Over Yom Kippoer gesproken (2)
Yom Kippoer of Grote Verzoendag (voluit Jom ha-Kippoeriem of Dag van de Vergevingen), wordt als de belangrijkste feestdag beschouwd in het jodendom. Het was de ene dag in het jaar dat de hogepriester het heilige der heiligen in de tempel in Jeruzalem mocht binnengaan om verzoening te doen voor het volk.
Op deze belangrijkste feestdag voor het jodendom komt het verzoeningswerk dat vooruitwijst op de dood van Christus tot verzoening van onze zonden duidelijk naar voren.
Op Yom Kippoer of Grote Verzoendag worden de Joden jaarlijks herinnert aan de noodzaak van verzoening tussen mens en God en tussen mens en medemens. De Bijbel maakt geen duidelijke verbinding tussen de Yom Kippoer en een specifieke historische gebeurtenis, zoals met Pesach wel het geval is.
In Leviticus 16 lezen we over de Grote Verzoendag, de enige dag in het jaar dat een mens en dan alleen de hogepriester, in het ‘heilige der heiligen mag binnengaan om bloed te sprenkelen.
Grote Verzoendag is de meest belangrijke en ernstigste vastendag van het joodse jaar, het is de grote jaarsabbat. Deze dag moet in volstrekte rust en onthouding worden doorgebracht; je mag die dag geen enkele bezigheid verrichten. Absolute rust en volledig vasten. Deze zeer strenge regels beklemtonen het wezenlijke principe dat de mens op geen enkele manier tot zijn verzoening kan bijdragen. Het is slechts op grond van het verzoeningswerk van de Messias dat wij weer toegang hebben tot God.
Het is denk ik goed, voor we verder gaan om Leviticus 16 te lezen:
De Aanwezige sprak tot Mozes na de dood van de twee zonen van Aäron, toen zij voor het aangezicht van de Aanwezige waren genaderd en gestorven waren.
De Aanwezige zei toen tegen Mozes: Spreek tot uw broer Aäron en zeg dat hij niet te allen tijde in het heiligdom binnen het voorhangsel mag komen, vóór het verzoendeksel dat op de ark ligt, opdat hij niet sterft, want Ik verschijn in de wolk op het verzoendeksel.
Alleen hiermee mag Aäron het heiligdom binnengaan: met een jonge stier – het jong van een rund – als zondoffer en een ram als brandoffer.
Hij moet het heilige linnen onderkleed aantrekken en een linnen broek moet over zijn onderlichaam zijn. Hij moet een linnen gordel ombinden en een linnen tulband om wikkelen. Dit is heilige kleding. Hij mag die pas aantrekken, nadat hij zijn lichaam met het water gewassen heeft.
Van de gemeenschap van de Israëlieten moet hij twee geitenbokken nemen als zondoffer en één ram als brandoffer.
Dan moet Aäron de jonge stier aanbieden als zondoffer dat voor hem bestemd is, en voor zichzelf en zijn gezin verzoening doen.
Hij moet ook de beide bokken nemen en die voor het aangezicht van de Aanwezige plaatsen, bij de ingang van de tent van ontmoeting.
Aäron moet namelijk het lot over de twee bokken werpen: één lot voor de Aanwezige en één lot voor de weggaande bok.
Dan moet Aäron de bok waarop het lot voor de Aanwezige gevallen is, aanbieden en hem als zondoffer bereiden.
Maar de bok waarop het lot is gevallen om weggaande bok te zijn, moet levend voor het aangezicht van de Aanwezige geplaatst worden, om daarmee verzoening te doen door hem als weggaande bok de woestijn in te sturen.
Dan moet Aäron de jonge stier als het zondoffer dat voor hemzelf bestemd is, aanbieden, en voor zichzelf en zijn gezin verzoening doen, en de jonge stier als het zondoffer dat voor hemzelf bestemd is, slachten.
Verder moet hij van het altaar voor het aangezicht van de Aanwezige een vuurschaal vol vurige kolen nemen, met beide handen vol fijngestoten geurig reukwerk, en dit binnen het voorhangsel brengen.
Hij moet dan het reukwerk op het vuur leggen voor het aangezicht van de Aanwezige, zodat de wolk van het reukwerk het verzoendeksel, dat boven de getuigenis is, bedekt en hij niet zal sterven.
Hij moet dan een deel van het bloed van de jonge stier nemen, en met zijn vinger op het verzoendeksel sprenkelen, aan de kant naar het oosten toe. En vóór het verzoendeksel moet hij zeven keer met zijn vinger van dat bloed sprenkelen.
