#717 Over verwachting gesproken -1-
Klik hieronder om naar de uitzending te luisteren:
#0717 Psalm 130 -9- 2022-10-24
Maandag 24 oktober 2022
Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE;
2 Heere, hoor naar mijn stem.
Laat Uw oren opmerkzaam zijn
op mijn luide smeekbeden.
3 Als U, HEERE, op de ongerechtigheden let,
Heere, wie zal staande blijven?
4 Maar bij U is vergeving,
opdat U gevreesd wordt.
5 Ik verwacht de HEERE, mijn ziel verwacht Hem
en ik hoop op Zijn woord.
6 Mijn ziel wacht op de Heere,
meer dan wachters op de morgen,
wachters op de morgen.
7 Laat Israël hopen op de HEERE,
want bij de HEERE is goedertierenheid
en bij Hem is veel verlossing.
8 Ja, Hij zal Israël verlossen
van al zijn ongerechtigheden.
#717 Over verwachting gesproken -1-
Ik verwacht de HEERE, mijn ziel verwacht Hem en ik hoop op Zijn Woord. Mijn ziel wacht op de HEERE, meer dan de wachters op de morgen, wachters op de morgen.
Hoort u het enorme verlangen van de dichter naar de HEERE, naar de hoop op Zijn Woord?
Ik verwacht de HEERE, mijn ziet verwacht Hem en ik hoop op Zijn Woord. Mijn ziel wacht op de HEERE, meer dan de wachters op de morgen, wachters op de morgen.
Meer dan wachters die wachten op het ochtendlicht, verlangt de dichter van de Psalm, verwacht Israel naar het licht van God in donkere omstandigheden. Door tweemaal te spreken over het verlangen van wachters naar de ochtend, wordt het grote verlangen benadrukt. Dat het verlangen naar de HEER nog groter is, geeft aan hoe sterk het is. Hij verlangt niet in de eerste plaats naar verandering van omstandigheden, maar naar de HEER Zelf.
De begeerte of hunkering van de dichter, maar ook van Israel, voorheen, maar ook nu in onze dagen, dat het licht over Israel zal gaan schijnen en de Messias Zijn volk zal verlossen is zo intens.
Het verlangen kan zelfs zo sterk zijn dat ons lichaam daar op reageert, want lezen we over een andere plaats in de schrijft Paulus aan de Romeinen het volgende:
Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods. Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is.
Ziet u wel: Met reikhalzend verlangen ziet een barende vrouw uit naar de geboorte van een kind. Vanuit de diepte van de weeën die meer en meer opkomen tot de geboorte en het kind er is. Wat een vreugde. En zo kunnen we ook psalm 130 lezen.
Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE;
Ik verwacht de HEERE, mijn ziel verwacht Hem
en ik hoop op Zijn woord.
Mijn ziel wacht op de Heere,
meer dan wachters op de morgen,
wachters op de morgen.
Wat een verwachting spreekt daar uit he, vindt u ook niet. Dat is wel wat anders dan afwachten tot de HEERE komt.
Het wachten in Psalm 130 wordt vergeleken met het wachten van wachters op de morgen. Daardoor hebben de wachters de zekerheid dat het spoedig, op een bepaalde tijd, morgen zal zijn. De dichter van de Psalm heeft ook de verzekering van de verschijning van de HEERE, alleen weet hij niet wanneer dat zal zijn. Wat hij wel zeker weet, is dat “de zon van gerechtigheid” op die “morgen zonder wolken” zal “opgaan”.
In Maleachi 4 vers 2 lezen we namelijk:
Maar voor u die Mijn Naam vreest,
zal de Zon der gerechtigheid opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn;
en u zult naar buiten gaan en dartelen
als kalveren uit de stal.
Mijn ziel wacht op de Heer,… Dit wordt herhaald juist om het te bevestigen meer dan zij die op de ochtend letten: ik zeg, meer dan zij die op de ochtend letten; of, “meer dan de ochtendwachters, die uitkijken naar of tot de ochtend”, degenen die de laatste ochtendwake hebben en uitkijken naar het ochtendlicht. Zodat zij van hun plicht zijn ontheven.
Heeft u wel eens een nacht gewaakt, niet geslapen of niet kunnen slapen. Wat kunnen nachten dan lang duren, uur, na uur, na uur. En je kijkt uit naar het eerste streepje licht. En als dat dan aanbreekt, dan kun je soms zuchten van verlichting.
Maar we kunnen ook de komst van de Messias vergelijken met de komst van het ochtendgloren. En het licht van Gods aangezicht is vergelijkbaar met het ochtendlicht.
De toepassing voor de gemeente is dat zij met groot verlangen uitkijkt naar de komst van Christus, de Messias. Hierin mag zij ook hopen op Zijn woord, Zijn belofte.
De Heere vertraagt de belofte niet (zoals sommigen dat als traagheid beschouwen), maar Hij heeft geduld met ons en wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen, lezen we in de tweede brief van Petrus.
En het verlangen naar Zijn komst is van alle eeuwen en van alle tijden. Job, de rechtvaardige Job, wat verlangde hij om de Heere God te mogen zien. En hij brengt het prachtig onder woorden. Luister maar eens: En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen; Dewelken ik voor mij aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet een vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot.
Mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot…om Hem te zien en niet een vreemde.
Kent u ook dat sterke verlangen?
De dichters van de psalmen wisten er van hoor. Zullen we eens luisteren?
Ps. 84:3 Mijn ziel is begerig en bezwijkt ook van verlangen naar de voorhoven des HEEREN; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot den levenden God.
Ps. 119:81: Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt.
Ps. 119:82: Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw toezegging, terwijl ik zeide: Wanneer zult Gij mij vertroosten?
En dan Paulus: Want ik word van deze twee gedrongen, hebbende begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn; want dat is zeer verre het beste.
Maar nu het volk Israel. Wat kijken zij al eeuwen en eeuwen en eeuwen uit naar het ochtend gloren, en hoelang leeft dat volk al niet eeuwen en eeuwen en eeuwen in de stikdonkere nacht? Want in eerste instantie spreekt de dichter hier in deze Psalm over Israel.
Zij die vergeving en verzoening kennen, willen die delen met het volk van God, met hun broeders en zusters ( Ps 130:7 ). Het getuigenis houdt hoop in voor Israël, een hoop die alleen in de HEERE is verankerd. Alleen bij Hem “is goedertierenheid, en bij Hem is overvloedige verlossing”. Hiervan kan en zal iedereen die het persoonlijk heeft meegemaakt getuigen. Bij “overvloedige verlossing” kunnen we denken aan de talloze gelovigen die verlost zijn, maar ook aan de talloze zonden waarvan iedere gelovige is verlost. Dit geldt voor zowel oudtestamentische als nieuwtestamentische gelovigen.
Als dat geen zegen is.
DELEN
[Sassy_Social_Share]