal voor eeuwig leven.
Alle einden der aarde
zullen eraan denken en zich tot de HEERE bekeren:
alle geslachten van de heidenvolken
zullen zich voor Uw aangezicht neerbuigen.
Want het koningschap is van de HEERE,
Hij heerst over de heidenvolken.
Alle groten groten der aarde
zullen eten en zich neerbuigen.
Allen die in het stof neerdalen
en hun ziel niet in het leven kunnen behouden,
zullen voor Zijn aangezicht neerbukken.
Het nageslacht zal Hem dienen,
en aan de Heere toegeschreven worden tot in generaties.
Zij zullen komen en Zijn gerechtigheid verkondigen
aan het volk dat geboren zal worden,
want Hij heeft het gedaan.
Psalm 22 -7-
Over de stieren van Basan gesproken
De voorgaande keer hebben we stilgestaan bij het feit dat David een beroep deel op de baarmoeder van God, op Zijn barmhartigheid, genade en lankmoedigheid.
In het gedeelte dat we gelezen hebben spreekt David opnieuw zijn nood voor de Heere uit. David weet zich in het nauw gedreven door zijn belagers. Hij ziet ze als sterken, die hem hebben omsingeld. Het Hebreeuwse woord ‘abbir’ wat het gebruik wordt heeft de letterlijke betekenis van ‘sterk, dapper’. Overigens komt het woord ‘stieren’ of ‘buffels’ in de oorspronkelijke tekst niet voor zodat we eigenlijk moeten lezen: Vele of velen van Basan hebben mij omsingeld.
Twee groepen woonden de kruisiging van Jezus Messias bij. Allereerst waren dit de Romeinse soldaten die Jezus gekruisigd hadden en de vrouwen en de eenzame discipel Johannes de overpriesters; de Schriftgeleerden en de oudsten van het volk. We lezen daarvan in Mattheus 27:
En de voorbijgangers lasterden Hem, schudden hun hoofd, en zeiden: U Die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelf. Als U de Zoon van God bent, kom dan van het kruis af. En evenzo spotten ook de overpriesters, samen met de schriftgeleerden en de oudsten en de Farizeeën, en zij zeiden: Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen. Als Hij de Koning van Israël is, laat Hij nu van het kruis afkomen en wij zullen Hem geloven. Hij heeft op God vertrouwd; laat Die Hem nu verlossen als Hij Hem welgezind is, als Hij Hem welgezind is want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon. Hetzelfde verweten Hem ook de misdadigers die met Hem gekruisigd waren.
Maar in een heel andere groep bij Zijn kruisiging ook aanwezig geweest zijn? Het is redelijk om aan te nemen dat Jezus deze tweede groep en hun reacties heeft waargenomen. Er waren legioenen rechtvaardige engelen die bereid waren om onmiddellijk in te grijpen in deze afschuwelijke gebeurtenis. Maar er waren ook de gevallen engelen die brulden en juichten van vreugde over het lijden van Jezus Messias. Zij dachten nota bene dat de overwinning een kwestie van minuten was!
Zou het niet zo kunnen zijn dat de gevallen engelen elkaar in afwachting van de dood van Christus elkaar met een high-five hebben begroet?
De wrede kruisiging was een gebeurtenis die vele specifieke oudtestamentische voorzeggingen over de omstandigheden met betrekking tot Jezus’ dood in vervulling deed gaan.
Deze gebeurtenis was ook een gebeurtenis die de agenda van de gevallen engelen tegen Jezus Christus blootlegde. In Psalmen 22:12-13, precies in het midden van andere profetieën over de kruisiging, schrijft David: “Veel sterken omringen mij; sterken van Basan omringen mij. Zij openen hun kaken tegen mij als leeuwen die brullen en verscheuren…”
De Psalmen maken hier een definitief punt. Ik ga ervoor dat Jezus dit angstaanjagende visioen kon zien terwijl Hij aan het kruis hing. Omdat Hij zowel God als de mens was, kon Hij in twee werelden tegelijk kijken. Hij kon een woedende horde van gevallen engelenkrachten om zich heen zien, die zich om hem heen verzamelde, zelfs toen hij “…als water werd uitgestort” (Psalm 22:14).
