Over de Dienaar gesproken (2)
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
Psalm 104
Hij heeft de maan gemaakt voor de vaste tijden,
de zon weet wanneer hij ondergaat.
Over de Dienaar gesproken (2)
In de voorgaande aflevering heb ik even kort aangestipt dat het woord Shemesh (zon) van het woord Shamash dezelfde lettersamenstelling heeft en dat Shamas Hebreeuws is voor Dienaar. Zo gezien houdt de zon dus verband met de dienaar. Verder hebben we gezien dat in de Bijbel worden allerlei mensen ‘knecht’, ‘dienaar’ of ‘dienstknecht’ genoemd, vaak aangeduidt met èvèd Jahweh, knecht/dienaar van Jahweh. Mozes, Jozua en David zagen we als schaduwbeelden van Jeshua, Jezus, mede aan de hand van de brief aan de Hebreeen.
Vandaag willen we weer verder nadenken over de dianaar. Eerst iets over de eigenschappen van een dienaar of knecht.
In het Nieuwe of Tweede Testament komen de woorden ‘slaaf’, ‘dienstknecht’, ‘mededienstknecht’ en ‘dienen’ ook regelmatig voor. Als je de teksten met deze woorden leest, kom je allerlei kenmerken en eigenschappen van een dienstknecht tegen. Daarbij kun je denken aan het volgende:
– een knecht staat niet boven zijn heer, maar is hem gehoorzaam (Matt. 10:24 en Efe.6:5);
– hij kan slechts één heer dienen (Matt. 6:24);
– hij doet wat hij moet doen, wat hem opgedragen wordt (Luk. 17:10);
– hij wil niet aanbeden worden (Openb. 19:10 en 22:9);
– “… de slaaf blijft niet eeuwig in het huis; de zoon blijft er eeuwig” (Joh. 8:35);
– hij heeft niets te zeggen en is te vergelijken met een onmondig kind (Gal. 4:1 en 7) en
– “Een dienstknecht van de Heere moet geen ruzie maken, maar vriendelijk zijn voor allen, bekwaam om te onderwijzen, en iemand die de kwaden kan verdragen. Hij moet met zachtmoedigheid hen onderwijzen die zich verzetten” (2 Tim. 24 en 25a).
Hét woord voor ‘slaaf’ of ‘dienstknecht’ in het Tweede Testament is het Griekse doulos. Dit woord komt 126 maal voor, maar wordt maar één keer voor de Heere Jezus Christus gebruikt.
Dat is in Filippenzen 2:5-8: “Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was, Die, hoewel Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn, maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden. En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood.”
En uitgerekend de enige tekst in het Nieuwe Testament waar Christus doulous – slaaf – genoemd wordt, legt het directe verband met Zijn sterven. En in de voorgaande uitzending concludeerden we ook als dat de dienaren uit het eerste testament met de uitdrukking èvèd Jahweh eveneens voor het eerst genoemd worden in relatie tot hun dood. Zou er sprake zijn van ‘toeval’? Nee toch? Zeker niet in het Woord van God!
Het zijn grote tegenstellingen die in Filippenzen 2:5-8 beschreven worden. Zijn “gestalte van God” staat hier tegenover Zijn “gestalte van een slaaf”. Ofwel: heerlijkheid tegenover vernedering. In dit gedeelte zegt de uitdrukking “gestalte van God” iets over Christus’ verhouding tot de Godheid. Daar worden in het Nieuwe Testament meerdere woorden voor gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan:
– het beeld van de onzichtbare God (Kol. 1:15);
– de afstraling van Zijn heerlijkheid (Hebr. 1:3);
– de (exacte) afdruk van Zijn wezen (Hebr. 1:3) en
– het Woord van God (Joh. 1:1-4 en 14).
En vanuit Filippenzen 2 kunnen we daar dus “gestalte van God” aan toevoegen en elk woord – beeld, afstraling, afdruk, Woord en gestalte – zegt iets specifieks over hoe God Zich in de Messias openbaar maakt. In Hem woont immers de hele volheid van de Godheid lichamelijk (Kol. 2:9). Al de eigenschappen van God, Zijn heerlijkheid, Zijn wezen, worden in de Zoon getoond.
Het hier gebruikte woord “gestalte” (Grieks: morfé) betekent: de uiterlijke vorm van innerlijke eigenschappen. Je zou kunnen zeggen: ‘Aan de gestalte zie je hoe iemand is’. Is er sprake van de gestalte van God waarin Christus Zich bevond (en bevindt), dan ‘zien’ we in Hem Wie en hoe God is. En toen Hij de gestalte van een slaaf had aangenomen, kon je in die gestalte de eigenschappen van de ware dienstknecht ontdekken.
Het is trouwens opvallend en indrukwekkend tegelijk hoe in de oud-testamentische profetie de – uitstraling van het Licht van de wereld in brede contouren wordt gezien. Jesaja zegt: ‘Het is te gering, dat Gij Mij een knecht zoudt zijn, om op te richten de stammen van Jacob, en om weder te brengen de bewaarden in Israël. Ik heb u ook gegeven tot een Licht der heidenen, om Mijn heil te zijn tot aan de einden der aarde’.
Het heil zal door Israël heenbreken, naar de volkeren toe, tot aan deeinden van de aarde. Duisternis bedekt de aarde en donkerheid de volkeren. Als we in onze dagen zien wat er allemaal in deze wereld plaatsvindt… Verschrikkelijk, maar… De heidenen zullen tot ‘uw licht’ gaan. Maar ook wordt gezegd dat koningen komen tot de glans, die zal opgegaan. Het licht van de Zon der gerechtigheid, de Dienstknecht met een hoofdletter, heeft ook te maken met de volkeren, met de koningen. De Zon der gerechtigheid zendt stralen uit, die verder reiken dan het persoonlijke. Het gaat ook om de volkeren en de koningen daarvan. Er komt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waarop gerechtigheid woont.
Als dat geen zegen is.
DELEN
[Sassy_Social_Share]
Over de Dienaar gesproken (2)