Over wilde ezels gesproken
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
Gods glorie in de schepping
1 Loof de HEERE, mijn ziel.
HEERE, mijn God, U bent zeer groot,
U bent met majesteit en glorie bekleed.
2 Hij hult Zich in het licht als in een mantel,
Hij spant de hemel uit als een tentkleed.
3 Hij maakt de zoldering van Zijn hemelzalen op de wateren,
maakt van de wolken Zijn wagen,
wandelt op de vleugels van de wind.
4 Hij maakt Zijn engelen tot hulpvaardige geesten,
Zijn dienaren tot vlammend vuur.
5 Hij heeft de aarde gegrondvest op zijn fundamenten,
die zal voor eeuwig en altijd niet wankelen.
6 U had hem met de watervloed als met een gewaad bedekt,
het water stond tot boven de bergen.
7 Door Uw bestraffing vluchtten ze,
ze haastten zich weg voor het geluid van Uw donder.
8 De bergen rezen op, de dalen daalden neer
op de plaats die U ervoor bestemd had.
9 U hebt een grens gesteld, die ze niet zullen overgaan,
ze zullen de aarde nooit meer bedekken.
10 Hij wijst de bronnen hun loop naar de dalen,
[zodat] ze tussen de bergen door stromen.
11 Ze geven alle dieren van het veld te drinken,
de wilde ezels lessen er hun dorst.
12 Daarbij wonen de vogels in de lucht,
[hun] stem klinkt tussen de takken.
13 Hij bevochtigt de bergen vanuit Zijn hemelzalen,
de aarde wordt verzadigd door de vrucht van Uw werken.
14 Hij doet het gras groeien voor de dieren,
het gewas ten dienste van de mens.
Hij brengt voedsel uit de aarde voort:
15 wijn, die het hart van de sterveling verblijdt,
olie, die [zijn] gezicht doet glanzen,
en brood, dat het hart van de sterveling versterkt.
16 De bomen van de HEERE worden verzadigd,
de ceders van de Libanon, die Hij geplant heeft.
17 Daar nestelen de vogeltjes,
de cipressen zijn het huis voor de ooievaar.
18 De hoge bergen zijn voor de steenbokken,
de rotsen zijn een toevluchtsoord voor de klipdassen.
Over wilde ezels gesproken
Gisteren overdachten we vers 10 waar we lezen:
10 Hij wijst de bronnen hun loop naar de dalen,
[zodat] ze tussen de bergen door stromen.
Door dit bewateringssysteem dat God heeft gemaakt, hebben “alle dieren van het veld te drinken” (vers 11). Ze geven alle dieren van het veld te drinken, de wilde ezels lessen er hun dorst.
Zo houdt Hij hen in leven. Ook “de wilde ezels lessen er hun dorst”. Wilde ezels leven in de droge woestijn en hebben het water hard nodig. De meest ontembare dieren, die ver van de mens verwijderd leven en volledig onafhankelijk zijn van Zijn hulp, zijn voor God een voorwerp van zorg. En ik wil u even vragen deze gedahte vast te houden.
De eerste keer dat er in de Bijbel gesproken wordt oer de wilde ezel vinden we in Genesis 16 bij de geschiedenis met Hagar en Ismael. Laten we de geschiedenis eens lezen:
1 Maar Sarai, de vrouw van Abram, had hem geen kinderen geschonken. Nu had zij een Egyptische slavin, van wie de naam Hagar was.
2 Daarom zei Sarai tegen Abram: Zie toch, de HEERE heeft mijn baarmoeder gesloten, zodat ik geen kinderen kan krijgen. Kom toch bij mijn slavin; misschien zal ik uit haar nageslacht krijgen. Letterlijk: gebouwd worden. En Abram luisterde naar de stem van Sarai.
3 Toen nam Sarai, de vrouw van Abram, Hagar, de Egyptische, haar slavin, nadat Abram tien jaar in het land Kanaän gewoond had, en gaf haar aan Abram, haar man, als vrouw voor hem.
4 Hij kwam bij Hagar en zij werd zwanger. Toen zij nu zag dat zij zwanger geworden was, was haar meesteres in haar ogen verachtelijk.
5 Toen zei Sarai tegen Abram: De verantwoordelijkheid voor het onrecht dat mij wordt aangedaan, ligt bij jou. Ik heb jou zelf mijn slavin in je schoot gegeven, maar nu zij ziet dat zij zwanger is geworden, ben ik in haar ogen verachtelijk. Laat de HEERE oordelen tussen mij en jou.
6 En Abram zei tegen Sarai: Zie, jouw slavin is in jouw macht. Doe met haar wat goed is in jouw ogen. Toen vernederde Sarai haar, zodat zij bij haar wegvluchtte.
7 De Engel van de HEERE vond haar bij een waterbron in de woestijn, bij de bron aan de weg naar Sur.
8 En Hij zei: Hagar, slavin van Sarai! Waar komt u vandaan en waar gaat u heen? Zij zei: Ik ben op de vlucht voor mijn meesteres Sarai.
