Psalm 22 -13-:  Over het Koningschap van de Aanwezige gesproken (deel 1)
15/09/2020

Psalm 22 -13-: Over het Koningschap van de Aanwezige gesproken (deel 1)

Passage: Psalm 22

Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente,
mijn geloften zal ik nakomen in bijzijn van wie Hem vrezen.

De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden;
wie de HEERE zoeken, zullen Hem loven.
Uw hart zal voor eeuwig leven.

Alle einden der aarde
zullen eraan denken en zich tot de HEERE bekeren:
alle geslachten van de heidenvolken
zullen zich voor Uw aangezicht neerbuigen.

Want het koningschap is van de HEERE,
Hij heerst over de heidenvolken.

Psalm 22 -13-

Over het Koningschap van JHWH gesproken
De voorgaande keer hebben we stilgestaan bij de woorden:

Alle einden der aarde
zullen eraan denken en zich tot de HEERE bekeren:
alle geslachten van de heidenvolken
zullen zich voor Uw aangezicht neerbuigen.

Alle uiteinden van de aarde zullen terugkeren tot JHWH zegt het Hebreews.

Het vervolg luidt:

Want het koningschap is van de HEERE,
Hij heerst over de heidenvolken.

Het woordje ‘want’ is zoals we dat noemen een voegwoord. Het voegt als het ware de voorgaande zin en de hoofdzin aan elkaar.  Zullen we het nog eens lezen?

Alle einden der aarde
zullen eraan denken en zich tot de HEERE bekeren:
alle geslachten van de heidenvolken
zullen zich voor Uw aangezicht neerbuigen.

Want het koningschap is van de HEERE,
Hij heerst over de heidenvolken.

De tekst spreekt dus over het koningschap van de HEERE. En over zijn heerschappij over de heidenvolken. Wat is daar al veel over gesproken en geschreven. Sommigen geloven dat er sprake is van een geestelijk koningschap, anderen weer van een letterlijk koninschap. Sommigen geloven dat er van zijn koningschap nu in onze dagen sprake is, anderen weer dat wij nu leven in een wereld waarin de overste van de macht der lucht het voor het zeggen heeft.

Graag wil ik deze en een volgende keer wat langer stilstaan en met je nadenken over het koningschap van de Heere waarover de dichter van psalm 22 spreekt aan de hand van Zacharia 14. Ter willen van het onderwerp lees ik het hele hoofdstuk aan je voor:

