Psalm 16 -3-: Over het plengoffer gesproken
Het hoogste goed
Een gouden kleinood van David.
Bewaar mij, o God,
want ik heb tot U de toevlucht genomen.
Mijn ziel, u hebt tegen de HEERE gezegd: U bent de Heere;
maar voor de heiligen die op de aarde zijn,
en de machtigen, in wie ik al mijn vreugde vind.
Groot wordt het leed van hen die andere goden geschenken geven;
ik echter giet geen plengoffers van bloed voor ze uit
en neem de namen ervan niet op mijn lippen.
U onderhoudt wat het lot mij toewees.
De meetsnoeren zijn voor mij in lieflijke plaatsen gevallen,
ja, een prachtig erfelijk bezit heb ik gekregen.
Ik loof de HEERE, Die mij raad heeft gegeven;
zelfs ’s nachts onderwijzen mij mijn nieren.
Ik stel mij de HEERE voortdurend voor ogen;
omdat Hij aan mijn rechterhand is, wankel ik niet.
Daarom is mijn hart verblijd en mijn eer verheugt zich,
ook zal mijn lichaam veilig wonen.
Want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten,
U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet.
U maakt mij het pad ten leven bekend;
overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht,
lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd.
Psalm 16 -3-
Over het plengoffer gesproken
De voorgaande keer hebben we met elkaar nagedacht over de woorden:
Mijn ziel, u hebt tegen de HEERE gezegd: U bent de Heere;
We stonden er bij stil dat de Heere Davids Heer en Meester was. Niets en niemand gaat of staat boven Hem.
Maar Psalm 16 kent ook een heel andere kant, en we moeten eerlijk zijn en met twee woorden spreken:
Groot wordt het leed van hen die andere goden geschenken geven;
ik echter giet geen plengoffers van bloed voor ze uit
En neem de namen ervan niet op mijn lippen.
Tegenover degenen die hun vertrouwen op de HEERE gesteld hebben, staan de mensen die, zoals de tekst zegt, ‘andere goden geschenken geven’. Hun wacht het oordeel van God, bestaande in smart en pijn. David onderscheidt zich van deze mensen, aan hun pleng offers van bloed heeft hij bij wijze van spreken geen boodschap.
In deze aflevering wil ik even een ‘uitstapje’ maken en stilstaan bij de plengoffers. Want wat is een plengoffer?
Bij het bestuderen van de Bijbel is het belangrijk om wanneer je over een bepaald begrip leest je voor de betekenis altijd terug moet gaan naar de eerste keer dat het in de Schrift genoemd wordt om de betekenis er van te ontdekken. En de eerste keer dat we van ‘plengoffer’ lezen vinden we in Genesis 35 vers 29 waar we van Jacob lezen die terug gaat naar zijn familie en een ontmoeting heeft met JHWH. We lezen daar:
Jacob richtte op de plaats waar God met hem gesproken had een gedenkteken op, een stenen gedenkteken. Hij goot er een plengoffer over uit en goot er olie over.
In de Bijbel gesproken over diverse offers. De offers die we tegenkomen in het Eerste Testament zijn te verdelen in offers als een geschenk aan God en offers als middel tot boetedoening en verzoening.
Het woord ‘pleng’ komt van het werkwoord plengen wat zoveel betekent als (uit)storten, (uit)gieten en in de context van verdriet het vergieten van tranen: huilen.
Wanneer het gaat om de offercultus dan betekent het plengoffer een offer waarbij een vloeistof (wijn, olie, honing) als een ritueel wordt uitgegoten om God te eren. De vertaling omschrijft het plengoffer dus juist als er gesproken wordt over ‘uitgegoten’.
In Ex.29 vers 41-42 lezen we al iets over het doel van het plengoffer: daar wordt het samen met een brandoffer gebracht als ‘een geurige gave die de HEER behaagt’. Vervolgens lezen we in Lev. 23:13, 18 en 37 over het plengoffer en verderop wordt er in Numeri 6, 15, 28 en 29 veelvuldig over het plengoffer gesproken. Met name in de hoofdstukken 28 en 29 uit Numeri komt het plengoffer regelmatig voor.
Deze beide hoofdstukken uit Numeri gaan over de dagelijkse offers en de offers die op feestdagen gebracht werden, waarbij Numeri 29 gaat over het offeren tijdens het Loofhuttenfeest. Er wordt uitvoerig gesproken over brandoffers, spijsoffers en plengoffers, waarbij het opvalt dat het brandoffer als eerste wordt genoemd en de spijsoffers en plengoffers bijbehorend zijn. Brandoffers en de daarbij behorende spijs- en plengoffers werden gebracht als geschenk aan God. Om Hem te eren. De reuk van het verbrande offer en de daarbij behorende spijs- en plengoffers steeg als een aangename geur op naar God. In dit verband kunnen we ook Lev.1:9 en 17 lezen waar staat ‘(…) als geurige gave die JHWH behaagt’.
Naast de letterlijke betekenis van plengoffer in de werkelijke zin van offeren, komen we in het Oude Testament ook een voorbeeld tegen waarbij het figuurlijk wordt bedoeld. In 2 Sam.23:15-17 en 1Kron.11:17-19 lezen we het verhaal dat David dorst heeft en drie van zijn mannen met gevaar voor eigen leven water gaan halen voor hem. Vervolgens giet David dit water uit als een offer voor God met de opmerking dat hij dit water niet wil drinken omdat het gelijk zou staan aan het bloed van de mannen die dit met gevaar voor hun eigen leven hebben gehaald…
Het plengoffer diende als een geschenk, een eerbetoon aan God. In overdrachtelijke zin wordt het plengoffer in het Oude Testament ook wel gebruikt om iemands dood aan te geven. Zoals altijd zal de context moeten uitwijzen om welke betekenis het gaat.
