Over schapen gesproken
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
De HEERE is goed
Juich voor de HEERE, heel de aarde;
dien de HEERE met blijdschap,
kom voor Zijn aangezicht met vrolijk gezang.
Weet dat de HEERE G-d is;
Híj heeft ons gemaakt – en niet wij – Of: wij zijn van Hem.
Zijn volk en de schapen van Zijn weide.
Ga Zijn poorten binnen met een lofoffer,
Zijn voorhoven met een lofzang;
loof Hem, prijs Zijn Naam.
Want de HEERE is goed,
Zijn goedertierenheid is voor eeuwig,
Zijn trouw van generatie op generatie.
Over schapen gesproken
Hoe veilig is het beeld dat ons werd geschilderd tijdens de zondagsschoollessen om een schaapje te mogen zijn van de Heere Jezus, onze goede Herder. We zongen (en zingen) ‘Jezus is de goede Herder… brengt mij veilig naar de stal!´ Is dit beeld echter wel in overeenstemming met G-ds Woord?
Zijn wij inderdaad een ´schaapskudde´ die geleid wordt door de Herder? U vermoedt misschien het antwoord al. Het beeld wordt namelijk gebruikt voor de verhouding tussen G-d en Zijn volk Israël.
Je zou bij Psalm 100 de vraag kunnen stellen: Wat kunnen we leren over G-d die Zich in de Messias heeft bekendgemaakt? Het antwoord vinden we in vers 3, gekoppeld aan vers 5. Als G-d is Hij goed, als Schepper is Hij genadig en als Herder is Hij trouw. De eigenschappen: goed, genadig en trouw horen ook bij de Messias.
Psalm 100 de laatste van de groep 95-100 in het vierde psalmenboek. Alle psalmen samen vormen vijf boeken die corresponderen met de eerste vijf boeken van de Bijbel, Genesis tot Deuteronomium. Het vierde psalmenboek correspondeert met het boek Numeri, dat in de oorspronkelijke tekst het boek is van de wildernis, de woestijn.
In Numeri is Israël op weg naar het beloofde land, zoals in de toekomst het bekeerde Israël het land mag gaan bewonen en de Heere aanbidden in de tempel. De gelovigen worden aangespoord daar naar uit te kijken.
Dit volk zal één kudde vormen; het volk van Zijn weide, de schapen van Zijn hand (Ps. 95:7). De ene Herder, de Messias, de Zoon van David zal bij Zijn komstgl hen weiden. Hij zal hun Herder zijn en ook hun Koning. Zoals David eens een herder was en koning werd, zo zal de Messias hun Herder/Koning zijn.
Ezechiël 34 wordt dan vervuld. Vers 30 en 31 kunnen we verbinden met Psalm 100: “Dan zullen ze weten dat Ik, de HEERE, hun G-d, met ze ben, en dat ze Mijn volk zijn, het huis van Israël, spreekt de Heere HEERE. En u, Mijn schapen, schapen van Mijn weide, u bent mens, maar Ik ben uw G-d, spreekt de Heere HEERE”.
De Messias zal Herder/Koning zijn over heel het volk, twaalf stammen. Deze twaalf stammen had de Heere Jezus / Jeshua op het oog, toen Hij zei: “Ik heb nog andere schapen, die niet van deze schaapskooi zijn; ook die moet Ik binnenbrengen, en zij zullen Mijn stem horen en het zal worden één kudde en één Herder” (Joh. 10:16).
Het woord dat de Heere Jezus hier voor ‘andere’ gebruikt, betekent ‘andere van dezelfde soort’. De andere schapen zijn dan: ‘niet van deze stal’ (de twee stammen) maar wel van dezelfde soort (G-ds volk), dus: de tien stammen. De Heere openbaart Zich als de goede Herder (i.t.t. tot de verkeerde herders van Ezechiël 34:1-10) aan de twee stammen, Juda en Benjamin, het Israël dat uit de Babylonische ballingschap was teruggekeerd. De tien stammen die over de aarde zijn verstrooid door de Assyrische ballingschap zijn nog niet teruggekeerd naar het land.
De Aanwezige zal de gelovigen uit de twee en de tien stammen samenbrengen en maken tot één kudde, één volk. Zoals Ezechiël 37 profeteert over de toekomstige hereniging van Israël en Juda met het beeld van twee stukken hout, die aan elkaar moeten worden gevoegd tot één geheel (vs. 15-23). Laten we maar eens de slotwoorden uit Ezechiël 37:23-28 Lezen. Deze profetie sluit nauw aan bij Psalm 100.
Dan zullen zij zich niet meer verontreinigen met hun stinkG-den en met hun afschuwelijke afG-den en met al hun overtredingen. Ik zal hen verlossen in al hun woongebieden, waar zij gezondigd hebben, en Ik zal hen reinigen. Dan zullen zij een volk voor Mij zijn en Ík zal een G-d voor hen zijn.
Mijn Knecht David zal Koning over hen zijn. Voor hen allen zal er één Herder zijn. Zij zullen in Mijn bepalingen wandelen en Mijn verordeningen in acht nemen en die houden.
Zij zullen wonen in het land dat Ik aan Mijn knecht, aan Jakob, gegeven heb, waarin uw vaderen gewoond hebben. Zij zullen daarin wonen, zij met hun kinderen en hun kleinkinderen, tot in eeuwigheid, en Mijn Knecht David zal tot in eeuwigheid hun Vorst zijn.
Ik zal met hen een verbond van vrede sluiten. Het zal een eeuwig verbond met hen zijn, Ik zal hun een plaats geven en hen talrijk maken, en Ik zal Mijn heiligdom in hun midden zetten tot in eeuwigheid.
Mijn tabernakel zal bij hen zijn, Ik zal een G-d voor hen zijn en zíj zullen een volk voor Mij zijn.
Dan zullen de heidenvolken weten dat Ik de HEERE ben, Die Israël heiligt, wanneer Mijn heiligdom voor eeuwig in hun midden zal zijn.
Geen misschientje dus, van het zou kunnen of niet maar: Ik zal, en zij zullen.
Als dat geen zegen is.
DELEN:
[Sassy_Social_Share]