Daarna moet hij de bok slachten die als zondoffer voor het volk bestemd is, en zijn bloed binnen het voorhangsel brengen. Hij moet met zijn bloed doen zoals hij met het bloed van de jonge stier gedaan heeft, en dat op het verzoendeksel en vóór het verzoendeksel sprenkelen.
Zo moet hij over het heiligdom verzoening doen vanwege de onreinheden van de Israëlieten en vanwege hun overtredingen, overeenkomstig al hun zonden. Zo moet hij ook doen met de tent van ontmoeting, die bij hen staat, te midden van hun onreinheden.
Geen enkel mens mag in de tent van ontmoeting zijn, als hij er binnengaat om in het heiligdom verzoening te doen, totdat hij naar buiten komt. Zo moet hij verzoening doen voor zichzelf, voor zijn gezin en voor heel de gemeente van Israël.
Daarna moet hij naar buiten gaan, naar het altaar, dat voor het aangezicht van de Aanwezige is, en er verzoening over doen. Hij moet dan een deel van het bloed van de jonge stier en een deel van het bloed van de bok nemen en het rondom op de hoorns van het altaar strijken.
Dan moet hij met zijn vinger zeven keer een deel van het bloed daarop sprenkelen. Zo reinigt en heiligt hij het van de onreinheden van de Israëlieten.
Wanneer hij de verzoening over het heiligdom, de tent van ontmoeting en het altaar voltooid heeft, dan moet hij de levende bok naderbij laten komen.
Aäron moet zijn beide handen op de kop van de levende bok leggen en al de ongerechtigheden van de Israëlieten belijden, al hun overtredingen, overeenkomstig al hun zonden. Hij moet die op de kop van de bok leggen en hem door de hand van een man, die daarvoor gereedstaat, de woestijn in sturen.
Zo draagt de bok al hun ongerechtigheden op zich weg naar een onbewoond gebied. Hij moet dan de bok de woestijn in sturen.
Daarna moet Aäron in de tent van ontmoeting komen en de linnen kleren uittrekken die hij aangedaan had toen hij het heiligdom binnenging. Daar moet hij ze laten.
Hij moet zijn lichaam in de heilige plaats met het water wassen en zijn kleren aantrekken. Dan moet hij naar buiten gaan, zijn brandoffer bereiden mét het brandoffer van het volk, en voor zichzelf en het volk verzoening doen.
Ook moet hij het vet van het zondoffer op het altaar in rook laten opgaan.
Hij die de weggaande bok heeft weggestuurd, moet zijn kleren wassen en zijn lichaam met water wassen. Dan mag hij in het kamp komen.
De jonge stier voor het zondoffer en de bok voor het zondoffer, waarvan het bloed in het heiligdom is binnengebracht om verzoening te doen, moet men tot buiten het kamp brengen. Hun huiden, hun vlees en hun mest moeten zij met vuur verbranden.
Hij die ze verbrandt, moet zijn kleren wassen en zijn lichaam met het water wassen. Dan mag hij in het kamp komen.
Dit is voor u tot een eeuwige verordening: u moet in de zevende maand, op de tiende dag van de maand, uzelf verootmoedigen en geen enkel werk doen, de ingezetene niet, en de vreemdeling die in uw midden verblijft, evenmin.
Want op deze dag wordt voor u verzoening gedaan om u te reinigen. Van al uw zonden wordt u voor het aangezicht van de Aanwezige gereinigd.
Het is voor u sabbat, een dag van volledige rust, opdat u uzelf verootmoedigt. Dit is een eeuwige verordening.
En de priester die men gezalfd en gewijd heeft om in de plaats van zijn vader als priester te dienen, moet de verzoening doen, als hij de linnen kleren, de heilige kleren, heeft aangetrokken.
Zo moet hij het heilige heiligdom verzoenen. De tent van ontmoeting en het altaar moet hij verzoenen en hij moet voor de priesters en voor heel het volk van de gemeente verzoening doen,
Dit is voor u tot een eeuwige verordening om voor de Israëlieten eenmaal per jaar verzoening te doen voor al hun zonden. En men deed zoals de Aanwezige Mozes geboden had.
We zullen de betekenis van Yom Kippoer hierna doornemen en dit vergelijken met het werk van Yehoshua, de Messias:
In Leviticus 16 vers 5 lezen we:
Van de Israëlieten moet hij twee bokken voor een reinigingsoffer in ontvangst nemen en een ram voor een brandoffer.
Deze tekst duidt duidelijk op de Middelaar, tussen de mens en de Vader. God gaf het priesterschap aan Israël en verlangde van Israël dat zij een natie zouden zijn van middelaars tussen Hem en de rest van de wereld. Ze moesten Hem dan wel gehoorzamen. (Exodus 19:5-6a). Alleen Yehoshua, als vertegenwoordiger van het volk Israel is in staat om Gods Woord volledig te gehoorzamen. Hij is dus de langverwachte Middelaar zoals we lezen in 1 Johannes 2:1b:
Mijn kinderen, ik schrijf u deze dingen, opdat u niet zondigt. En als iemand gezondigd heeft: wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige.