9 Toen zei de Engel van de HEERE tegen haar: Keer terug naar uw meesteres, en onderwerp u aan haar gezag. Letterlijk: verneder u onder haar handen.
10 Verder zei de Engel van de HEERE tegen haar: Ik zal uw nageslacht zeer talrijk maken, zodat het vanwege de menigte niet geteld kan worden.
11 Ook zei de Engel van de HEERE tegen haar:
Zie, u bent zwanger;
u zult een zoon baren
en u moet hem de naam Ismaël. Ismaël betekent: God hoort. geven,
omdat de HEERE uw verdrukking gehoord heeft.
12 En hij zal zijn
een wilde ezel van een mens;
zijn hand zal tegen allen zijn,
en de hand van allen tegen hem;
en hij zal wonen tegenover al zijn broeders.
Mogen we eens een paar zaken die we vanmorgen met elkaar gelezen hebben naast elkaar leggen?
Ismael, zijn naam betekend ‘God hoort’.
God hoort het gebed van Hagar in de woestijn bij een waterbron
God vergelijkt Ismael met een wilde ezel van een mens.
God zorgt voor de wilde ezels, zij lessen in de woenstijn hun dorst.
De vraag komt dan op of God ook in de tijd waarin wij leven, is Ismaelieten, de Islamieten hun dorst lest? Of verhoorde God alleen duizenden jaren geleden het gebed van Hager? En nu niet meer? Des temeer ik er over nadenk kom ik tot de slotsom dat God ook in de tijd waarin wij leven en in de toekomst het gebed van Ismael zal verhoren. Immers, hij heeft hem die naam gegeven: God hoort en zal de dorst van alle Ismaelieten, alle Islamieten verhoren. Hij zal ze voorzien van het Levende water. We zien daar nu al de beginselen van. Er komen in de dagen waarin wij leven duidenden en duizenden mensen van de Islam tot het geloof in de Messias. Er blijkt sprake van een enorme honger en dorst te zijn naar het Levende Woord. In Iran, Irak en heel veel andere Islamitische staten komen mensen tot het geloof.
Veel Arabische moslims zien zichzelf als nazaten van Ismaël. Het leven zoals dat in de Messias te vinden is, mag en moet ook Ismaël bekend worden gemaakt. We mogen geloven dat het gebed van Abraham uit Genesis 17 vers 18 verhoord zal worden: “Och, dat Ismaël mocht leven voor Uw aangezicht!”.
Voor de Arabische wereld zijn er nog Bijbelse beloften. Zo staat in Jesaja 19: 24 en 25:
Op die dag zal Israël een derde zijn naast Egypte en Assyrië (dit is Irak), een zegen in het midden van de aarde. Want de HEERE van de legermachten zal hen zegenen met de woorden: Gezegend zij Mijn volk Egypte, het werk van Mijn handen Assyrië, en Mijn eigendom Israël!
Op die dag zal Israël de derde zijn; beter vertaald: een derde. Niet derde in rang, maar het laat zien dat ze een vooraanstaande plaats zullen behouden, maar de gemeenschappelijke tussenpersoon zullen zijn, de andere twee samenbrengend.
Een zegen in het midden van het land vervolgt de tekst dan, maar beter vertaald lezen we, in het midden van de aarde.
Het geloof dat er 1 God is, gesteund door Gods volk in Palestina, Egypte en Mesopotamië, zal een zegen zijn, niet alleen voor die drie landen, maar voor de wereld in het algemeen. Dat geldt ook, en nog meer, voor het christendom. Voor u en voor mij.
Als dat geen zegen is.
In dit verband wil ik graag nog Psalm 87 met u lezen:
1 Een psalm, een lied van de zonen van Korach.
Zijn fundament rust op de heilige bergen.
2 De HEERE heeft de poorten van Sion lief
boven alle woningen van Jakob.
3 Zeer heerlijke dingen worden over u gesproken,
stad van God! Sela
4 Ik noem Rahab en Babel onder wie Mij kennen;
zie, de Filistijn en de Tyriër, met de Cusjiet:
die zijn daar geboren.
5 Van Sion wordt gezegd:
Man voor man is erin geboren.
De Allerhoogste Zelf doet haar standhouden.
6 De HEERE telt hen erbij,
wanneer Hij de volken opschrijft,
en zegt: Deze is daar geboren. Sela
7 De zangers evenals zij die in reien dansen, zingen:
Al mijn bronnen zijn in u!
En zo komen we dan weer uit bij Psalm 104:
10 Hij wijst de bronnen hun loop naar de dalen,
[zodat] ze tussen de bergen door stromen.
11 Ze geven alle dieren van het veld te drinken,
de wilde ezels lessen er hun dorst.
DELEN
[Sassy_Social_Share]