Psalm 16 -1-: Over een gouden inscriptie gesproken
Het hoogste goed
Een gouden kleinood van David.
Bewaar mij, o God,
want ik heb tot U de toevlucht genomen.
Mijn ziel, u hebt tegen de HEERE gezegd: U bent de Heere;
mijn goedheid is niet voor U,
maar voor de heiligen die op de aarde zijn,
en de machtigen, in wie ik al mijn vreugde vind.
Groot wordt het leed van hen die andere goden geschenken geven;
ik echter giet geen plengoffers van bloed voor ze uit
en neem de namen ervan niet op mijn lippen.
U onderhoudt wat het lot mij toewees.
De meetsnoeren zijn voor mij in lieflijke plaatsen gevallen,
ja, een prachtig erfelijk bezit heb ik gekregen.
Ik loof de HEERE, Die mij raad heeft gegeven;
zelfs ’s nachts onderwijzen mij mijn nieren.
Ik stel mij de HEERE voortdurend voor ogen;
omdat Hij aan mijn rechterhand is, wankel ik niet.
Daarom is mijn hart verblijd en mijn eer verheugt zich,
ook zal mijn lichaam veilig wonen.
Want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten,
U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet.
U maakt mij het pad ten leven bekend;
overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht,
lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd.
Psalm 16 -1-
Over een gouden inscriptie gesproken
In de afgelopen periode hebben we met elkaar nagedacht over de psalmen 2 en 8, de eerste Messiaanse psalmen.
Als Jezus de beloofde Messias is, hoe is zijn komst dan voorzegt in het eerste testament? Welke psalmen getuigen van Hem? Het woord ‘Messias’, dat ‘gezalfde’ betekent, wordt in het eerste testament hoofdzakelijk gebruikt als aanduiding van de gezalfde koning.
Vandaag willen we met Psalm 16 een begin maken.
Het opschrift noemt dit lied van David een gouden kleinood, of met andere woorden een kostbare Psalm.
Soms wordt er bij bepaalde psalmen wel eens getwijfeld aan het auteurschap van een Psalm, maar in het geval van Psalm 16 hoeven we daar niet aan te twijfelen want Petrus haalt in Handelingen 2 David aan als de auteur van Psalm 16 als hij zegt:
Want David zegt over Hem: Ik zag de Heere altijd voor mij, want Hij is aan mijn rechterhand, opdat ik niet zou wankelen.
Daarom is mijn hart verblijd en mijn tong verheugt zich; ja, ook zal mijn vlees rusten in hoop,
want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten en Uw Heilige niet overgeven om ontbinding te zien.
U hebt mij de wegen ten leven bekendgemaakt. U zult mij vervullen met vreugde door Uw aangezicht
Mannenbroeders, het is mij toegestaan over de aartsvader David vrijuit tegen u te zeggen dat hij én gestorven én begraven is, en dat zijn graf tot op deze dag bij ons is.
Aangezien hij een profeet was en wist dat God hem met een eed gezworen had dat Hij uit de vrucht van zijn lichaam, voor zover het zijn vlees betrof, de Christus zou doen opstaan om Hem op zijn troon te zetten,
daarom voorzag hij dit en zei hij over de opstanding van Christus dat Zijn ziel niet is verlaten in het graf en dat Zijn vlees geen ontbinding heeft gezien.
Zie je dat Petrus er geen enkele moeite meer heeft om David aan te wijzen als schrijver van de Psalm, maar ook dat de woorden van David en van deze Psalm direct worden toegepast op de Heere Jezus Christus? Vandaar ook dat deze Psalm in de rij van Messiaanse Psalmen terecht is gekomen. Inderdaad, de Psalm spreekt over David, maar heeft een diepere betekenis omdat het gaat over de werkelijk Geliefde met een hoofdletter.
David vraagt in de Psalm aan de Heere God om hem te bewaren:
Bewaar mij, o God, want ik heb tot U de toevlucht genomen.
David heeft een diepgeworteld vertrouwen in God, in ‘El’, zoals er in het Hebreeuws staat. In de God Die hemel en aarde geschapen heeft en Zijn werk nooit laat varen.
Uit de psalm blijkt dat David weet bij wie hij schuilen kan. Zijn toekomst is verzekerd en de gedachte daaraan roept diepe vreugde bij hem op.
Ik kom nog even terug op het eerste vers waar we lezen:
Een gouden kleinood van David.
In het Hebreeuws wordt hier gezegd: Een ‘miktam’ van David. En eigenlijk weten de vertalers geen goed woord te vinden voor het woord ‘miktam’. ‘Miktam’ zou vertaald kunnen worden met ‘goud’, maar bijvoorbeeld ook met ‘inscriptie’.
Maar vervolgens kan je je dan afvragen wat er dan voor David dan wel goud was. Zou dat niet de gedachte van David kunnen zijn die hij vervolgens uit met de woorden
Bewaar mij, o God, want ik heb tot U de toevlucht genomen.
Voor David was het bij wijze van spreken ‘goud’ om te weten dat hij bij de God, naar ‘El’, de schepper van hemel en aarde toe kon vluchten. In het Hebreeuws staat het misschien nog wat stelliger:
Van David. Een inscriptie. Bewaar mij God, bij U schuil ik.
Zie je, bij David geen enkele twijfel mogelijk David vond dat een gouden kleinood. Een gouden gedachte. Een inscriptie zoals het woord ‘miktam’ ook vertaald kan worden. Het stond als het ware in zijn hart gebeiteld, misschien wel met gouden letters: U bent mijn Schuilplaats, U bent mijn toevlucht, bij U schuil ik.
Wat is dat een ongelooflijk en onwankelbare steun zijn in de dagen dat jij en ik het moeilijk hebben. In situaties waarin wij geen uitweg meer weten en we overspoeld lijken te worden door zorgen. We horen David immers niet voor niets roepen: Bewaar mij o God. En misschien komen die gedachten ook wel eens bij jou naar boven drijven: Bewaar mij o God. Wanneer bij wijze van spreken het water je aan de lippen staat. Wanneer je de boodschap krijgt een ongeneeslijke ziekte onder de leden te hebben. Of wanneer je overmand wordt door zorgen om je kinderen, wanneer de situatie waarin je zit, uitzichtloos lijkt te zijn. Wat is het dan een onvoorstelbare troost en bemoediging voor je wanneer je weet, wanneer je jezelf herinnert: Ja, maar God, bij U schuil ik.
Laat het in jou en mijn hart met gouden letters gebeiteld zijn: U bent mijn Schuilplaats, U bent mijn toevlucht, bij U schuil ik.
Als dat geen zegen is.
KLIK HIERONDER OM TE LUISTEREN
DELEN
[Sassy_Social_Share]