Terwijl Jezus leed voor de zonden van de wereld, vierde dit onzichtbare publiek Zijn aanstaande dood. Het waren “sterke stieren” met brullende en opengesperde kaken, en ze kwamen uit Bazan.
We weten dat koning Og – die Nefilim- de reus die de Israëlieten verslagen hebben op de weg naar het Beloofde Land uit Bazan kwam, waarvan we lezen in Deuteronomium 3 vers 11.
Dit gebied werd in verband gebracht met de Rephaim, de afstammelingen van de Nefilim, die helemaal teruggaan naar de oudheid volgens Jozua 12:4-5).
Waar was Jezus toen hij de ‘poorten van de hel’ aan Petrus toonde, en waarvan we lezen in Mattheüs 16:13-18)? Hij was in Caesarea Philippi, aan de voet van de berg Hermon – opnieuw in Bazan!
Het is geen toeval dat Bazan ‘de plaats van de slang’ betekent. Toen Jezus tegen Petrus zei: ‘En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.,’ stond Jezus waarschijnlijk bij de ingang van een diepe grot die daar tot op de dag van vandaag nog steeds is. Hier werd de tempel van Pan, een hybride halfmensen- en half-geitengod, opgericht. Ook Baäl werd hier aanbeden. Deze plaats was een hoofdkwartier van het kwaad en dat bestond al heel lang.
Toen Jezus sprak over het zijn van ‘vissers van mensen’ in Mattheus 4:18-19, wandelde hij langs het Meer van Galilea. Toen Hij sprak over een ‘tarwekorrel die in de grond valt en sterft’ in Johannes 12:24, werd Hij omringd door de graanvelden. En toen Jezus sprak over een conflict met de ‘poorten van de hel’, stond hij op de plaats waar de gevallen engelenkrachten eeuwen eerder een oorlog tegen Hem waren begonnen.
Volgens het apocriefe boek Henoch, dat door Judas wordt geciteerd in 1:6 en waarnaar Petrus verwijst in 2 Petrus 2:4, is de berg Hermon in Bazan de plaats waar de gevallen engelen voor het eerst naar de aarde neerdaalden, voordat zij de vrouwen dwongen te trouwen en de hybride Nefilim-reuzen voort te brengen volgens Genesis 6:1-4. Interessant is dat de berg Hermon in de Golanhoogte ligt, en dit gebied blijft een van de meest problematische stukken land in de wereld van vandaag.
De naam van de berg Hermon is afgeleid van het Hebreeuwse woord “herem”, wat betekent ‘iets dat aan God is toegewijd voor vernietiging’.
Het kruis was niet het einde van Jezus Messias, maar de sterke stieren van Bazan brulden met open muilen terwijl Jezus stierf. Zij hebben de situatie verkeerd ingeschat. Ze waren vol haat voor de Messias, en ik geloof dat ze verheugd waren over hun vermeende overwinning.
Dit verklaart voor een deel waarom Jezus, hoewel Hij voor Zijn opstanding dood was, ondertussen ‘…levend gemaakt door de Geest, door Wie Hij ook, toen Hij heenging, aan de geesten in de gevangenis gepredikt heeft.’ Volgens 1 Petrus 3:18-20
Het is haast niet in te denken wanneer we over de Messias, maar tegelijkertijd de Koning van hemel en aarde horen zeggen:
Zij hebben hun muil tegen mij opengesperd
als een verscheurende en brullende leeuw.
Als water ben ik uitgestort,
ontwricht zijn al mijn beenderen;
mijn hart is als was,
het is gesmolten diep in mijn binnenste.
Mijn kracht is verdroogd als een potscherf,
mijn tong kleeft aan mijn gehemelte;
U legt mij in het stof van de dood,
Maar daar is het niet bij gebleven want we weten dat Hij opgestaan is uit het stof van de dood. Hij overwon de dood. Wat een zegen!
We gaan luisteren naar het lied van Sela met Elbert Smelt en Kinga Ban: Zie hoe Jezus lijdt voor mij.
KLIK HIERONDER OM TE LUISTEREN