Zie, er komt een dag voor de HEERE waarop de buit, op u behaald, in uw midden zal worden verdeeld.
Dan zal Ik alle heidenvolken verzamelen voor de strijd tegen Jeruzalem. De stad zal ingenomen worden, de huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen verkracht worden. De helft van de stad zal in ballingschap wegtrekken, maar het overige van het volk zal niet uitgeroeid worden uit de stad
Dan zal de HEERE uittrekken en tegen die heidenvolken strijden, zoals de dag dat Hij streed, op de dag van de strijd.
Op die dag zullen Zijn voeten staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, ten oosten ervan. Dan zal de Olijfberg in tweeën gespleten worden naar het oosten en naar het westen. Er zal een zeer groot dal ontstaan, als de ene helft van de berg naar het noorden zal wijken en de andere helft ervan naar het zuiden.
Dan zult u vluchten door het dal van Mijn bergen, want het dal tussen de bergen zal reiken tot Azal. Ja, u zult vluchten, zoals u gevlucht bent voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van Juda. Dan zal de HEERE, mijn God, komen: al de heiligen met U!
Op die dag zal het geschieden
dat het kostbare licht er niet zal zijn,
evenmin de dikke duisternis.
Maar  er zal één dag zijn,
die de HEERE bekend zal zijn,
geen dag en geen nacht.
Het zal geschieden ten tijde van de avond
dat het licht blijft.
Op die dag zal het geschieden
dat er levend water vanuit Jeruzalem zal stromen,
de ene helft ervan naar de zee in het oosten
en de andere helft ervan naar de zee in het westen:14:8 de zee in het westen –
’s zomers en ’s winters zal het plaatsvinden.
De HEERE zal Koning worden over heel de aarde.
Op die dag zal de HEERE de Enige zijn
en Zijn Naam de enige.
Heel het land zal als de Vlakte worden, van Geba tot Rimmon, ten zuiden van Jeruzalem. Maar Jeruzalem zal verheven worden en op zijn plaats bewoond blijven, van de poort van Benjamin af tot de plaats van de vroegere poort toe, tot aan de Hoekpoort, en van de Hananeëltoren af tot aan de perskuipen van de koning.
Zij zullen erin wonen, een banvloek zal er niet meer zijn: Jeruzalem zal onbezorgd wonen.
En dit zal de plaag zijn waarmee de HEERE al de volken zal treffen die tegen Jeruzalem hebben gestreden: Hij zal ieders vlees, terwijl hij nog op zijn voeten staat, doen wegteren; de ogen van allen zullen wegteren in hun kassen en de tong van allen zal wegteren in hun mond.
Op die dag zal het geschieden
dat er een grote, door de HEERE bewerkte, verwarring onder hen zal ontstaan,
zodat zij elkaars hand zullen vastgrijpen
en tegen elkaar de hand zullen opheffen.
Ook zal Juda in Jeruzalem strijden,
zodat het vermogen van alle heidenvolken rondom verzameld wordt:
goud, zilver en kleding in zeer grote hoeveelheden.
En zo zal de plaag die de paarden, de muildieren, de kamelen, de ezels en al de dieren die zich in die legerkampen bevinden, zal treffen, dezelfde zijn als die plaag.
Het zal geschieden dat al de overgeblevenen van alle heidenvolken die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, van jaar tot jaar zullen opgaan om zich neer te buigen voor de Koning, de HEERE van de legermachten, en om het Loofhuttenfeest te vieren.
Het zal geschieden dat er geen regen zal vallen op hem die uit de geslachten van de aarde niet zal opgaan naar Jeruzalem om zich voor de Koning, de HEERE van de legermachten, neer te buigen.
Als het geslacht van de Egyptenaren, waarop geen regen is gevallen, niet zal opgaan en komen, dan zal de plaag komen waarmee de HEERE de heidenvolken zal treffen die niet zullen optrekken om het Loofhuttenfeest te vieren.
Dit zal de straf zijn voor de zonde van Egypte en de straf voor de zonde van alle heidenvolken die niet zullen opgaan om het Loofhuttenfeest te vieren.
Op die dag zal op de bellen van de paarden staan: HEILIG VOOR DE HEERE. En de potten in het huis van de HEERE zullen zijn als de sprengbekkens voor het altaar.
Ja, al de potten in Jeruzalem en in Juda zullen voor de HEERE van de legermachten heilig zijn, zodat allen die willen offeren, zullen komen en ervan nemen om erin te koken. Op die dag zal en geen Kanaäniet meer zijn in het huis van de HEERE van de legermachten.

De profetie van Zacharia begon met het nachtgezicht van de Man op het rode paard, staand tussen de mirten. Deze Man, de Engel des HEREN, pleit voor Jeruzalem en de steden van Juda. Het is de HERE Zelf Die hierop toezegt dat Hij in erbarming tot Jeruzalem zal weerkeren en dat Gods steden zullen overvloeien van het goede. Aan het einde van de profetie is te zien dat Gods erbarming inderdaad gekomen is voor Jeruzalem en dat Gods steden vervuld worden met het goede. De dood en het verderf die Israël teisterden, maken plaats voor een altijd durende aanwezigheid van een leven in Gods heerlijkheid.

De dag waarop de HEERE de heerschappij van Israël en de omliggende volken op Zich neemt, zal een dag zijn waarop grote veranderingen plaats vinden. Zo staat er in vers 8 geschreven dat levende wateren van Jeruzalem uit zullen gaan. De ene helft van het water stroomt richting de oostelijke zee, oftewel de Dode Zee. De andere helft van het water stroomt richting de westelijke zee, oftewel de huidige Middellandse Zee. Dit water zal als een wonder opkomen. Want, zo staat er, het zal zowel in de zomer als in de winter gebeuren. Zelfs in de zomer, wanneer het water schaars is vanwege de droogte, zal er zoveel van zijn dat het zonder enig gevolg aan de zoute zeeën prijs gegeven kan worden.