Een tweede vergelijking vinden we in het volgende:
De hogepriester moet zijn lichaam met water wassen voordat hij met de ceremonie aanvangt; hij moet zich onderdompelen in een ritueel bad.
Yehoshua is de hogepriester. Hebreeën 3 zegt:
Daarom, heilige broeders, deelgenoten aan de hemelse roeping, let op de Apostel en Hogepriester van onze belijdenis: Christus Jezus.
Yehoshua begon zijn bediening door zich te laten dopen door Johannes de Doper.
Een derde vergelijking vinden we in het volgende:
De priester legde zijn gebruikelijke sierlijke priesterlijke gewaden af voor eenvoudige witte linnen klederen (Leviticus 16:4)
Over Yehoshua lezen we:
Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens
in Filippenzen 2 vers 7
Een vierde vergelijking
We lezen in Leviticus:
Hij moet het heilige linnen onderkleed aantrekken en een linnen broek moet over zijn onderlichaam zijn. Hij moet een linnen gordel ombinden en een linnen tulband om wikkelen. Dit is heilige kleding. Hij mag die pas aantrekken, nadat hij zijn lichaam met het water gewassen heeft.
Yehoshua was absoluut zuiver en zonder zonde. We lezen in Hebreen 4:
Nu wij dan een grote Hogepriester hebben, Die de hemelen is doorgegaan, namelijk Jezus, de Zoon van God, laten wij aan deze belijdenis vasthouden.Want wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde.
Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.
Een vijfde vergelijking
De hogepriester maakte een speciaal offer voor zijn eigen zonden, om gezien te worden door God als een zondeloos bemiddelaar. We lezen daarvan in Leviticus 16 vers 11:
Dan moet Aäron de jonge stier als het zondoffer dat voor hemzelf bestemd is, aanbieden, en voor zichzelf en zijn gezin verzoening doen, en de jonge stier als het zondoffer dat voor hemzelf bestemd is, slachten.
Yehoshua hoefde niet net als Aäron af te rekenen met zijn eigen zonden. Jezus was zonder zonde en daarom bij uitstek geschikt om bij God voor de zondige mens te bemiddelen.
We lezen in Hebreeën 7 vers 26 tot en met 28:
Want zo’n Hogepriester hadden wij nodig: heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en boven de hemelen verheven.
Hij heeft het niet nodig, zoals de hogepriesters, elke dag eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers te brengen en pas daarna voor die van het volk. Want dat heeft Hij eens en voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf offerde.
Want de wet stelt mensen, die met zwakheid behept zijn, aan als hogepriester. Maar het woord van de eed die na de wet gezworen is, stelt de Zoon aan, Die tot in eeuwigheid volmaakt is.
Een zesde vergelijking
De hogepriester slacht een dier om voor zichzelf en zijn familie verzoening te bewerken.
We lezen in Leviticus:
Dan moet Aäron de jonge stier aanbieden als zondoffer dat voor hem bestemd is, en voor zichzelf en zijn gezin verzoening doen.
In onder andere Jeremia 31 lezen we overf het gezin van Yehoshua:
Onder geween zullen zij komen, onder smeekbeden zal Ik hen leiden. Ik zal hen doen gaan naar waterbeken, op een rechte weg, waarop zij niet zullen struikelen, want Ik ben Israël tot een Vader,en Efraïm Mijn eerstgeborene is hij.
En in Mattheus horen we Yehoshua zeggen:
Want wie de wil van Mijn Vader doet, Die in de hemelen is, die is Mijn broeder en zuster en moeder.
Een zevende vergelijking
Er is in Leviticus sprake van een zondoffer en een brandoffer.
Een zondoffer brengt verzoening tot stand. Twee bokken maken deel uit van het zondoffer. De eerste bok staat voor ‘genoegdoening’ en de tweede voor ‘plaatsvervanging’. Genoegdoening is dat wat voor God nodig is in het verzoeningswerk: het herstellen van Gods eer. Plaatsvervanging is dat wat in het verzoeningswerk voor het volk nodig is. In 1 Petrus 2 vers 24 lezen we:
Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij, voor de zonden dood, voor de gerechtigheid zouden leven. Door Zijn striemen bent u genezen.
De tweede bok is profetisch ook van toepassing op de komende ‘Grote Verzoendag’ met betrekking tot het overblijfsel van Israel. Het brandoffer is een dankbetuiging, een teken van liefde voor en volkomen toewijding aan God. Overigens was Jezus ook het perfecte brandoffer: Hij offerde zijn leven. In Hebreeën 10 vers 5 tot 10 lezen we:
Daarom zegt Hij bij Zijn komst in de wereld: Slachtoffer en graanoffer hebt U niet gewild, maar U hebt voor Mij een lichaam gereedgemaakt.
