Leerhuis Parashat Acharei Mot met Robert Berns
parashat Acharee Mot. Leviticus 16:1-18:30, Ezechiël 22:1 – 19, Hebreeën 9:13–10:4.
Het hoofdthema is de dienst van de verzoening door de hogepriester op Jom Hakippoerim. Verzoening is noodzakelijk voor alle zonden in het bijzonder als er sprake is van bloedschuld. Bloedschuld wordt alleen vergeven als het met het eigen bloed of met plaatsvervangend bloed bedekt ( Hebr. kaphar) wordt. Je bent schuldig aan het vergieten van bloed als je iemand buiten oorlogstijd vanwege haat doodt. Maar ook wanneer je vader of moeder minacht. Als je iemand lastert, door ontucht met verwante familieleden. Door geweld of roof. Wanneer je de sabbat of het heiligdom ontheiligt. In feite bij het overtreden van één van de tien geboden is er direct of indirect sprake van bloedschuld. Om al die redenen is er verzoening nodig opdat je de zonde niet met je mee blijft dragen en het je niet blijvend wordt toegerekend zodat je uit het midden van het volk wordt weggedaan. Het bloed van de offerdieren dat bij het altaar werd uitgestort verzoende de bewuste ongerechtigheden. Met Jom Hakippoeriem werden de onbewuste zonden door de dienst van de hogepriester verzoend. Bovendien werd bij de dood van de hogepriester alle bloedschulden ook van alle doodslagers die naar de vrijsteden waren gevlucht, verzoend. Daarop konden degenen die iemand niet moedwillig, bij een ongeval, gedood hadden terugkeren naar hun huis en familie. Met de dood van onze Hogepriester Jesjoea zijn alle beleden ongerechtigheden vergeven en verzoend, ook de onbewuste zonden. Bovendien bedekt Zijn bloed al het vergoten bloed, plaatsvervangend. Zijn bloed spreekt krachtiger dan dat van Abel.
Robert Berns, 4-5-2024