Het levend water dient in deze context in de eerste plaats letterlijk genomen te worden. Levend water duidde bij de Israëlieten op drinkbaar water dat opkomt uit een bron, zoals het in Genesis 26:19 beschreven staat:

“Daarna groeven de knechten van Izak in het dal en vonden daar een put met levend water.”

Doordat het water uit een bron komt, kan het bijna onbeperkt gebruikt worden, winter en zomer door. Het land Israël zal dus in de toekomst niet meer kunstmatig geïrrigeerd hoeven worden, zoals nu het geval is. Nee, God zal voor genoeg natuurlijke bronnen zorgen, die een onbeperkte hoeveelheid water opleveren. Wellicht moet er zelfs aan gedacht worden dat het stromen van het levende water, naar het dode (zoute) water van de zee, er voor moet zorgen dat de dode zeeën vervuld worden van levend water. Zoals ook de dood en de vruchteloosheid in de huidige schepping plaats moet maken voor nieuw leven.

We lezen daarvan bijvoorbeeld in Ezechiel 47 vers 10:

Ook zal het geschieden, dat er vissers aan dezelve zullen staan, van En-gedi aan tot En-eglaim toe; daar zullen plaatsen zijn tot uitspreiding der netten; haar vis zal naar zijn aard wezen als de vis van de grote zee, zeer menigvuldig.

Vers 9 is misschien wel één van de belangrijkste verzen uit Gods Woord wat betreft Israëls toekomstverwachting:

En de HEERE zal koning worden over de hele aarde; te dien dage zal de HERE de enige zijn, en zijn naam de enig.

De HEERE zal dus koning worden over de hele aarde, beginnend bij Jeruzalem en Juda. Dit koningschap zal tot gevolg hebben dat de HEERE de Enige zal zijn Die aanbeden wordt. Zijn glorie zal zo groot zijn dat er geen plaats meer is voor andere goden.

Voor Jeruzalem en omstreken zal gelden dat het zal worden als een verhoogde vlakte die zich uitstrekt van Geba (zo’n 10 km ten noorden van Jeruzalem) tot Rimmon dat iets ten zuiden van Jeruzalem ligt.

Jeruzalem zal weer in haar oude glorie hersteld worden en de begrenzing krijgen die zij van oudsher had. Van noord naar zuid meet de stad van de Benjaminpoort tot de plek waar de vroegere Hoekpoort was. Van west naar oost meet de stad van de Hananeëltoren tot de koninklijke perskuipen. De betekenis van de naam Hananeël is hier treffend, deze is namelijk ‘genadegave van God’. Gods vrede voor Israël zal een gift van genade zijn.

Overigens is in het opmeten van de stad een treffende overeenkomst te vinden met het tweede nachtgezicht uit Zacharia. Daarin verschijnt een man met een meetsnoer om Jeruzalem op te meten. Zoals dit nachtgezicht uiteindelijk besloten wordt door te stellen dat Jeruzalem veilig gelegen zal zijn omdat de HERE rondom haar als een vuur is, zo is een soortgelijk besluit in vers 11 van Zacharia 14 terug te vinden:

En zij zullen daarin wonen, en er zal geen verbanning meer zijn; want Jeruzalem zal zeker wonen.

Met deze zegen voor Israel willen we vandaag eindigen. Een volgende keer willen we hier verder over nadenken.

We gaan luisteren naar Opwekking 832: Jezus is Overwinnaar:

Waar U verschijnt, wordt alles nieuw.
Want U bevrijdt en geeft leven.
Elke storm verstilt door de klank van Uw stem.
Alles buigt voor Koning Jezus.

U bent de held die voor ons strijdt.
U baant de weg van overwinning.
Elke vijand vlucht, ieder bolwerk valt neer.
Naam boven alle namen, Hoogste Heer.

Voor eeuwig is Uw heerschappij.
Uw troon staat onwankelbaar.
Ongeëvenaarde kracht ligt in Uw grote Naam.
Jezus, Overwinnaar!

De duisternis licht op door U.
De duivel is door U verslagen.
Dood waar is je macht, waar is je prikkel gebleven?
Jezus leeft en ik zal leven!

De schepping knielt in diepst ontzag.
De hemel juicht voor onze Koning.
En de machten van de hel weten Wie er regeert:
Naam boven alle namen, Hoogste Heer.

KLIK HIERONDER OM TE LUISTEREN

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie verzenden

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

EN / NL/ עב