Paulus’ gebruikt in Filippensen 2 vers 17 en 2 Timotheüs 4 vers 6 het Griekse woord ‘spendomai’. Dit betekent zoveel als uitgieten en wordt gebruikt in de context van het brengen van een offer, een plengoffer.
In Filippensen 2 lezen we dan:
Maar al word ik ook als een plengoffer uitgegoten over het offer en de bediening van uw geloof, ik verblijd mij en ik verblijd mij met u allen. En u verblijdt zich ook daarover; verblijd u dan met mij.
En in 2 Timotheüs 4 vers 6:
Ik word immers reeds als een plengoffer uitgegoten en het tijdstip van mijn heengaan mijn heengaan – Letterlijk: mijn losgemaakt worden- is aanstaande. Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden.
Paulus’ gebruik van ‘spendomai’ figuurlijk moet worden gelezen, niet als een zichzelf opofferen voor anderen (zoals bij Yehoshua), maar als een offer wat als dank wordt aangeboden.
In 2 Timotheüs 6 schrijft Paulus een persoonlijke brief aan zijn leerling Timotheüs. Een brief die we ook wel als Paulus’ geestelijke testament voor Timotheüs mogen bestempelen.
Want tijdens het schrijven van deze brief zit Paulus gevangen, nu is met zekerheid te zeggen dat dit in Rome is (1:16-17). Paulus is eenzaam in zijn gevangenschap: in de steek gelaten door heel wat van zijn medewerkers (1:15, 4:9, 14, 16).
In deze laatste brief spoort Paulus zijn ‘geestelijke zoon’ zoals hij Timotheüs noemt aan om vol te blijven houden en zet hij nog even scherp de zaken op een rijtje die er toe doen.
De Heilige Geest is de drijvende kracht om te blijven getuigen van het evangelie en zich daar niet voor te schamen (1:6-14); lijden hoort daarbij (2:1-13); Timotheüs moet ervoor zorgen dat, in tegenstelling tot dwaalleraren, zijn eigen werk betrouwbaar is en recht (2:14-26); de tijd in de laatste dagen zal zwaar zijn (3:1-9).
En dan, vanaf 3:10, lijkt de toon nog persoonlijker te worden. Je hoort de bewogenheid en betrokkenheid van Paulus doorklinken om Timotheüs nog een laatste hart onder de riem te steken.
Hij spreekt direct tot Timotheüs door een flink aantal keren ‘jij’ of ‘je’ te gebruiken (vers 10, 11, 14) om vervolgens in hoofdstuk 4 een bijna emotioneel slotpleidooi te houden: ‘Ik roep je dringend op… ik bezweer je… Jij echter moet in alles nuchter zijn…’ (4:1, 5).
Alles is gericht op de verkondiging van het evangelie. En dan sluit Paulus kort af met zijn eigen situatie: ‘Mijn bloed wordt als een offer uitgegoten… ik heb de goede strijd gestreden’.
Paulus neemt al een voorschot op het onvermijdelijk afscheid wat gaat komen. Hij spoort Timotheüs nog aan om zelf te komen (vers 9), dan zal er een afscheid zijn. Paulus geeft aan dat zijn einde nabij is. De context laat helder zien dat het gaat om Paulus’ sterven, hij weet dat het zover is. En hij gebruikt daar het beeld van het plengoffer voor. Zijn einde nadert, zijn bloed wordt vergoten, maar het zal zijn als een offer voor God.
Zoals zijn hele leven een offer voor God geweest is. Paulus sterft in de zekerheid van het geloof. Hij heeft de goede strijd gestreden, het geloof behouden en ziet uit naar de ontmoeting met zijn Heer. Zelfs in deze laatste woorden over zijn eigen naderende einde weet Paulus nog te bemoedigen, aan Timotheüs, maar ook aan de huidige lezers van deze brief. Aan jou en mij.
Het is één ding om een volgeling van Yehoshua te zijn of willen zijn, om in je leven grote dingen te doen voor God. Maar om, zoals Paulus, je leven als een plengoffer, een dankoffer, ter beschikking te stellen aan God is een tweede.
Met alles wie je bent en wat je hebt en wat je misschien bereikt hebt, te willen zeggen ‘het is goed als ik uitgegoten wordt’. Het vraagt werkelijk geloof, vertrouwen, om in die overtuiging ons leven hier en nu los te laten.
Het is een ernstig woord van morgen, maar ook een oproep. De tijd waarin wij momenteel leven en de tijd die nog komen gaat zo vlak voor de komst van de Heere naar deze aarde vraagt om een dagelijkse verbondenheid aan Hem.
Dit gedeelte van Psalm 16 eindigt dan met de bemoedigende woorden:
U onderhoudt wat het lot mij toewees.
We worden vastgehouden door Hem. Wat een geweldige troost. Het ligt niet aan onze inspanningen, maar Hij onderhoudt het lot wat hij ons toegewezen heeft.
Als dat geen zegen is!
We gaan luisteren naar het nummer: Ik val niet uit Zijn hand.
KLIK HIERONDER OM TE LUISTEREN
DELEN
[Sassy_Social_Share]