Psalm 115 vers 17 – 18 Over dankbaarheid gesproken
Psalm 115 vers 17 – 18
De doden zullen de HEERE niet prijzen,
evenmin al wie in de stilte neergedaald zijn.
Maar wíj zullen de HEERE loven,
van nu aan tot in eeuwigheid.
Over dankbaarheid gesproken
In de voorafgaande verzen schreef de dichter:
De HEERE heeft aan ons gedacht: Hij zal zegenen, Hij zal het huis van Israël zegenen, Hij zal het huis van Aäron zegenen. Hij zal zegenen wie de HEERE vrezen.
Tsja, daar past maar een antwoord op toch, dat wij de HEERE in ons leven de daarvoor zullen loven en prijzen?! En dat niet voor even, maar onophoudelijk zoals de tekst zegt: Van nu aan tot in de eeuwigheid!
De doden zullen de HEERE niet prijzen. In Psalm 6 vers 6 lezen we:
‘Want in de dood is er geen gedachtenis aan U’
En in Psalm 88 vers 11 – 13 lezen we:
Zou U wonderen doen aan de doden? Of zouden gestorvenen opstaan en U loven? Sela. Zou er van Uw goedertierenheid in het graf verteld worden, van Uw trouw in het verderf?
Maar ik moet ook denken aan een oude leraar van mij die in zijn preek de woorden aanhaalde: ‘Mensen die niet geloven bestaan wel, maar leven niet’. Want God roept de mens tot leven. Pas wanneer we Hem hebben leren kennen, ons vertrouwen op Hem stellen, zijn wij in staat Hem te loven en te prijzen.
Maar er zit nog iets heel anders in de tekst. Daar waar de psalm eerst sprak over de afgoden die dood zijn. Doden hebben net als de afgoden wel een mond, maar kunnen niet spreken, ogen, maar kunnen er niet mee zien. De afgoden zijn dus in meerdere opzichten gelijk aan de doden en aangezien afgodendienaars gaan lijken op wat ze aanbidden, worden zij feitelijk ook ‘doden’.
Maar wij, de levenden, zowel uit Israel als uit de heidenvolkeren worden opgeroepen de HEERE te loven en te prijzen. Met ‘wij’ wordt in eerste instantie Israel, het volk van God bedoeld, maar ook zij die op de HEERE hun vertrouwen gesteld hebben, zij die werkelijk leven. Zij die hun Leven aan God te danken hebben.
In Johannes 11 vers 25 – 26 zegt Jezus dat Hij de opstanding en het Leven is en dat wie in Hem gelooft niet zal sterven. Later, in Johannes 17 vers 3 bidt Jezus dat het eeuwige leven gelijk is aan het kennen van God.
Paulus gaat daarop door in Romeinen 6:
Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is gewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen.
Want als wij met Hem één plant zijn geworden, gelijkgemaakt aan Hem in Zijn dood, dan zullen wij ook aan Hem gelijk zijn in Zijn opstanding.
Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen.
Want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde. Als wij nu met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven.
De boodschap van Psalm 115 gericht aan Israel en aan ons is duidelijk. Mensen worden snel getrokken tot het vereren van afgoden. En afgoden zijn dingen die meer de aandacht krijgen van de Heere God. Of dat nu een stenen of houten beeld is of een kalf of een auto of je voetbalclub.
Dit is het thema ook van het Oude Testament.
Het is goed om zo af en toe eens bij jezelf stil te staan waar je je tijd en energie in steekt. Is het iets wat wij zelf gemaakt hebben en dus feitelijk ‘dood’ is en niets kan, of zijn we bezig met de dingen van de levende God.
Hij komt Zijn beloften na en op Hem kunnen we werkelijk vertrouwen.