Brandoffers en offers voor de zonde hebben U niet behaagd.
Toen zei Ik: Zie, Ik kom – in de boekrol is over Mij geschreven – om Uw wil te doen, o God.
Daarvoor had Hij gezegd: Slachtoffer en graanoffer en brandoffers en offers voor de zonde hebt U niet gewild en zij hebben U niet behaagd, hoewel zij overeenkomstig de wet worden gebracht.
Daarna sprak Hij: Zie, Ik kom om Uw wil te doen, o God. Hij neemt het eerste weg om het tweede daarvoor in de plaats te zetten.
Op grond van die wil zijn wij geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, eens en voor altijd gebracht.
De achtste vergelijking
De weg naar de heilige ruimte achter het voorhangsel was indertijd slechts eenmaal per jaar voor een mens toegankelijk en dan slechts alleen voor de hogepriester
Dit is voor u tot een eeuwige verordening: u moet in de zevende maand, op de tiende dag van de maand, uzelf verootmoedigen en geen enkel werk doen, de ingezetene niet, en de vreemdeling die in uw midden verblijft, evenmin.
Want op deze dag wordt voor u verzoening gedaan om u te reinigen. Van al uw zonden wordt u voor het aangezicht van de HEERE gereinigd.
Het is voor u sabbat, een dag van volledige rust, opdat u uzelf verootmoedigt. Dit is een eeuwige verordening.
Nu is de weg tot het hemels heiligdom altijd open. We lezen in Hebreeën 10 vers 19 tot en met 23:
Omdat wij nu, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus,
langs een nieuwe en levende weg, die Hij voor ons heeft ingewijd door het voorhangsel, dat is door Zijn vlees,
en omdat wij een grote Priester hebben over het huis van God,
laten wij tot Hem naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, nu ons hart gereinigd is van een slecht geweten en ons lichaam gewassen is met rein water.
Laten wij de belijdenis van de hoop onwrikbaar vasthouden, want Hij Die het beloofd heeft, is getrouw.
De negende vergelijking
De hogepriester moest elk jaar een nieuw offer brengen, omdat zij geen definitieve en daadwerkelijke verzoening konden bewerkstelligen. Het wijst daarmee vooruit naar het offer van de Messias
Het offer van Yehoshua is een eenmalig offer die eeuwige verlossing tot stand heeft gebracht. In Hebreeën 9 vanaf vers 23 lezen we:
Het was dus noodzakelijk dat de afbeeldingen van de dingen die in de hemelen zijn, hierdoor gereinigd werden, maar de hemelse dingen zelf door betere offers dan deze.
Want Christus is niet binnengegaan in het heiligdom dat met handen gemaakt is en dat een tegenbeeld is van het ware, maar in de hemel zelf, om nu voor het aangezicht van God te verschijnen voor ons,
en dat niet om Zichzelf dikwijls te offeren, zoals de hogepriester elk jaar in het heiligdom binnengaat met bloed dat niet van hemzelf is – Letterlijk: vreemd bloed.
Want dan had Hij vanaf de grondlegging van de wereld dikwijls moeten lijden. Maar nu is Hij bij de voleinding van de eeuwen eenmaal geopenbaard om de zonde teniet te doen door het offer van Zichzelf.
En zoals het voor de mensen beschikt is dat zij eenmaal moeten sterven en dat daarna het oordeel volgt,
zo zal ook Christus, Die eenmaal geofferd is om de zonden van velen weg te dragen, voor de tweede keer zonder zonde gezien worden door hen die Hem verwachten tot zaligheid.
Als dat geen zegen is.
We gaan luisteren naar een bijzonder lied:
Kol Nidrei (Alle Geloften)
Op de avond van Yom Kippur vindt de Kol Nidrei-dienst plaats. In het Kol Nidrei-gebed wordt spijt betuigd over de verkeerde daden die het voorgaande jaar ten opzichte van de Schepper zijn begaan.
Naar het Nederlands vertaald luiden de woorden zo:
Wij hebben spijt van alle afspraken, overeenkomsten, geloften en
vervloekingen, die wij hebben uitgesproken.
Mogen zij van deze Yom Kippoer tot de volgende Yom Kippoer beschouwd
worden als afgeschaft, vergeten, vernietigd en ontbonden.
Mogen de afspraken niet meer als afspraken gelden, de overeenkomsten niet als overeenkomsten en de gezworen eden niet als eden.
KLIK HIERONDER OM TE LUISTEREN